De Cock liet zich in een fauteuil zakken en legde zijn hoedje naast zich op het tapijt. De grijze speurder monsterde de jonge vrouw op een bank voor hem. Ze droeg een nauwsluitende wijnrode rok met daarop een witzijden blouse met een kanten kraagje.
Melanie van Buuren, zo stelde hij vast, was mooi, aantrekkelijk, met grote amandelvormige ogen en een weelde aan lang krullend kastanjebruin haar.
Marinus de Vries ging naast haar zitten.
'Het is mijn fout,' sprak hij armzwaaiend. 'Ik kan er niets aan doen. Het hart ligt me op de tong. Toen Melanie mij vertelde dat die vieze oude psychater aan haar had zitten frunniken, heb ik tegen iedereen gezegd dat ik hem koud zou maken.'
De Cock gebaarde met beide handen in zijn richting.
'En… heb je hem koud gemaakt?'
Marinus de Vries grinnikte vreugdeloos.
'Natuurlijk niet. Je zegt zoiets in je drift… omdat je je woede even kwijt wil. Ik heb niet eens een aanklacht tegen die man ingediend.'
De profvoetballer glimlachte.
'Toen ik vanmorgen in de krant las, dat die De Leeuw voor zijn huis aan de Kalkmarkt was neergeschoten en dat u het onderzoek leidde, zei ik onmiddellijk tegen Melanie: wedden, dat die rechercheur De Cock vandaag nog bij ons op de stoep staat?'
'Vreemd?'
Marinus de Vries schudde resoluut zijn hoofd.
'Het zat erin. Er zijn altijd mensen die zich herinneren wat je hebt gezegd.'
De Cock keek demonstratief om zich heen.
'Heb je er bezwaar tegen, dat wij straks even rondneuzen om te zien waar je die revolver hebt verstopt?'
Marinus de Vries glimlachte.
'Als ik het had gedaan, dacht u dan dat ik het schiettuig in mijn huis bewaarde? Ik had dat ding allang ergens geplompt.'
De Cock reageerde niet. Hij wendde zich tot Melanie.
'Heb jij aan psychiater Van Weegen verteld, dat De Leeuw aan je had… eh, gefrunnikt?'
Melanie knikte.
'Hij vroeg mij waarom ik mijn behandeling bij De Leeuw niet had voortgezet.'
'Heb je aan Van Weegen ook verteld hoe je man had gereageerd?'
Melanie knikte opnieuw.
'Ik zag daar geen kwaad in. Ik ken Marinus; een grote bek, maar een klein hartje. Zelfs de trainer van zijn club zegt dat hij te lief is. Ik heb nooit gedacht dat iemand er ernstig op in zou gaan.'
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
'Moord vraagt om een motief.'
De donkere ogen van Melanie schoten vuur.
'Marinus is een…'
De Cock wuifde haar agressie weg en veranderde van onderwerp.
'U had last van postnatale depressies?' vroeg hij vriendelijk.
'Dat zei mijn dokter.'
'En die stuurde u naar psychiater De Leeuw.'
Melanie knikte.
'Volgens mijn huisarts de beste die er was.'
'Hoe is het met de baby?'
Het gezicht van Melanie vertederde.
'Ze ligt boven in haar bedje. Het is een beeld. Moet u haar straks even zien?'
De Cock glimlachte.
'Hoe is het nu met u?'
'Goed.'
'Hoe lang bent u bij psychiater De Leeuw aan de Kalkmarkt in behandeling geweest?'
'Ruim drie maanden.'
'Hebt u aan de Kalkmarkt wel eens andere patiënten van psychiater De Leeuw ontmoet?'
Melanie antwoordde niet direct. Ze keek wat schichtig opzij naar haar man.
'Marinus heeft liever niet, dat ik er met u over praat,' sprak ze schuchter. 'We hebben er vanmiddag al woorden over gehad. Het gaat ons niets aan, zegt hij.'
'Wat niet?'
Marinus de Vries boog zich iets naar voren.
'Het was volgens Melanie een zielig jong vrouwtje. Lief, klein en tenger. Ze leed aan trauma's… verschrikkelijke angstbeelden uit haar jeugd. Melanie had erg met haar te doen. Volgens haar kon je de vertwijfeling en de angst van haar gezichtje scheppen.'
Vledder toonde hem een vriendelijke grijns.
'Waarom,' vroeg hij met een zweem van verwondering, 'wil jij niet dat Melanie er met mij over praat?'
Marinus de Vries liet zijn hoofd iets zakken.
'Wij willen nergens bij betrokken raken.'
De Cock toonde verbazing.
'Hoe kan dat?'
Marinus de Vries keek naar hem op.
'Wat bedoelt u?'
De Cock gebaarde breed.
'Hoe kunnen jullie ergens bij betrokken raken?'
Marinus de Vries leunde achterover op de bank en zuchtte.
'Vertel jij het maar, Melanie.'
De jonge vrouw aarzelde even.
'Hannelore had een keer aan mij gevraagd of ik eens bij haar op visite wilde komen om haar huis te zien, haar tuin en…'
De Cock onderbrak haar.
'De patiënt van psychiater De Leeuw met trauma's uit haar jeugd heette Hannelore?'
Melanie knikte.
'Hannelore de Brunetière. Een moeilijke naam. Haar man was van Franse afkomst.'
De jonge vrouw stond van de bank op. Uit een zilveren vaasje op het dressoir pakte ze een notitie. 'Brunetière,' las ze hardop, 'met één "n" en een streepje op de tweede "e", Nieuwe Bussummerweg 1013 in Huizen.'
Melanie deed de notitie in haar vaasje terug en nam weer plaats op de bank naast haar man.
'De laatste keer dat ik bij De Leeuw in behandeling was,' ging ze verder, 'miste ik Hannelore. In de regel was zij voor mij aan de beurt. Dan was er altijd wel even tijd voor een babbeltje. Ik vroeg aan de psychiater of mevrouw De Brunetière haar behandeling bij hem had afgebroken. De Leeuw schudde zijn hoofd en zei dat ze om persoonlijke redenen had afgebeld.'
Melanie zweeg en staarde voor zich uit.
De Cock trilde van intense spanning. Het adres in Huizen had zijn bloedstroom versneld. De oude rechercheur bedwong zijn emoties. Hij begreep dat hij de jonge vrouw de tijd moest gunnen om haar verhaal af te maken.
'Ik… eh, ik had die middag niets te doen,' vervolgde Melanie. 'Marinus was trainen en kwam pas tegen de avond thuis. Ik reed na de behandeling direct met mijn autootje vanaf de Kalkmarkt naar Huizen. De Nieuwe Bussummerweg 1013 bleek een kapitale villa met een brede oprijlaan. Ik stapte uit en belde aan. Het duurde enige tijd. Toen werd de deur opengedaan door een lange slanke man in een zwartzijden kamerjas. Hij keek mij wat verwonderd aan en vroeg wat ik wilde. Ik vertelde wie ik was en dat ik Hannelore kwam bezoeken.'
De Cock schoof naar het puntje van zijn fauteuil. De oude rechercheur kon zijn ongeduld niet langer bedwingen.
'En toen?' vroeg hij gehaast. 'En toen?'
Melanie frommelde aan de kraag van haar bloesje.
' "Hannelore," ' zei ze mat, ' "Hannelore is er niet… is er niet meer," zei hij. "Ze werd vannacht vermoord." '
Ze reden met hun Golf Duivendrecht uit. Zwijgend. Het regende niet meer. Het wolkendek dat de stad had omhuld, was naar het oosten weggedreven. Een volle maan stond helder aan de hemel en toverde een zilveren gloed op de verkeersborden langs de randweg.
Vledder staarde nors voor zich op de weg. Zo nu en dan blikte hij heimelijk opzij naar De Cock, die onderuitgezakt naast hem zat. Het gezicht van de grijze speurder leek op een donderwolk kort voor de eerste bliksemflits.
De oude rechercheur schoof zijn hoedje ver naar achteren en klapte met de muis van zijn rechterhand tegen zijn voorhoofd.
'Stom, stom, stom,' gromde hij. 'Het is mij ontschoten. Ik had met de politie in Huizen willen bellen voor informatie.'
Hij draaide zich half om naar Vledder.
'Ik had ook niet naar je moeten luisteren,' siste hij van tussen zijn tanden. 'Toen de moord op die jonge vrouw op de telex kwam, had ik mijn gevoel moeten volgen en naar
Huizen moeten gaan.'
Vledder gebaarde afwerend.
'Dat is onzin. We hadden op dat moment in Huizen niets te zoeken. Dat wij later zouden worden opgezadeld met een vrijwel identieke moord, op psychiater De Leeuw, was niet te voorzien.'
De Cock zuchtte.
'Ik had dan beslist een verband gelegd tussen beide moorden. Dat heb ik nu verzuimd. Als Melanie ons pad niet had gekruist, dan had ik dat verband vermoedelijk nog niet gezien.'