Выбрать главу

De helgroene ogen van Cornelis Bervoets fonkelden kwaadaardig.

'Daar hebt u het recht niet toe,' brieste hij. 'Het Bloed van Isis is onvervreemdbaar eigendom van de Zoekers van Osiris. De gelovigen… de ingewijden… hebben het slechts in bruikleen.’

'Kunt u dat bewijzen?'

De sekteleider stond van zijn hoge zetel op.

'Bewijzen… bewijzen?' riep hij gebelgd. 'Wij behoeven niets te bewijzen… aan niemand.'

De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.

'Volgens de regels van onze… eh, onze dwalende rechtsstaat behoort de amulet na de dood van haar man toe aan mevrouw De Leeuw.'

'Die ongelovige?'

De Cock glimlachte.

'Gelovig of ongelovig, dat is voor ons geen punt van overweging. Zij was in gemeenschap van goederen met De Leeuw getrouwd en er is een testament ten behoeve van de langstlevende.'

De sekteleider kneep zijn ogen halfdicht.

'U bent niet van plan om het Bloed van Isis aan Mentoehotep terug te geven?'

'U bedoelt… psychiater De Leeuw?'

'Mentoehotep.'

De Cock zuchtte.

'Volgens ons erfrecht komt de amulet aan zijn… eh, zijn ongelovige vrouw toe.'

Cornelis Bervoets spreidde zijn armen. De wijde mouwen van zijn gewaad gaven aan het gebaar een extra dimensie.

'Voor ongelovigen,' riep hij gedragen, 'brengt het bezit van het Bloed van Isis slechts rampen en onheil. Het Bloed van Isis behoort aan de vernieuwde en gelouterde Mentoehotep.'

De Cock keek Cornelis Bervoets strak aan.

'Adriaan de Leeuw, de psychiater, is dood… kil en koelbloedig vermoord… en ik zoek naar het motief en naar zijn moordenaar.'

Hij strekte zijn rechterhand naar de sekteleider uit. 'Mogelijk vind ik beide onder het banier van de Zoekers van Osiris.'

Het gezicht van Cornelis Bervoets verstarde. De wangen van zijn hoekig gelaat kleurden rood. Opnieuw spreidde hij zijn armen.

'Het Bloed van Isis,' sprak hij dreigend en met stemverheffing, 'kome over u en uwe kinderen.'

De Cock knikte traag voor zich uit.

'Die tekst ken ik,' sprak hij somber. 'De mensen die dat lang geleden eens riepen, hebben nooit de draagwijdte van hun kreet beseft.'

Hij draaide zich langzaam om en slofte de tempel uit.

Ze reden met hun politie-Golf van het Damrak rechts naar de Prins Hendrikkade, gleden de Sint-Nicolaaskerk voorbij en passeerden het fraaie Scheepvaarthuis op de hoek van de Binnenkant.

De Cock blikte opzij naar Vledder aan het stuur.

'Hoe was de sectie?'

De jonge rechercheur grijnsde.

'Dokter Rusteloos was knorrig en had haast. Dit was deze dag zijn vierde sectie. Hij was moe en wilde naar huis. Ik heb hem nog nooit zo snel zien werken.'

'Geen bijzonderheden?'

Vledder schudde zijn hoofd.

'Volgens dokter Rusteloos genoot Adriaan de Leeuw een puike gezondheid.'

Het klonk cynisch.

'Heb je de ketting en de amulet naar onze technische dienst gebracht?'

Vledder keek hem vragend aan.

'Waarom wil je weten uit welk materiaal dat Bloed van Isis is vervaardigd?'

De Cock trok een pijnlijk gezicht.

'Cornelis Bervoets, de leider van de Zoekers van Osiris, is er bijzonder op gebrand de amulet zo snel mogelijk in zijn bezit te krijgen. Ik vraag mij af waarom.'

'Religieuze overwegingen?'

De Cock wreef over zijn kin.

'Dat kan,' antwoordde hij voorzichtig. 'Maar ik wil de mogelijkheid niet uitsluiten, dat er iets met de amulet is… dat andere dan religieuze overwegingen een rol spelen.'

'Welke?'

'Geen flauw idee,' riep De Cock geprikkeld. 'De interesse die de sekteleider in de amulet van Adriaan de Leeuw toonde, was… naar mijn gevoel… te nadrukkelijk. Dat maakte mij wantrouwend.'

De oude rechercheur zweeg enige seconden.

'Hoe liep het op de Kalkmarkt?'

