De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Welk motief ziet de heer De Tournes voor de moord op zijn dochter Suzette?’
Richard Bernard zuchtte.
‘Hij dacht aan een wraakactie van een jonge vrouw als uitvloeisel van een liefdesaffaire.’
De Cock hield zijn hoofd iets schuin.
‘Louise de Coligny?’
Richard Bernard knikte.
‘Die naam heeft Jean genoemd.’ Hij spreidde zijn handen in een gebaar van wanhoop. ‘Maar de liefdesaffaire heeft niets met mijn Stella te maken. Als die Louise de Coligny mogelijk een motief had om Suzette de Tournes naar het leven te staan, dan had zij dat niet ten aanzien van Stella. Volgens mij heeft Stella nooit ene Louise de Coligny gekend.’
De Cock speelde verbazing.
‘Maar als ik goed ben geïnformeerd, dan waren Stella en Suzette toch vriendinnen?’
Richard Bernard trok achteloos zijn schouders op.
‘Och,’ sprak hij geringschattend, ‘ze kenden elkaar… gingen wel eens met elkaar om. Maar echte vriendinnen waren zij niet. Bovendien zou die liefdesaffaire van Suzette pas hebben plaatsgevonden na de dood van mijn dochter. Begrijpt u, daar kan mijn dochter Stella nooit bij betrokken zijn geweest.’ Hij schudde verdrietig zijn hoofd. ‘U moet die beschuldiging van Jean de Tournes ten aanzien van die Louise de Coligny niet al te ernstig nemen. Ik weet hoe het mijzelf na de dood van Stella verging… je bent kapot van verdriet, wanhopig en je haalt je van alles in het hoofd.’ De Cock knikte begrijpend.
‘En nu, twee jaar later, hebt u enig idee wat het motief voor de moord op uw dochter zou kunnen zijn geweest?’
Richard Bernard schudde zijn hoofd.
‘Mijn vrouw en ik hebben destijds met die rechercheurs uit Enkhuizen dat onderwerp uitputtend doorgenomen,’ sprak hij moedeloos. ‘Wij zijn nooit tot een redelijk motief kunnen komen. Ook nu vat ik nog niet waarom iemand de dood van mijn dochter heeft gewild. Het is onbegrijpelijk.’
De grijze speurder zweeg. Zijn blik gleed over het hoofd van Richard Bernard naar de schilderijen aan de wand en een hugenotenkruis boven de deur. Een onbehaaglijk gevoel van onzekerheid en verwarring maakte zich van hem meester. Zijn blik gleed terug naar dat smalle gezicht met de oplopende jukbeenderen. Hij hield het beeld vast en in zijn hart groeide de overtuiging dat de man voor hem niet geheel openhartig was, dat hij een geheim bezat, dat hij ten koste van alles wilde bewaren. Kende hij werkelijk niet het motief voor de moord op zijn dochter? Of wist hij wel degelijk waarom Stella werd omgebracht… en door wie?
Een moment overwoog hij om rechtstreeks de aanval te openen. Maar in een moment van bezinning besefte hij, dat hij daartoe geen enkel recht had. Er was niets om zijn overtuiging te onderbouwen. De Cock sloot even zijn ogen en leunde achterover in zijn fauteuil. De stilte was beklemmend, bijna onheilspellend. Het was alsof de drie mannen in de kamer plotseling moeite hadden met elkaars aanwezigheid.
Het was Vledder die de stilte verbrak. De jonge rechercheur boog zich naar voren. ‘Ik heb het dossier van de moord op uw dochter gelezen,’ sprak hij bedachtzaam. ‘Het vreemde is dat ik geen antwoord heb gekregen op de vraag waarom uw dochter Stella die dag naar Enkhuizen ging.’
Om de lippen van Richard Bernard speelde een glimlach. ‘Ze had daar een vriendje… een bleek, slungelachtig joch uit een boetiek.’
De mond van Vledder viel open.
‘Pee… Peet de Boer?’ stamelde hij.
Richard Bernard knikte.
‘Kent u hem?’
12
Zwijgend en met strakke gezichten reden de beide rechercheurs van het landhuis aan de Amstel weg. Na enkele kilometers klapte Vledder met zijn vuist op het stuur van de oude Volkswagen. ‘Een denkfout,’ siste hij met toegeknepen mond. ‘Jij en die Richard Bernard maken een grove denkfout. Het feit, dat iemand een slome en slungelige indruk maakt, betekent niet dat hij bij voorbaat onschuldig is… dat hij niet tot een moord in staat is. Het is toch te gek dat Richard Bernard aan de rechercheurs die destijds de moord op zijn dochter behandelden, nooit de naam van Peet de Boer heeft genoemd. Logisch, dat zijn naam niet in het dossier voorkomt.’ De jonge rechercheur ademde diep.
