de weg te wijzen.'
De Cock morde.
'Ik heb liever geen pottenkijkers.'
Vledder trok een verongelijkt gezicht.
'Ik kon dat aanbod van Opdenbroecke moeilijk afwijzen.'
De Cock reageerde niet. Hij keek met afgrijzen naar de vehikels om zich heen. Het was razend druk op de A2 naar Utrecht. De oude rechercheur liet zich diep onderuitzakken en schoof zijn hoedje tot de rug van zijn neus. Het moderne verkeer was hem een gruwel. De grijze speurder was naar zijn gevoel minstens een eeuw te laat geboren. Zijn puriteinse ziel lag gekluisterd aan de statige trekschuit en de over idyllische landwegen voorthobbelende diligence.
Na een poosje drukte hij zich weer omhoog. Het onscherpe fotootje uit de kamer van Lilian Kusters kwam terug in zijn gedachten. Hij blikte opzij.
'Waarom zocht jij "Hove" in Nederland?'
Vledder keek hem verrast aan.
'Wij wonen en werken in Nederland.'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Dat is geen antwoord op mijn vraag,' reageerde hij scherp. 'Volgens mij ligt er een plaatsje "Hove" in België en is het kiekje in België gemaakt.'
'Hoe kom je daarbij?'
De Cock spreidde zijn handen.
'Blijkens de informatie die wij van Cornelis Bervoets hebben gekregen, zijn Guiseppe Gottlieb en zijn vrouw enige maanden na hun intrede bij de Zoekers van Osiris vanuit Zürich naar België verhuisd.'
Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
'Jij denkt,' formuleerde hij voorzichtig, 'dat het fotootje uit de kamer van Lilian Kusters het echtpaar Gottlieb en hun kinderen voorstelt?'
De Cock knikte.
'Dat ligt het meest voor de hand. Waarvoor zou Lilian Kusters anders dat fotootje hebben bewaard en in een lijstje hebben gezet? Het kiekje had voor haar een sentimentele waarde. Wij in Hove… een van die kinderen op het fotootje was zij zelf.'
'Hoe bewijs je dat?'
De Cock trok zijn schouders op.
'Dat is niet zo moeilijk. We vragen straks aan Opdenbroecke of hij in België een stad, dorp of gehucht kent met de naam Hove. En daarna vragen wij aan Mariska Montperlier of zij zich kan herinneren dat zij in Hove heeft gewoond.'
Vledder grinnikte.
'En dan?' vroeg hij gemelijk. 'Wat schieten we ermee op als we weten, dat ene Guiseppe Gottlieb met vrouw en kinderen in een plaatsje Hove in België heeft gewoond en dat een of andere amateur daar van hen een slordig kiekje heeft gemaakt?'
De Cock liet zich weer onderuitzakken.
'Roep me,' bromde hij, 'als we in Antwerpen zijn.'
De heer H.J.M. Opdenbroecke, de kleine, parmantige hoofdcommissaris van de gerechtelijke politie in Antwerpen schudde de beide rechercheurs hartelijk de hand.
'Goede reis gehad?' jubelde hij.
De Cock keek opzij naar Vledder.
'Eben-Haezer,' sprak hij glimlachend, 'tot hiertoe heeft ons de Heer geholpen.'
Opdenbroecke bood de rechercheurs een stoel aan en nam achter zijn bureau plaats.
'De heer Gaston Montperlier is, naar ik hoop, niet in opspraak gekomen?'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Onze interesse gaat niet zozeer uit naar de heer Gaston Montperlier. Wij wilden graag een onderhoud met zijn echtgenote Mariska.'
Hoofdcommissaris Opdenbroecke wuifde.
'De heer Gaston Montperlier staat bij ons te boek als een gerespecteerd burger.'
'En zijn vrouw?'
De heer Opdenbroecke glimlachte.
'Ook niets ten nadele van haar. Mevrouw Montperlier is een lieve, zachte vrouw. Ze straalt van tederheid.' Hij boog zich iets naar voren. 'Is zij ergens bij betrokken geraakt?'
De Cock zuchtte. De oude rechercheur begreep, dat hij toch iets van de achtergronden van zijn missie aan de hoofdcommissaris moest prijsgeven.
'De eigennaam van de vrouw van Gaston Montperlier,' begon hij zakelijk, 'is Gottlieb… Mariska Gottlieb. In een kort tijdsbestek zijn in Nederland twee van haar zusters om het leven gebracht.'
'Vermoord?'
De Cock knikte.
