Выбрать главу

‘Recherche?’ vroeg ze in een zangerig Utrechts. ‘Uit Amsterdam?’ De grijze speurder nam beleefd zijn hoedje af en maakte een lichte buiging. ‘Inderdaad, uit Amsterdam. Mijn naam is De Cock… met ceeooceekaa.’ Hij duimde glimlachend opzij. ‘En dat is Neerlands Hoop in Bange Dagen… mijn geachte collega Vledder.

De vrouw lachte en deed een stap opzij. ‘Kom erin.’ Ze ging de beide rechercheurs voor naar een gezellig ingerichte kamer. Op een brede bank, gekleed in een donkerblauwe kamerjas, zat een jongeman. De Cock schatte hem op voor in de dertig. Naast hem op de bank lag een hondje van een ondefinieerbaar ras. De jongeman kwam snel overeind en drukte de rechercheurs de hand. ‘Ze belden mij van de spoorwegrecherche in Amsterdam dat u zou komen.’ Hij wees naar een paar fauteuils met een lichtbruine stoffen bekleding. ‘Gaat u zitten.’ De Cock nam tegenover hem plaats en legde zijn hoedje naast zich op het tapijt. ‘Hoe gaat het?’ vroeg hij vriendelijk. ‘Een stuk beter. Ik moet nog een paar dagen kalm aan doen en dan kan ik weer aan het werk.’

De Cock boog zich iets naar hem toe.

‘U hebt ongetwijfeld van die wurgmoord in uw trein gehoord.’ Cornelis de Jonghe knikte met een zucht.

‘Een mooi vrouwtje. Ze droeg zo’n fluwelen broekpak. En dan dat lange blonde haar.’ Hij maakte een paar tutgeluidjes. ‘Een knap kind.’

‘U hebt nog met haar gesproken?’

Cornelis de Jonghe schudde zijn hoofd.

‘Ik heb alleen haar plaatsbewijs gecontroleerd. Ik zag toen dat ze naar Amsterdam moest.’

‘Waar was dat?’

‘Dat ik haar controleerde?’

‘Ja.’

‘Kort nadat wij uit Nijmegen waren vertrokken. Ik controleer de eerste klasse meestal direct na het vertrek.’

‘En daarna?’

‘Ik heb haar daarna als ik langs liep nog een paar maal zien zitten, maar ik hoefde die coupé niet meer in. Er kwam niemand bij haar. Ze bleef alleen in die coupé.’

‘Is u tijdens die rit nog een oudere gedistingeerde dame opgevallen… met zilvergrijs haar, gekleed in een donkerbruin mantelpakje van grove tweed, waaronder een beige blouse met volanten?’ Cornelis de Jonghe trok een bedenkelijk gezicht.

‘Het is,’ sprak hij voorzichtig, ‘best mogelijk dat er zo’n vrouw in de trein heeft gezeten, maar dat kan ik mij met de beste wil van de wereld niet meer herinneren.’ Hij zweeg even. ‘Kijk, met dat knappe blonde kind uit de eerste klasse is dat wat anders. Daar valt als man je oog op.’

De Cock knikte begrijpend en blikte onderwijl heimelijk naar de jonge vrouw, die iets achteraf bij het raam op een stoel zat. ‘Wanneer kwamen die maagkrampen?’

Cornelis de Jonghe gebaarde voor zich uit.

‘Kort voor wij Utrecht binnenreden.’ Zijn rechterhand gleed tastend naar zijn maag. ‘Ik dacht dat ik kapot ging. Ik ben in Utrecht Centraal direct van de trein gestapt en ben met een taxi naar huis gereden.’

De jonge vrouw stond van haar stoel op en kwam naderbij. ‘Hij zag eruit als een geest. Ik heb onmiddellijk de dokter gewaarschuwd.’

De Cock wendde zich weer tot de man.

‘Had u iets gegeten… gedronken?’

Cornelis de Jonghe sloot even zijn ogen.

‘Een bekertje koffie. Ik vond de smaak direct al vreemd, vies.’ ‘U hebt het toch opgedronken?’

‘Ja, een beetje gehaast.’

‘Hoe kwam u aan die koffie?’

‘Van Peet.’

Het lichaam van De Cock schokte even. ‘Peet?’ reageerde hij verbijsterd. Cornelis de Jonghe knikte.

‘De steward.’

8

Vledder startte de oude Volkswagen en reed van het station Utrecht-Lunetten weg. De jonge rechercheur had een rode kleur van opwinding.

‘Dat bloemetje zullen we maar vergeten,’ sprak hij gehaast. De Cock keek hem van terzijde aan.

‘Waarom?’

