Выбрать главу

Met een flauwe glimlach om zijn lippen keek hij de jonge steward onderzoekend aan.

‘Ben je van de week in Utrecht al op ziekenbezoek geweest?’ heropende hij het verhoor met een licht sarcasme. ‘Bij… eh, bij conducteur De Jonghe?’

Peet de Boer keek hem verbaasd aan.

‘Ziekenbezoek?’ herhaalde hij vragend.

Vledder knikte.

‘Cornelis de Jonghe, de conducteur van die bewuste trein, is al enige dagen thuis om te bekomen van het vergif dat jij hem hebt gegeven.’

Peet de Boer slikte.

‘Ik? Ik heb hem vergif gegeven?’

Vledder knikte opnieuw. Overtuigend.

‘Wat had je in die koffie gedaan?’

De jonge steward keek naar De Cock alsof hij van hem steun verwachtte.

‘Ik… ik weet niets van vergif.’

Vledder boog zich met een ruk naar hem toe.

‘Jij gaf de conducteur koffie en kort daarna moest hij met ernstige maagklachten de trein verlaten.’

Peet de Boer staarde enige tijd verbijsterd voor zich uit. Ineens verhelderde zijn blik.

‘Die dame… die dame in het blauw.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

‘Wat is er met die dame in het blauw?’ vroeg hij geprikkeld. Peet de Boer knikte met een zucht.

‘Zij gaf het mij.’

13

De Cock keek naar zijn jonge collega op. ‘Heb je hem naar zijn cel gebracht?’

Vledder knikte traag.

‘Met veel moeite. Hij blijft maar roepen dat hij niet in een cel hoort… dat wij hem onrecht aandoen… dat hij onschuldig is.’ ‘En?’

‘Wat?’

‘Is hij dat? Is Peet de Boer naar jouw mening onschuldig?’ Er kwam een pijnlijke trek op het gezicht van de jonge rechercheur. ‘Ik weet het niet,’ sprak hij onzeker. ‘Ik weet het niet meer. Ik ben na dit verhoor toch iets van mijn overtuiging kwijt.’ Hij kauwde nadenkend op zijn onderlip. ‘Weet je wat mij aan die Peet de Boer zo verbaasde?’

‘Nou?’

‘Dat die eerste impressie, die slome slungelige houding, niet wordt bevestigd. Begrijp je? Peet de Boer is geen slome, slungelige stuntel. Die houding is bewust of onbewust een soort camouflage. Peet de Boer weet verrekt goed wat hij wil en wat hij zegt. Dat bracht mij een weinig in de war. In het licht van hetgeen wij nu weten, is Peet de Boer naar mijn gevoel een redelijke verdachte. De feiten en omstandigheden wijzen in zijn richting. Ik verwachtte en hoopte dan ook dat ik hem snel tot een bekentenis zou kunnen brengen… vooral toen ik tijdens het verhoor ontdekte dat hij het type van een kledingfanaat was. Peet de Boer vindt het verschrikkelijk wanneer naar zijn mening meisjes en vrouwen iets dragen dat niet bij hen past. In hoeverre hem dat prikkelt… gevoelens van afschuw bij hem opwekt… is een zaak van de psychiater, maar het kan in mijn ogen een motief zijn voor de beide moorden en tevens een verklaring waarom Stella Bernard en Suzette de Tournes ontkleed werden aangetroffen. Hij ontdeed hen heel simpel van de kleding die heftige emoties bij hem had wakker geroepen.’

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

‘Volgens jouw theorie,’ stelde hij voorzichtig, ‘is Peet de Boer zo geobsedeerd door de combinatie vrouw-kleding, dat hij een in zijn ogen verkeerde combinatie met moord corrigeert?’ In zijn stem klonk twijfel.

Vledder knikte nadrukkelijk.

‘Hij begaat de moorden,’ doceerde hij gespannen, ‘om die correctie tot stand te brengen. Begrijp je, die moorden zijn nodig, omdat ervaring hem heeft geleerd dat meisjes en vrouwen die correctie niet vrijwillig toestaan. Denk maar eens aan die aanklacht tegen hem omdat hij een meisje in de boetiek tegen de onderkant van haar borsten had getikt.’

De Cock klemde zijn lippen op elkaar.

‘De vrouwen moesten eerst weerloos zijn gemaakt,’ concludeerde hij somber.

‘Precies… vandaar die wurgmoorden. Hoe vrouwen gekleed gaan, is voor Peet de Boer uiterst belangrijk. Je merkt het ook aan de signalementen die hij ons gaf… zowel die van de oudere dame, die bij Suzette de Tournes in de eersteklascoupé zat, als die van de dame in het blauw.’