Vledder maakte een schouderbeweging.

'Mevrouw De Leeuw toonde zich in het geheel niet verbaasd dat ik haar vragen stelde over haar financiële positie. Dat zij in gemeenschap van goederen was gehuwd en dat er een testament ten behoeve van de langstlevende bestond, heb ik je doorgebeld.'

'Wist zij al wat er met Ronald was gebeurd?'

Vledder trok zijn schouders op.

'Zij heeft er niets over gezegd en ik heb het onderwerp niet aangeroerd.'

'De uitschotkogel?'

Vledder maakte een triest gebaar.

'Die heb ik niet teruggevonden. Waar het hoofd van de psychiater lag, ontdekte ik een verse put in een straatsteen. Ik ben bang, dat de kogel is weggesprongen en in het water terecht is gekomen.'

'Jammer,' zei De Cock. 'We hebben nu geen mogelijkheid om te onderzoeken of de kogel die de psychiater doodde, uit het vuurwapen van Ronald de Leeuw kwam.'

Vledder snoof.

'Ik hoop dat hij levenslang krijgt.'

'Ronald de Leeuw?'

Vledder knikte heftig.

'Voor gewapende roofovervallen met een dodelijke afloop moest men de doodstraf weer invoeren.'

De Cock schudde zijn hoofd.

'Dat mag je niet hardop zeggen,' sprak hij bestraffend. 'Als ze je in Den Haag konden horen, werd je onmiddellijk van de loonlijst afgevoerd.'

Vledder klapte uit woede met zijn vuist op de rand van het stuur.

'Het is… het is een bezopen wereld,' siste hij tussen zijn tanden. 'In wat voor een van God verlaten land leven wij tegenwoordig?'

De jonge rechercheur liet even met beide handen zijn stuur los en zwaaide emotioneel.

'Wie bekommert zich om de nabestaanden van die vijftigjarige man, die de moed had om zich tegen de bankovervaller te verzetten?'

Hij schudde zijn hoofd.

'Niemand,' riep hij heftig. 'Maar voor de dader… voor de moordenaar… ligt er nu al op last van Den Haag ergens een complete uitrusting engeltje-tweede-klasse klaar.'

De Cock lachte.

'Wind je niet op,' sprak hij kalmerend. 'Het heeft geen enkele zin. Doe je werk als politieman… zo goed mogelijk… naar beste vermogen… zodat je eigen geweten niet in het gedrang komt. Dat anderen er een puinhoop van maken is niet onze verantwoordelijkheid.'

Vledder schudde zijn hoofd.

'Jij bent een paar dagen ouder dan ik. Jij zult in je lange loopbaan bij de politie heel wat tikken op je kanis hebben gehad. Je hebt leren berusten. Zover ben ik nog niet.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. De woorden van zijn jonge collega noopten hem tot een korte zelfanalyse. Hij blikte opzij.

'Vind je mij een uitgedoofde oude man?' vroeg hij met enige argwaan. 'Een slappe vent uit wie alle vechtlust is weggevloeid?'

Vledder keek hem aan. Op zijn jong gezicht brak een glimlach door.

'Ik heb je niet willen kwetsen,' sprak hij ernstig. 'Je weet wel beter. Ik loop nog graag aan je hand… ben nog steeds trots, dat ik met je mag samenwerken. Ik ben geen man van complimenten, maar ik wil het je wel eens zeggen.. heel openhartig… voor mij ben je een moordgabber.'

De Cock liet zich gevleid onderuitzakken en was blij dat zijn moeie voeten zich nog niet aandienden.

Een tijdlang reden ze zwijgend voort. Vledder manoeuvreerde de Golf bekwaam door het woelige stadsverkeer. Via de Gooiseweg bereikten ze de Bijlmermeer en namen de tweede afslag.

De Cock zwaaide naar links.

'Hier… Flierbosdreef.'

5

De Cock keek Harold Buijs verwonderd aan. 'Zit jij hier… op Flierbosdreef?' Harold Buijs knikte. 'Al bijna drie jaar.'

'Je was toch rechercheur bij de Vreemdelingendienst?'

Harold Buijs glimlachte. 'De korpsleiding vond dat ik met mijn ervaring, opgedaan bij de Vreemdelingendienst, in de Bijlmermeer goed op mijn plaats was.' De Cock maakte een grimas. 'Soms neemt zelfs onze korpsleiding een verstandig besluit.' Harold Buijs lachte. 'Ik heb ook niet geprotesteerd.'