‘Wil je dan nog naar dat ziekenhuis?’

De Cock knikte nadrukkelijk.

‘Ik geloof dat Louise de Coligny wel degelijk gevaar loopt. Nu deze moordaanslag op haar is mislukt, verwacht ik een tweede poging. En in een ziekenhuisbed is ze erg kwetsbaar.’ Vledder trok een verongelijkt gezicht.

‘Ik dacht dat we onmiddellijk en met de grootste spoed teruggingen naar Amsterdam.’

‘Om wat te doen?’

Vledder liet het stuur van de wagen even met beide handen los en zwaaide. ‘Die steward arresteren,’ riep hij geprikkeld. ‘Wat anders?’

De Cock antwoordde niet. Hij streek met zijn pink over de rug van zijn neus en liet zich daarna wat onderuitzakken. De lange slungelige Peet de Boer beheerste zijn gedachten. Hij haalde zich het bleke gezicht met het vlasblonde snorretje voor de geest, bracht het in verband met moord en zuchtte.

‘Je meent het?’

‘Wat?’

‘Dat je die steward wilt arresteren?’

Vledder knikte heftig.

‘Natuurlijk meen ik dat,’ riep hij enthousiast. ‘Ik begrijp niet dat jij nog bedenkingen hebt. Hij is een bijna ideale verdachte. Ga maar na. Hij woonde nog in Enkhuizen ten tijde van de moord op Stella Bernard en hij was steward op de trein waarin Suzette de Tournes werd vermoord.’ De jonge rechercheur stak gebarend zijn wijsvinger omhoog. ‘En hij vergiftigde de conducteur. Dat is heel belangrijk. Volgens jouw eigen theorie zijn het onschadelijk maken van de conducteur en het plegen van de moord twee zaken, die heel erg eng met elkaar zijn verbonden. Wel, als de steward de conducteur met iets in zijn koffie vergiftigde, dan is hij ook de moordenaar van Suzette de Tournes… of is bij die moord betrokken. Bedenk, dat hij met zijn treinwagentje vrijwel onopgemerkt de kleding van het slachtoffer en haar mogelijke bagage heeft kunnen laten verdwijnen. Bovendien is die Peet de Boer toch op een of andere manier seksueel gefrustreerd, anders hadden ze hem destijds in Enkhuizen niet verdacht van het plegen van een verkrachting.’

‘Maar Suzette de Tournes werd niet verkracht.’

Vledder grijnsde.

‘Maar wel ontkleed.’

De Cock trok zijn wenkbrauwen samen.

‘Je bedoelt dat het ont-kle-den van de slachtoffers toch uit seksuele motieven gebeurde?’

Vledder klapte met zijn vuist op het stuur.

‘Absoluut.’ Hij keek vragend opzij. ‘Kan jij voor het ontkleden van de beide slachtoffers een ander motief bedenken?’ De Cock kauwde op zijn onderlip.

‘Ik denk aan de reactie van Smalle Lowietje,’ antwoordde hij bedachtzaam. ‘En zo zullen vrijwel alle mannen reageren op de vraag: waarom ontkleedt men een jonge vrouw?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Maar dat betekent niet dat er voor het ontkleden van de vrouwelijke slachtoffers geen andere motieven zouden kunnen zijn dan banale lustgevoelens.’

Vledder lachte uitdagend.

‘Noem eens?’

De grijze speurder zuchtte diep.

‘Ik beken het eerlijk: mijn fantasie schiet te kort.’ Hij blikte om zich heen. ‘Je zult toch naar een bloemetje moeten uitkijken,’ sprak hij beslist. ‘We gaan niet naar Amsterdam, maar naar het Academisch Ziekenhuis.’

Hij drukte zich wat omhoog. ‘Ik voel nog niets voor een arrestatie van die Peet de Boer. In het dossier van de moord op Stella Bernard wordt hij niet genoemd. En het feit dat hij de conducteur vergiftigde koffie aanreikte, hoeft niet te betekenen dat hij de koffie ook zelf vergiftigde of dat hij wist dat de koffie vergif bevatte. Het is zelfs mogelijk dat de steward niet eens op de hoogte was van het feit dat de conducteur in het Centraal Station van Utrecht met maagklachten uit de trein stapte. Hij kan de koffie hebben aangereikt en zijn doorgelopen zonder de gevolgen te kennen.’ Hij keek naar Vledder. Om zijn lippen zweefde een zoete glimlach.

‘Ik wil best een moordenaar arresteren, maar dan moet ik wel zeker weten dat ik hem niet al na enige uren weer moet vrijlaten… wegens gebrek aan bewijs.’