Выбрать главу

Om de smalle lippen van de man danste een glimlach. Hij deed de deur verder open en gebaarde uitnodigend.

'Komt u binnen.'

Met Vledder in zijn kielzog liep De Cock aan de man voorbij en keek toe hoe hij de deur achter zich sloot.

'U bent Jean Pierre de Brunetière?'

De man knikte.

'Rechercheur De Cock… ik had u verwacht.'

De oude rechercheur toonde verbazing.

'Wij hadden ons niet aangekondigd.'

De man glimlachte opnieuw.

'Een vrouw had mij gewaarschuwd en gezegd dat zij u op mij zou afsturen.'

'Een vrouw?'

Jean-Pierre de Brunetière knikte.

'Lilian Kusters.'

'Uw schoonzuster.'

Jean-Pierre de Brunetière trok zijn schouders op.

'Ik was mij van haar bestaan niet bewust…

tot zij enkele dagen na de tragische dood van mijn echtgenote bij mij op de stoep stond en zich presenteerde als een zuster van mijn vrouw.'

'U had haar voordien nooit ontmoet?'

Jean-Pierre de Brunetière schudde zijn hoofd en ging de beide rechercheurs vanuit de hal voor naar een groot rechthoekig vertrek met donkere balken aan de zoldering. Ongeveer in het midden, rond een imposante schouw, stonden drie diepe, lederen fauteuils en twee middeleeuwse zetels met een hoge rugleuning.

'Neemt u plaats.'

De Cock wachtte tot Jean-Pierre de Brunetière zich in een van de fauteuils had laten zakken en nam toen tegenover hem plaats. Zijn oude hoedje legde hij naast zich op de verwarmde plavuizen vloer.

'Wij condoleren u,' sprak hij vormelijk, 'met het verlies van uw vrouw. Om misverstanden te voorkomen… onze interesse in het tragische verscheiden van uw echtgenote is geen vervolg op hetgeen Lilian Kusters ons verklaarde, maar komt voort uit ons onderzoek naar de dood van psychiater De Leeuw.'

Jean-Pierre de Brunetière knikte begrijpend.

'Hannelore was bij hem onder behandeling.'

'Waarvoor?'

Jean-Pierre de Brunetière antwoordde niet direct. Hij staarde naar de zoldering als zocht hij naar een juiste formulering.

Intussen nam De Cock hem nauwkeurig op. De oude rechercheur schatte de man op voor in de veertig. Hij had een olijfkleurige huid en diepzwart glad achterovergekamd haar. Zijn donkere ogen glansden vochtig.

'Het begon een paar maanden geleden,' sprak hij zacht. 'Hannelore werd midden in de nacht gillend wakker. Ze baadde in het zweet en haar ogen stonden groot en angstig. Ik vroeg haar wat er was. Ze zei dat ze had gedroomd… een verschrikkelijke droom over twee mensen, die voor haar ogen werden vermoord. Ik dacht aanvankelijk dat het van voorbijgaande aard was, maar de angstdromen kwamen steeds veelvuldiger terug.'

'Was er een verscheidenheid aan dromen of kwam steeds dezelfde angstdroom terug?'

Jean-Pierre de Brunetière sloot even zijn ogen.

'Ik had het idee, dat het steeds dezelfde droomervaring was. De reacties van Hannelore bij het ontwaken waren ook steeds hetzelfde. In overleg met onze huisarts is zij toen in behandeling gekomen bij psychiater De Leeuw in Amsterdam.'

'Had ze baat bij die behandeling?'

Jean-Pierre de Brunetière knikte traag voor zich uit.

'Hannelore werd wel iets rustiger.'

De Cock stak zijn handen naar voren en drukte de vingertoppen tegen elkaar.

'Hebt u met haar wel eens over de oorzaak van die steeds terugkerende angstdromen gesproken… bestond er een relatie tussen Hannelore en de mensen, die zij voor haar ogen zag vermoorden… kon zij een beschrijving geven van de toedracht?'

Jean-Pierre de Brunetière zuchtte.

'Ik had het idee, dat Hannelore zelf heel goed wist waar die angstdromen vandaan kwamen, maar om onbegrijpelijke redenen hield zij die voor mij verborgen. Ons huwelijk werd er niet beter op. Om niet steeds door haar angstdromen in mijn slaap te worden gestoord, zijn wij gescheiden gaan slapen. Dat is de reden, dat ik haar nachtelijke vlucht uit ons huis aanvankelijk niet heb bemerkt. Toen ik 's morgens haar bed onbeslapen vond en haar nergens in ons huis kon vinden, ben ik naar de politie gehold om haar vermissing te melden. Toen had men haar al gevonden.'

'Vermoord?'

Jean-Pierre de Brunetière knikte. Uit zijn vochtige ogen gleed een traan.

'Afgemaakt met een nekschot.'

De Cock nam een kleine pauze.

'Was Hannelore,' vroeg hij na een poosje, 'lid van de Zoekers van Osiris?'

Jean-Pierre de Brunetière keek hem verwonderd aan.

'Wat is dat?'

'Een sekte.'

Jean-Pierre de Brunetière maakte een weifelend gebaar.

'Niet dat ik weet. Ik bedoeclass="underline" ik heb nooit gemerkt dat Hannelore lid van iets was.'

'Droeg ze een amulet?'

De mond van Jean-Pierre gleed half open.

'Een amulet,' herhaalde hij toonloos. 'Een amulet. Toen men haar op dat zandpad vermoord vond, droeg ze om haar hals een ketting… een ketting met een amulet. De recherche heeft het ding aan mij gegeven. Ik had het nooit eerder bij haar gezien.'

Jean-Pierre de Brunetière stond uit zijn fauteuil op en liep naar een secretaire tegen de achterwand van het vertrek. Na enkele seconden kwam hij terug en bleef voor De Cock staan.

De oude rechercheur stak zijn rechterhand naar voren. Jean-Pierre de Brunetière liet de amulet met de ketting in de geopende hand glijden.

Naast hem stond Vledder op en boog zich voorover.

'Isis,' hijgde hij, 'het Bloed van Isis.'

11

Vledder klapte met zijn vuist een paar maal driftig op de rand van het stuur van de Golf Het gezicht van de jonge rechercheur zag rood.

'Ik heb gelijk,' riep hij opgewonden. 'Absoluut. Jij geloofde het niet… jij had je twijfels, maar ik ben er van het begin af aan van overtuigd geweest, dat die sekte iets met de moord op Adriaan de Leeuw te maken had. Het is nu wel duidelijk… ook Hannelore de Brunetière werd door de Zoekers van Osiris vermoord.'

De Cock keek hem van terzijde aan.

'En waar baseer je dat op?' vroeg hij gelaten.

Vledder gebaarde wild.

'Die amulet… het Bloed van Isis. Adriaan de Leeuw droeg hem en Hannelore de Brunetière droeg hem en beiden werden bij maanlicht vermoord.'

De jonge rechercheur grijnsde.

'Met een nekschot.'

De Cock reageerde niet direct. Hij streek met de rug van zijn hand langs zijn droge lippen.

'Het klinkt goed,' sprak hij na een poosje. 'Je zou er een officier van justitie mee kunnen overtuigen.'

Vledder beluisterde de toon.

'Jou niet?'

De Cock maakte een schouderbeweging.

'Volgens Jean-Piere de Brunetière was zijn vrouw geen lid van wat voor een sekte ook. En van de Zoekers van Osiris had hij nog nooit gehoord.'

Vledder liet zijn stuur even los.

'Hoe komt zijn vrouw dan aan die ketting met het Bloed van Isis?'

De Cock maakte een weifelend gebaartje.

'Na de moord om haar hals gehangen?'

Vledder keek hem verrast aan.

'Denk je dat?'

'Het is maar een suggestie.'

Vledder schudde zijn hoofd.

'Dat geloof ik niet. Volgens mij had Hannelore de Brunetière wel degelijk iets met de Zoekers van Osiris te maken en is haar dood het gevolg van haar relatie met die sekte.'

De Cock wreef zich achter in zijn nek.

'Ik hoop van niet.'

'Waarom niet?'

De Cock ademde diep.

'Omdat wij dan voor het eerst in onze carrière met twee onopgeloste moorden blijven zitten.'

Vledder snoof.

'Is die sekte onaantastbaar… kan die ongestraft moorden plegen?'

De Cock trok een gepijnigd gezicht.

'Niet onaantastbaar,' verzuchtte hij. 'Ook een sekte zal zich aan de wet moeten houden. Maar het wordt dan voor ons wel moeilijk om tot een sluitende bewijsvoering te komen. Als de sekteleden uit geloofsovertuiging blijven zwijgen…'