'Afgemaakt met een nekschot.'
'Bent u de dader of daders al op het spoor?'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Ik ben nog steeds op zoek naar het motief,' antwoordde hij somber.
'En dat motief hoopt u hier te vinden?'
De Cock ontweek de vraag.
'Kent u in België een dorp, plaats of gehucht met de naam Hove?'
Hoofdcommissaris Opdenbroecke knikte.
'Het is pal bij Antwerpen… een paar kilometer in de richting van Brussel. Een wat landelijk gebied. Wilt u daar ook heen?'
De Cock antwoordde niet direct. Hij nam uit een binnenzak van zijn colbert het fotootje uit de kamer van Lilian Kusters en schoof dat over het bureau naar de heer Opdenbroecke.
'Dit is… zo neem ik aan… een kiekje van de familie Gottlieb… oorspronkelijk afkomstig uit Zürich. Op de achterkant van het kiekje staat: Wij in Hove. Het is jammer dat het fotootje zo onduidelijk is. De gezichten zijn nauwelijks te onderscheiden.'
De heer Opdenbroecke knikte.
'Het is een kiekje zoals die vroeger met zo'n eenvoudig boxje werden gemaakt. Een camera obscura. Zes bij negen. Andere maten waren er niet.'
De Cock wees naar het kiekje.
'Ik vermoed dat de man en de vrouw in het midden de ouders van de kinderen zijn. Ze waren lid van een sekte, de Zoekers van Osiris.'
De heer Opdenbroeke glimlachte.
'Die hebben we ook in België.'
De Cock negeerde de opmerking.
'Ga ik uit van de leeftijd van het kleinste meisje, dat rechts aan de zijde van de vrouw staat, dan schat ik dat het fotootje zo'n twintig jaar geleden is genomen.'
De heer Opdenbroecke keek op.
'U weet hoe oud het slachtoffer was.'
De Cock knikte.
'Hannelore Gottlieb was vijfentwintig jaar toen zij om het leven werd gebracht.'
De heer Opdenbroecke glimlachte.
'Dan bent u,' sprak hij prijzend, 'met uw schatting niet ver van de realiteit.'
De Cock ademde diep.
'Er moet in de jeugd van Hannelore… het jongste kind… iets zijn gebeurd wat zij geestelijk niet heeft kunnen verwerken. Ze leed kort voor haar dood aan trauma's en was in behandeling bij een psychiater.'
De heer Opdenbroecke spreidde zijn beide handen.
'En kan die psychiater u niets vertellen?'
De Cock greep met zijn handen naar zijn hoofd.
'Ook die psychiater,' verzuchtte hij, 'is dood.'
Op de achterbank, in de zachte kussens van een zwartglanzende limousine van de gerechtelijke politie keken De Cock en Vledder geamuseerd om zich heen. Schitterende lanen en straten van de fraaie stad Antwerpen gleden aan hen voorbij.
Hoofdcommissaris Opdenbroecke had het voor Nederlandse rechercheurs niet gepast gevonden om met een simpele Golf bij de deftige familie Montperlier voor te rijden. Met een hoffelijk gebaar had hij hen van zijn eigen dienst een wagen met chauffeur ter beschikking gesteld.
'Hij blijft op u wachten tot u uw missie bij de familie Montperlier heeft voltooid.'
De Cock had hem verzekerd dat hij van de Amsterdamse politie beslist geen soortgelijke contraprestatie kon verwachten en had het aanbod willen afwijzen. Maar hoofdcommissaris Opdenbroecke had van een weigering niet willen weten.
Hoewel verschillend van bouwstijl, had het huis van Gaston Montperlier de allure van een Amsterdams grachtenhuis uit de Gouden Eeuw Tot verwondering van De Cock stond de monumentale toegangsdeur wijd open. Aarzelend stapte hij naar binnen. Vledder volgde in zijn kielzog.
In de ruime hal met marmeren vloeren en wanden en wulpse engeltjes aan het plafond werden de beide rechercheurs ontvangen door een keurig geklede, al iets kalende heer, die minzaam naar hen boog.
De grijze speurder nam beleefd zijn hoedje af.
'Mijn naam is De Cock,' sprak hij zacht. 'De Cock met… eh, met ceeooceekaa.' Hij wenkte opzij. 'En dat is mijn jonge collega Vledder. Wij zijn rechercheurs verbonden aan het politiebureau aan de Warmoesstraat in Amsterdam. Wij hadden graag een onderhoud met mevrouw Montperlier.'