‘Hij was de man die conducteur De Jonghe in de trein vergiftigde koffie aanreikte. Hij was in de mogelijkheid om Suzette de Tournes in haar coupé te wurgen en ongezien haar kleren te laten verdwijnen en… zoals nu blijkt… kende hij Stella Bernard… zijn eerste slachtoffer.’
De Cock keek hem van terzijde aan.
‘En hoe,’ vroeg De Cock voorzichtig, ‘past in jouw theorie een gedistingeerde oudere dame met zilvergrijs haar in een keurig donkerbruin mantelpakje van grove tweed, waaronder een beige blouse met volanten… de dame die op de bewuste morgen bij Suzette de Tournes in de eersteklascoupé zat?’
Vledder reed de Volkswagen abrupt naar een korte vluchtstrook links van de weg en stopte. Hij schakelde de motor uit en draaide zich met een wilde ruk naar de grijze speurder toe. ‘Hoe kennen we het bestaan van die oudere dame?’ vroeg hij opgewonden.
De Cock gebaarde voor zich uit.
‘Door de getuigenis van Peet de Boer.’
Vledder grijnsde.
‘En als die slome, slungelige Peet de Boer die oudere dame uit zijn hoge hoed tovert… ik bedoel, als dat een puur bedenksel is?’ De Cock knikte.
‘Dan worden wij door hem,’ sprak hij gelaten, ‘aardig om de tuin geleid.’
Vledder snoof.
‘Precies,’ reageerde hij strak. ‘Geen oudere dame… ook geen oudere dame aan wie hij koffie serveerde. En dat is tevens een verklaring voor het feit dat in de prullenbak van die coupé geen plastic bekertje is aangetroffen.’ De jonge rechercheur klemde zijn lippen op elkaar en stak de wijsvinger van zijn rechterhand omhoog. ‘Ik had die Peet de Boer al eerder willen arresteren… inzake de wurgmoord op Suzette… en dat nog voor ik wist dat Peet de Boer ook Stella Bernard had gekend.’
De Cock maakte een schouderbeweging.
‘Dat kan toeval zijn,’ sprak hij achteloos. ‘Stella Bernard hield van Enkhuizen. Terecht. Ik ken het. Het is een stadje om van te houden. Stella was ook een enthousiast zeiler met een voorliefde voor het grillige water van het IJsselmeer. In de haven van Enkhuizen had ze een zeewaardig jacht. Een geschenk van haar rijke vader. Wel, op een zomerse dag stapt ze in Enkhuizen in de Westerstraat een boetiek binnen en ontmoet Peet de Boer, een slome, slungelige jongen, die zij wel aardig vindt en…’ Vledder onderbrak hem fel.
‘… die haar moordenaar wordt.’
De Cock reageerde niet direct. Hij keek naar zijn jonge collega op, monsterde de expressie op zijn gelaat, de iets vooruitgestoken kin, de harde trek om zijn mond, en zuchtte.
‘Jij bent ervan overtuigd,’ sprak hij gedragen, ‘dat Peet de Boer verantwoordelijk is voor de dood van zowel Suzette de Tournes als Stella Bernard?’
‘Absoluut.’
‘Jij meent dat er voldoende aanwijzingen zijn om tot zijn arrestatie over te gaan?’
‘Zeker.’
De Cock knikte traag voor zich uit. Hij streek met zijn hand over zijn grijze haren. ‘Oké,’ sprak hij berustend. ‘Om eventuele verwijten van Buitendam te ontgaan, neem je straks op het bureau eerst de zaak met de commissaris door. Dan vraag je hem of hij contact wil opnemen met onze nieuwe officier van justitie, meester Medhuizen, en als die het groene licht geeft…’ Hij maakte zijn zin niet af. ‘Bel ook even met Jan Westerneng en vraag of hij je het dienstrooster van Peet de Boer kan bezorgen. Dan weet je op welke momenten je hem thuis kunt verwachten.’ Vledder keek hem wantrouwend aan.
‘En jij… doe jij niets meer?’
De Cock strekte zijn hand naar hem uit.
‘Van nu af… is het jouw zaak.’
Peet de Boer keek van Vledder naar De Cock en terug. Op zijn gezicht lag een uitdrukking van verbijstering en ongeloof. Zijn lange slanke handen, steunend op zijn knieën, trilden. ‘Dat… dat… dat kunnen jullie niet doen,’ stamelde hij. ‘Jullie kunnen mij niet zomaar vasthouden. Dat is niet goed… dat is helemaal niet goed. Ik ben onschuldig.’ Hij grinnikte vreugdeloos. ‘Ik moet in dienst. Ik moet morgenvroeg weer op de trein.’ Hij wees naar De Cock. ‘Ik heb die meneer al alles verteld… alles wat ik weet.’ Vledder boog zich naar hem toe.