De Cock knikte begrijpend.

‘De kleding die de beide vrouwen droegen, kan hij met een bijzondere precisie omschrijven, maar van andere kenmerken, vorm van het gelaat, lengte, postuur, weet hij zich maar weinig te herinneren.’

‘Dat duidt toch op een afwijking?’

De Cock grinnikte.

‘Zo zou ik het niet willen noemen.’

Vledder pakte de stoel naast het bureau van de oude speurder en ging er achterstevoren op zitten. ‘Het antwoord van Peet de Boer op mijn vraag waarom hij bij Wagon-Lits was gaan werken, zinde mij ook niet,’ sprak hij korzelig. ‘Wie wordt er nu steward in een trein om dagelijks te kunnen observeren welke kleding vrouwen in diverse leeftijdscategorieën dragen?’ Hij tikte met een kromme vinger tegen de zijkant van zijn hoofd. ‘Dan moet er hier toch iets bij je los zitten?’

De Cock trok achteloos zijn schouders op.

‘Hij beschouwt zijn tijd bij Wagon-Lits,’ sprak hij vergoelijkend, ‘als een studieperiode voor later als hij een eigen modezaak begint.’

Vledder schudde afkerend zijn hoofd. ‘Ik weet niet hoe jij erover denkt, maar ik blijf het een vreemde vogel vinden.’ De Cock knikte. ‘Maar dat is nog geen reden om hem tot moordenaar te bestempelen.’

Vledder keek zijn leermeester uitdagend aan.

‘Ken jij een betere verdachte?’

De Cock schudde traag zijn hoofd.

‘Ik ken geen betere. Maar dat mag nooit ons uitgangspunt zijn. Ik heb aan jou vooraf gevraagd of jij ervan overtuigd was dat Peet de Boer verantwoordelijk was voor de beide wurgmoorden en of jij meende over voldoende aanwijzingen te beschikken om tot zijn arrestatie over te gaan. Pas toen jij bevestigend antwoordde, heb ik mijn medewerking toegezegd, niet omdat er toevallig geen betere verdachte in de buurt was.’

Het klonk bestraffend.

Vledder reageerde niet en de oude rechercheur ging verder. ‘Peet de Boer zegt dat de dame in het blauw… exacter… in een korenbloemblauwe regenmantel met raglanmouw en een regenhoedje in de vorm van een zuidwester van dezelfde stof… in de trein twee koffie bij hem bestelde. Een van de bekertjes gaf ze weer aan hem terug met het verzoek dat bekertje aan de conducteur te geven onder de leuze: de man zal ook wel trek hebben in een bak koffie. Steward Peet de Boer geeft, mede omdat hij een fikse fooi kreeg, aan haar verzoek gehoor en reikt de koffie aan de conducteur, die hem direct opdrinkt.’ De grijze speurder maakte een hulpeloos gebaartje. ‘Ik, voor mij, ik vind dat een vrij plausibele verklaring.’ Vledder reageerde geprikkeld.

‘Het is de vraag of conducteur De Jonghe zijn verhaal kan bevestigen. De conducteur heeft met geen woord over een dame in het blauw gerept. Die dame in het blauw kan een verzinsel zijn… zoals ook de gedistingeerde oudere dame uit de eersteklascoupé aan zijn fantasie kan zijn ontsproten.’

De Cock keek zijn jongere collega onderzoekend aan. ‘Waarom ga je er niet van uit,’ sprak hij kalm, geduldig, ‘dat Peet de Boer gewoon de waarheid spreekt. Dat er inderdaad een oudere dame in een donkerbruin mantelpakje bij Suzette de Tournes in de eersteklascoupé zat… en dat inderdaad kort voor Utrecht een dame in het blauw hem een beker koffie aanreikte om aan de conducteur te geven?’

Vledder slikte.

‘Dat zou betekenen dat wij Peet de Boer in vrijheid moeten stellen.’ De Cock knikte.

‘Inderdaad,’ sprak hij gelaten, ‘dat zou het betekenen.’ Op het gezicht van de jonge rechercheur kwam een harde trek. Hij schudde resoluut zijn hoofd.

‘Ik denk er niet aan. Jij hebt gezegd dat het nu mijn zaak is… wel, ik geef het nog niet op. Peet de Boer blijft. Ik meen dat wij voldoende aanwijzingen hebben om hem langer vast te houden. Meester Medhuizen zal het met mij eens zijn. En als…’ Hij maakte zijn zin niet af. Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt.