De Cock knikte instemmend.
'Je hebt gelijk,' beaamde hij. 'De angst van Adriaan de Leeuw was een begrijpelijke angst voor de dood.'
Vledder strekte zijn rechterhand naar de grijze speurder uit.
'Precies,' reageerde hij. 'Dat sluit volkomen aan op hetgeen Cornelis Bervoets ons over zijn sekte heeft verteld… de vrees van de gelovigen voor het moment van de overgang.'
De Cock keek zijn jonge collega schuins aan.
'Jij bent ervan overtuigd,' vroeg hij met een zweem van ongeloof, 'dat Adriaan de Leeuw door zijn eigen sekte werd vermoord?'
Vledder knikte heftig.
'Absoluut… moord bij volle maan, zoals de Zoekers van Osiris dat wensen.'
De Cock wreef langzaam met zijn vlakke hand over zijn breed gezicht. Het was een gebaar om tijdwinst.
'Cornelis Bervoets… hoe… eh, hoe luidt zijn sektenaam ook weer?'
'Mycerius.'
'Mycerius noemt het geen moord.'
Vledder grijnsde.
'Een vorm van euthanasie.'
Zijn stem trilde van sarcasme.
De Cock knikte.
'Euthanasie,' herhaalde hij. 'Leven zonder Ka… zonder persoonlijkheidsaspect… is volgens Cornelis Bervoets een ondraaglijke kwelling… een kwelling, die alleen door vernieuwing… door een ultieme loutering kan worden weggenomen.'
Hij zweeg even.
'En hoe bereikt men die vernieuwing… die ultieme loutering?'
Vledder kneep zijn lippen op elkaar en schudde zijn hoofd.
'Daar geef ik geen antwoord op,' reageerde hij nukkig.
De Cock maakte een berustend gebaar.
'Dan zal ik je dat antwoord geven,' sprak hij gelaten. 'Door de dood. Dat is de religieuze motivering om een moord tot euthanasie te transformeren.'
Vledder keek zijn oude collega argwanend aan.
'Voel je je niet goed?' vroeg hij met gespeelde bezorgdheid. 'Heeft dat hoogdravende gezwets van die Cornelis Bervoets jou beïnvloed?'
De jonge rechercheur duimde over zijn schouder.
'Nog even en je bent rijp om lid van die sekte te worden.'
'Ik ben niet beïnvloed,' antwoordde De Cock. De grillige lijnen rond zijn mond krulden vrolijk.
'Ik probeer me alleen in de gedachtewereld van die sekte te verplaatsen. Adriaan de Leeuw was lid van de Zoekers van Osiris en deelde hun ideeën. Volgens zijn vrouw geloofde hij onvoorwaardelijk dat hij door de godin Isis zou worden beschermd.'
Vledder schudde afkeurend zijn hoofd.
'De zweverige ideeën van de sekte van de Zoekers van Osiris interesseren mij voor geen meter,' reageerde hij fel. 'Adriaan de Leeuw werd met een nekschot vermoord. Dat is de realiteit. En als dat… op basis van welke gedachtekronkel dan ook… op het uitdrukkelijk en ernstig verlangen van de psychiater gebeurde, dan is dat geen grond tot strafuitsluiting. Zeker niet. De dader blijft schuldig aan overtreding van artikel 293 van het Wetboek van Strafrecht. En dat artikel kent een strafbedreiging van twaalf jaar… voldoende voor een arrestatie… ook buiten heterdaad.'
De Cock leunde behaaglijk in zijn stoel achterover. De felle reactie van zijn jonge collega deed hem goed. Hij hield niet van lauwe politiemensen.
'Je vergeet een ding,' formuleerde hij voorzichtig. 'Onze wet kent geen collectieve schuld. We kunnen de gehele sekte niet verantwoordelijk stellen voor de dood van de psychiater. We zullen moeten bewijzen wie uiteindelijk de trekker van de revolver overhaalde.'
Vledder fronste zijn wenkbrauwen.
'Revolver?'
De Cock knikte.
'Ik neem aan dat het moordwapen een revolver was. Ik heb in de directe omgeving van het lichaam van Adriaan de Leeuw geen uitgeworpen huls gevonden, dus zeker ben ik niet.'
'En de uitschotkogel?'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Gisteravond in het donker heb ik hem niet kunnen vinden. Ga straks nog maar eens even kijken. En vraag aan mevrouw De Leeuw of ze de wettelijke erfgenaam is van het vermogen van haar man.'
