De Cock kauwde op zijn onderlip.
‘Hij kan ook pas,’ sprak hij nadenkend, ‘in het Amstelstation in de trein zijn gestapt. Dat is het laatste station voor het eindpunt Centraal. Hij heeft dan alles bij elkaar toch nog zeven minuten.’ ‘Tijd genoeg voor moord.’
‘Inderdaad.’
Vledder keek De Cock peinzend aan.
‘Hoe was Suzette de Tournes gekleed?’
‘In een zwartfluwelen broekpak met een nauwsluitend jasje, waaronder een witzijden blouse met een diep uitgesneden Vhals.’
‘Volgens de steward?’
‘Ja.’
De jonge rechercheur grinnikte.
‘Een opmerkzame steward.’
Het klonk wat schamper.
De Cock knikte traag.
‘Dat vond ik ook. Ik vroeg hem of hij een bijzondere belangstelling had voor dameskleding.’
‘En?’
‘Hij hielp vroeger zijn oude moeder. Ze had jarenlang een zaak in damesmode. Vandaar zijn bijna beroepsmatige interesse.’ ‘Waar?’
‘Wat bedoel je?’
‘Waar was die modezaak?’
‘In Enkhuizen.’
De mond van Vledder viel half open.
‘In Enkhuizen?’ riep hij verrast.
De Cock knikte.
‘Daar is hij geboren en getogen. Hij woont pas een goed jaar in Amsterdam.’
In het voorhoofd van Vledder verscheen een diepe denkrimpel. ‘Weet je, dat je in zo’n karretje van een treinsteward alles kunt verstoppen?’
De Cock keek hem onderzoekend aan.
‘Je bedoelt… dameskleding?’
De jonge rechercheur knikte vaag.
‘Dat is doodeenvoudig. Zo eenvoudig, dat je de mogelijkheid bijna over het hoofd zou zien.’ De denkrimpel in zijn voorhoofd krulde. ‘Heb je zijn volledige personalia?’
De grijze speurder glimlachte.
‘Je wilt zijn antecedenten opvragen?’
‘Precies.’
De Cock tastte naar de binnenzak van zijn colbert en wierp de jonge rechercheur zijn notitieboekje toe. ‘Het staat op de voorlaatste bladzijde.’
Vledder nam het boekje op, greep de hoorn van het telefoontoestel, draaide het nummer van de Herkenningsdienst en gaf naam, datum en plaats van geboorte door. Het duurde nog geen halve minuut. Toen legde hij de hoorn op het toestel terug. Zijn jong gezicht had geen expressie.
‘Pieter de Boer,’ sprak hij hees, ‘is ruim twee jaar geleden door de recherche van Enkhuizen verhoord. Hij werd verdacht van een zedendelict.’
‘Wat voor een zedendelict?’ Vledder slikte.
‘Verkrachting.’
Vledder manoeuvreerde de oude Volkswagen door het drukke stadsverkeer. Wild gebarend en met een rood hoofd keek hij om zich heen. ‘Is er in Amsterdam nog iemand die zich aan de verkeersregels houdt?’ riep hij woedend. ‘Botsautootjes op de kermis. De enige manier om veilig door deze stad te komen is in een tank.’
De Cock lachte.
‘Die krijgen we niet. Wegens de begroting. De politie moet bezuinigen.’
Vledder snoof.
‘Lang leve de misdaad.’
‘A men.’
Via de Rijnstraat en de fraaie Utrechtsebrug over de Amstel bereikten ze de A2. Vledder blikte opzij.
‘Weet hij dat we komen? Anders rijden we voor niets.’ De Cock knikte.
‘Hij weet het. Dat heeft Jan Westerneng voor ons geregeld. Bovendien moet hij thuis zijn. Hij mag nog niet aan het werk. Volgens zijn huisarts moet hij nog een paar dagen rust houden.’ ‘Weet men al waar die plotseling opkomende maagklachten vandaan kwamen?’
‘Dat is ook moeilijk te achterhalen. Maagklachten kunnen op vele manieren ontstaan. Ik ben alleen benieuwd of hij zich nog iets herinnert.’
Vledder maakte een schouderbeweging.
‘Ik verwacht er niet veel van. Volgens jouw steward reed die oude grijze dame die bij Suzette de Tournes in de coupé zat, pas vanaf Utrecht mee.’
‘Je bedoelt dat de conducteur de trein toen al met maagklachten had verlaten?’
Vledder knikte.
‘Over haar zal hij ons niets kunnen vertellen.’
‘Misschien.’
Ze reden een tijdlang zwijgend verder. De grijze speurder liet zich wat onderuitzakken en duwde zijn hoedje tot op zijn wenkbrauwen. Bij het zoevend geluid van de banden dommelde hij zachtjes in. Pas in de buurt van Maarssen ontwaakte hij uit een zoete sluimer. Met een milde grijns op zijn gezicht keek hij schuin omhoog.
‘Ik droomde dat wij in het paradijs waren.’
Vledder grinnikte.
‘Hoe was het daar?’
‘Prachtig. We konden direct aan de slag.’
‘Wij samen?’
De Cock knikte nadrukkelijk.
‘Als engelbewaarder derde klasse.’
Vledder gniffelde.
‘Met uitzicht op bevordering?’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
‘Dat weet ik niet,’ grapte hij. ‘Toen werd ik wakker.’ De oude rechercheur schoof zijn vilten hoedje weer naar achteren en keek om zich heen. ‘We komen al aardig in de richting. Ken jij de weg in Utrecht een beetje? Ik verdwaal er altijd.’ ‘Waar moeten we zijn?’
De Cock plukte een notitieblaadje uit het borstzakje van zijn colbert. ‘De conducteur,’ las hij hardop, ‘is ene Cornelis de Jonghe. Hij woont in Utrecht-Oost, Lunetten, Gaasterland 311.’ Vledder knikte begrijpend.
‘Dan gaan wij bij knooppunt Oudenrijn linksaf.’
De Cock frommelde het notitievelletje weer in zijn borstzak. Wat verstrooid keek hij opzij.
‘Ik heb van jou,’ sprak hij verwonderd, ‘nog niets over de sectie gehoord.’
Vledder trok ongeïnteresseerd zijn schouders op.
‘Er was ook weinig schokkends,’ sprak hij gelaten. ‘De oude dokter Den Koninghe had gelijk. Er waren heel veel kraakbeenringetjes van de luchtpijp gebroken. Ik heb dat bij een verwurging nog nooit zo erg meegemaakt. Het komt misschien door haar lange hals. Ook dokter Rusteloos vond het opmerkelijk.’ ‘Sporen van verkrachting?’
Vledder liet zijn hoofd iets zakken.
‘Nee.’
De Cock glimlachte.
‘Peet of Pieter de Boer valt af?’
Vledder bromde.
‘Dat lijkt mij een overhaaste conclusie.’
De oude rechercheur negeerde de opmerking.
‘Heb je nog aan een toxicologisch onderzoek gedacht?’ Vledder knikte.
‘Potjes met urine, maag- en darminhoud, alsmede de gebruikelijke lijkdelen, zijn al onderweg naar het gerechtelijk laboratorium.’ ‘Nagelvuil?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Er was geen nagelvuil.’
De Cock reageerde verrast.
‘Geen nagelvuil?’
Vledder schudde opnieuw zijn hoofd.
‘Ik heb niets kunnen vinden,’ sprak hij verontschuldigend. ‘Ze had schitterend mooie nagels. Lang, slank en puntig. Prachtig gelakt in zachtroze met een zilveren gloed.’
‘Geen breuken of inscheuringen?’
‘Nee.’
De Cock kneep zijn lippen op elkaar.
‘Weet je wat dat betekent?’
Vledder knikte traag.
‘Suzette de Tournes heeft zich niet tegen haar moordenaar verzet.’
Vledder parkeerde de Volkswagen bij het stationnetje UtrechtLunetten. De Cock stapte uit en strekte zijn verkreukelde rug. Vledder sloot de wagen af en beiden wandelden in een slentergangetje in de richting van Gaasterland. Vledder keek omhoog naar een brekend wolkendek.
‘Het is warempel droog in Utrecht,’ zei hij verrast.
De Cock stootte hem van terzijde aan.
‘Help mij er straks aan herinneren dat ik een bloemetje koop.’ Vledder keek hem verwonderd aan.
‘Een bloe-me-tje?’
‘Ja.’
‘Voor wie?’
‘Louise de Coligny. Als we bij die conducteur zijn geweest gaan we nog even naar het Academisch Ziekenhuis. Dat is meer in het Centrum van Utrecht. Bij de Catharijnesingel. Ik wil toch wel meer over die moordaanslag weten.’
Bij Gaasterland 311 stopten ze. Naast een bescheiden plastic plaatje met C. de Jonghe drukte De Cock op de bouton. Het duurde enkele seconden. Toen werd de deur elektrisch geopend. Via een stenen trappenhuis bereikten ze de eerste etage. In de deuropening stond een jonge vrouw.