Na het vertrek van Lilian Kusters viel er een diepe stilte. Vledder pakte na enige tijd de stoel naast het bureau van De Cock en ging er achterstevoren op zitten.
'Ik… eh, ik vind haar suggestie helemaal zo gek niet,' opende hij voorzichtig. 'Het is heel goed mogelijk, dat Hannelore de Brunetière een verhouding had met psychiater De Leeuw.'
De Cock streek met zijn vlakke hand over zijn gezicht. Tussen zijn gespreide vingers door keek hij naar Vledder.
'En dat haar man… een vurige Corsicaan… omwille van die verhouding Hannelore met een nekschot afmaakte om vervolgens zijn vurige wraak op psychiater De Leeuw te koelen?'
Zijn stem droop van sarcasme.
Vledder gebaarde hulpeloos.
'Het kan toch?'
De Cock maakte een grimas.
'Het kan… in deze zaak kan alles. Het zou mij niets verwonderen als er nog een andere variant opduikt.'
De oude rechercheur strekte zijn arm beschuldigend naar Vledder uit.
'Maar nog geen uur geleden was je er absoluut van overtuigd, dat de moordenaar van Hannelore de Brunetière en psychiater De Leeuw in de boezem van de Zoekers van Osiris moest worden gezocht.'
Vledder trok een verongelijkt gezicht.
'Ook dat idee laat ik niet los.'
Zijn oude mentor schudde geërgerd zijn hoofd.
'Het lijkt wel een tombola.'
De Cock stond van zijn stoel op en wees naar de telefoon.
'Bel de technische dienst en zeg dat wij de amulet komen ophalen… vraag of ze voor alle zekerheid ook nog even de volumieke massa willen vaststellen.'
Vledder keek hem verward aan.
'Volumieke massa?'
De Cock knikte.
'Vroeger heette dat "soortelijk gewicht". Ik wil weten of de amulet massief is… louter stieplood bevat en niets anders.'
'En dan?'
De Cock slenterde naar de kapstok.
'Gaan wij samen naar de tempel op de Prinsengracht.'
Broeder Mycerius, in zijn rijkversierd, schitterend witte gewaad, wuifde minzaam naar een paar stoelen, die gedienstige sekteleden naast zijn zwartgelakte zetel hadden neergezet.
De Cock verschoof zijn stoel tot recht voor het gezicht van de sekteleider en nam toen plaats. Uit een zak van zijn regenjas nam hij een amulet en reikte die met de ketting aan broeder Mycerius over.
'Stieplood.'
Cornelis Bervoets glimlachte.
'Wij troffen hier, voor wij dit pand tot onze tempel verbouwden, een vrij grote hoeveelheid stieplood aan uit De Papieren Wereld, een drukkerij, die hier vroeger was gevestigd. Het lood laat zich gemakkelijk tot een amulet verwerken.'
De Cock knikte begrijpend.
'Dragen alle leden van de Zoekers van Osiris een amulet van stieplood?'
De sekteleider spreidde zijn handen.
'Het materiaal waaruit de amulet is vervaardigd, is niet belangrijk. Het is de betekenis die men aan het Bloed van Isis hecht.'
De Cock schudde zijn hoofd.
'U beantwoordt mijn vraag niet,' sprak hij streng. 'Dragen alle sekteleden een amulet, die van hetzelfde materiaal is vervaardigd.'
'Inderdaad.'
De Cock plukte uit het borstzakje van zijn colbert de amulet die Jean-Pierre de Brunetière hem ter beschikking had gesteld en hield hem aan de gouden ketting omhoog.
De ogen van Cornelis Bervoets werden groot van verbazing.
'Hoe komt u aan dit Bloed van Isis?'
De Cock maakte een vaag gebaar.
'Gevonden, om de hals van een vermoorde vrouw.'
'Hier in Nederland?'
De Cock knikte.
'In Huizen.'
Cornelis Bervoets stond van zijn zetel op en bekeek de amulet aandachtig.
'Dit is uniek,' sprak hij opgewonden. 'Julian Schoten was een rijke Belgische arts, die de dood-overwinnende kracht van Osiris opnieuw ontdekte. Toen hij in Zwitserland zijn eerste Zoekers van Osiris bijeenbracht, kregen ze van hem het Bloed van Isis in groene jade aan een gouden ketting.'
'Hoeveel zijn ervan?'
'Volgens onze kronieken zijn er niet meer dan vijftig van uitgegeven… in deze uitvoering. Als het geen vervalsing is, dan draagt dit Bloed van Isis ook een nummer.'
De Cock keek de sekteleider onderzoekend aan.
'En aan de hand van dat nummer is de oorspronkelijke eigenaar/houder van deze amulet te achterhalen?'
Cornelis Bervoets antwoordde niet.
'Hoe oud was die vermoorde vrouw?'
'Vijfentwintig jaar.'
De sekteleider schudde zijn hoofd.
'Dan kan dit Bloed van Isis nooit aan haar zijn uitgegeven. Daar was zij te jong voor. Hoe luidde haar naam?'
'Hannelore de Brunetière.'
Cornelis Bervoets maakte een schouderbeweging.
'Die naam is mij niet bekend.'
De Cock boog zich iets naar voren.
'Eisen de Zoekers van Osiris altijd het Bloed van Isis terug… na een… eh, een ultieme loutering?'
'Zeker.'
De Cock wees naar de amulet.
'Met dit Bloed van Isis uit jade moet dus iets onrechtmatigs zijn gebeurd?'
Cornelis Bervoets knikte.
'Vrijwel alle uitgegeven Bloed van Isis uit jade aan een gouden ketting zijn weer in het bezit van de Zoekers van Osiris in Zwitserland. Van de leden van het eerste uur zijn er niet veel meer in leven.'
De sekteleider strekte zijn hand naar de amulet uit.
'Mag ik het in bezit nemen? Dan stuur ik het op naar Zürich.'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Ik heb het in bruikleen.'
De oude rechercheur zweeg even.
'Ik weet,' ging hij plechtig verder, 'hoeveel emotionele waarde de Zoekers van Osiris aan het Bloed van Isis hechten. Ik zal oprecht proberen om de tegenwoordige eigenaar ertoe te bewegen om afstand van deze amulet te doen… onder één voorwaarde.'
Cornelis Bervoets keek hem argwanend aan.
'En dat is?'
'Dat ik van u de naam krijg en het verhaal van de oorspronkelijke houder of houdster van dit Bloed van Isis.'
Ze reden met een kalm gangetje van de Prinsengracht naar de Warmoesstraat terug. De Cock bekeek de amulet.
'Nummer negenendertig,' mompelde hij. 'Ik had nog niet eens gezien, dat dit Bloed van Isis was genummerd.'
Vledder reageerde niet. De jonge rechercheur boog zich over het stuur en keek door de voorruit naar de hemel.
'Maanlicht.'
De Cock borg de amulet weer in het borstzakje van zijn colbert.
In de Warmoesstraat voor de ingang van het politiebureau was nog een parkeerplaatsje vrij. De rechercheurs stapten uit. Toen ze de hal binnenstapten, zwaaide Jan Kusters met beide armen. Het gezicht van de wachtcommandant zag rood.
'Ik… eh, ik… eh,' hakkelde hij, 'ik heb een paar jongens naar de Sint Pietershalsteeg gestuurd. Daar was een dode vrouw aangetroffen.'
De mond van De Cock zakte half open. 'Vermoord?' vroeg hij hees. Jan Küsters knikte.
'De jongens gaven het net door… met een nekschot.'
12
Ze lag op haar buik. Midden op het asfalt van de smalle Sint Pietershalsteeg. Haar benen waren iets gespreid. Haar armen staken strak langs haar hoofd naar voren, eindigend in handen die in het wegdek klauwden. Haar beige mantel was op de rug iets gebold.
Twee jonge dienders stonden een paar meter van haar vandaan. Achter hen, op de Voorburgwal, tolde het zwaailicht van hun surveillancewagen. De oudste diender liep op De Cock toe. Hij tikte ter begroeting tegen de rand van zijn pet.
'Ik ben hoofdagent Van den Bergh. De vrouw is vermoord. Daarover bestaat geen enkele twijfel. We hebben de meute al voor u gewaarschuwd.'
De Cock knikte.
'Wie heeft haar gevonden?'
Agent Van den Bergh trok zijn schouders op.
'Dat is nog onbekend. Bij de wachtcommandant kwam een anoniem telefoontje binnen, dat er een dode vrouw lag in de Sint Pietershalsteeg. Toen wij hier kwamen was er niemand. Hij wees naar de dode. 'Behalve zij dan… met een schotwond in haar nek.'
De diender gebaarde om zich heen.
'We hebben in de directe nabijheid van het slachtoffer naar hulzen gezocht. Die waren er niet… althans, we hebben ze niet kunnen vinden.'