'Waarom?'
De Cock grijnsde.
'Het is altijd belangrijk om dat te weten.'
De oude rechercheur verzonk in gepeins. Na enige tijd stak hij gebarend de wijsvinger van zijn rechterhand omhoog.
'We weten niet of Adriaan de Leeuw werkelijk zo intens naar zijn vernieuwing… naar zijn ultieme loutering uitzag. Dat is een speculatief vermoeden. Ik heb aan Cornelis Bervoets, de leider van de Zoekers van Osiris, verzuimd te vragen of de psychiater zijn uitdrukkelijke en ernstige verlangen daartoe aan hem heeft kenbaar gemaakt.'
Vledder grijnsde.
'Je had hem toch vast moeten houden… die Cornelis Bervoets. Misschien dat een paar dagen cel…'
Voordat De Cock kon protesteren, rinkelde op zijn bureau de telefoon. Vledder boog zich voorover, nam de hoorn op en luisterde. De jonge rechercheur maakte haastig een paar aantekeningen en legde na enkele minuten de hoorn op het toestel terug.
De Cock keek hem vragend aan.
'Wie was dat?'
Vledder gebaarde naar de vloer.
'Jan Kusters.'
'Wat had hij?'
'De wachtcommandant vond het nodig om het even door te bellen. Er is net een telexbericht binnengekomen van een overval op een bank in Amsterdam-Zuidoost.'
'Wanneer?
'Een uurtje geleden…'
De Cock maakte een schouderbeweging.
'Wat is daar voor bijzonders aan?' vroeg hij knorrig. 'Er worden in ons land bijna dagelijks bankovervallen gepleegd… ook in Amsterdam-Zuidoost.'
Vledder knikte.
'Jan Kusters was er zeker van,' sprak hij bedaard, 'dat jij belangstelling had.'
De Cock reageerde verrast.
'Waarom ik?'
Vledder raadpleegde zijn aantekeningen.
'De jonge overvaller dwong een toevallig aanwezige cliënt van de bank, een vijftigjarige man die zich tegen hem verzette, op zijn buik te gaan liggen. Dat deed de man uiteindelijk. Toen hij aanstalten maakte om weer overeind te komen, schoot de overvaller hem met een vuurwapen in zijn achterhoofd.'
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
'In zijn achterhoofd?'
Vledder knikte met een strak gezicht.
'De man was vrijwel op slag dood. De dader vluchtte in paniek. Na een korte achtervolging hebben agenten van bureau Flierbosdreef hem gepakt… Ronald de Leeuw, zoon van psychiater De Leeuw… onder invloed van drugs.'
De Cock staarde hem verschrikt aan.
'Allemachtig.'
Broeder Mycerius schudde zijn hoofd. Hij zat in zijn rijkversierd, schitterend wit gewaad op een zwartgelakte stoel met een hoge rechte rugleuning en zag er indrukwekkend uit.
'Broeder Mentoehotep heeft met mij nooit over zijn ultieme loutering gesproken,' sprak hij zacht.
Over het scherpe, hoekige gelaat van Cornelis Bervoets gleed een glimlach.
'Dat is ook niet nodig. Elke broeder of zuster kan zijn of haar wens aan een medebroeder of — zuster kenbaar maken. De uitvoering van het uitgesproken verlangen geschiedt anoniem. Niemand van ons weet wie de uitvoering op zich neemt. Die anonimiteit beschermt ons tegen mensen zoals u… dwalende behoeders van een zogeheten rechtsstaat.'
De Cock schonk de sekteleider zijn innemendste glimlach.
'Is nooit de gedachte bij u opgekomen, dat niet wij, maar u wel eens dwalende zou kunnen zijn?'
Cornelis Bervoets antwoordde niet. Met een hooghartige blik uit zijn helgroene ogen stak hij zijn rechterhand naar voren. Zijn handpalm omhoog.
'Het Isisbloed?'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Dat heb ik niet.'
Cornelis Bervoets keek hem strak aan.
'Ik dacht dat het Isisbloed de reden was van uw komst naar onze tempel.'
De Cock ademde diep en bedwong een opkomende ergernis. De houding van de sekteleider prikkelde hem.
'De gerechtelijke sectie op het lichaam van de heer De Leeuw,' sprak hij kalm, 'vindt vanmiddag plaats. Ik heb mijn collega Vledder verzocht de amulet in het belang van het onderzoek in beslag te nemen.'