Vledder stond van zijn stoel op en liep de recherchekamer uit. De Cock schrok, wilde hem terugroepen, maar bedacht zich. Hij wendde zich weer tot Cynthe de Lamotte.
‘Wat vroeg u?’
‘Door wie werd Suzette met die vrouw gezien?’
De Cock schonk haar zijn liefste glimlach, maar antwoordde niet. ‘U hebt mij nog steeds niet verteld,’ sprak hij vriendelijk, ‘waarom u vanavond helemaal vanuit Nijmegen naar mij toe bent gekomen.’
Cynthe de Lamotte stak de wijsvinger van haar rechterhand omhoog. ‘Omdat ik u iets wilde vertellen, waarvan mijn ex-man niet op de hoogte is. Suzette en ik hebben hem dat nooit verteld… wilden hem daarmee niet belasten. Jean zou zich enorm ongerust hebben gemaakt.’
De Cock keek haar nieuwsgierig aan.
‘Wat was er dan?’ vroeg hij gespannen.
‘Suzette werd bedreigd.’
‘Met het leven?’
‘Inderdaad… met het leven.’
‘Wie… wie bedreigde haar?’
‘Een vrouw.’
‘U kent haar?’
Cynthe de Lamotte schudde haar hoofd. ‘Ik heb haar één keer aan de telefoon gehad. Toen ze bemerkte dat niet Suzette maar ik de hoorn had opgenomen, verbrak ze de verbinding.’ ‘Suzette heeft uiteraard wel met haar gesproken.’
Cynthe de Lamotte knikte.
‘Diverse keren. Zo om de paar maanden belde die vrouw en wanneer Suzette de hoorn opnam, zei ze dat Suzette haar volgende slachtoffer zou zijn.’
‘Vol-gen-de slachtoffer?’
Cynthe de Lamotte knikte opnieuw.
‘Haar eerste slachtoffer was Stella Bernard. De bedreigingen begonnen kort na haar dood. Aanvankelijk waren we erg voorzichtig. Als Suzette naar Amsterdam ging om haar vader te bezoeken, ging ze met de bus, hoewel dat vanuit Nijmegen een heel gedoe was. Ook werd ze wel door kennissen met een auto naar Amsterdam gebracht.’
‘Suzette meed de trein.’
Cynthe de Lamotte zuchtte.
‘Op mijn aanraden. Stella Bernard was in een trein vermoord en ik was bang dat de vrouw die Stella had vermoord, opnieuw in een trein zou toeslaan.’ Ze liet haar hoofd iets hangen. ‘Maar er gebeurde niets. Twee jaar lang niet. We raakten aan de telefonische bedreigingen gewend, namen ze niet serieus meer en Suzette ging weer gewoon met de trein.’
De Cock maakte een hulpeloos gebaartje.
‘Begrijpelijk. Ik kan mij dat heel goed voorstellen. U moet zich dat ook…’
De oude rechercheur stokte. Vledder kwam de recherchekamer binnen. Geboeid aan zijn rechterpols trok hij Peet de Boer achter zich aan. Toen de steward Cynthe de Lamotte in het oog kreeg, bleef hij verstard staan. Hij bracht zijn rechterarm met de handboei trillend omhoog en wees.
‘Dat is-er,’ hijgde hij. ‘Dat is-er.’
‘Wie?’ vroeg Vledder.
Peet de Boer slikte. ‘De vrouw uit de eerste klasse.’
Cynthe de Lamotte maakte met haar beide handen in de richting van de geboeide steward wilde afwerende bewegingen. Het was alsof ze hem wilde doen verdwijnen.
‘Ga weg, vent,’ schreeuwde ze luid, geëmotioneerd. ‘Ga weg. Je bent gek, vent. Stapelgek. Je weet niet wat je doet… wat je zegt.’ Verward en met een purperen gloed op haar wangen wendde ze zich tot De Cock. In haar lichtblauwe ogen lag een smekende blik… een blik om hulp.
‘Ik was het niet,’ sprak ze hoofdschuddend. ‘Echt, ik was het niet. U moet mij geloven. Ik zat niet met Suzette in de eerste klasse. Ik zat niet in die trein naar Amsterdam. Ik was gewoon thuis… in mijn huis… in Nijmegen.’ Ze sloeg haar beide handen voor haar gezicht en snikte. ‘Een moeder… een moeder vermoordt toch niet haar eigen kind?’
Het klonk als een noodkreet.
De Cock beet op zijn onderlip. De huilende Cynthe de Lamotte ontroerde hem en in zijn hart groeide een diep gevoel van medelijden. Zoals zij daar zat op de stoel naast zijn bureau, hulpeloos en met een betraand gezicht, leek ze in niets meer op de sterke, weerbare vrouw, die ruim een uur geleden nog zelfbewust de grote recherchekamer betrad. De grijze speurder strekte zijn rechterhand troostend naar haar uit, maar trok die halverwege terug. De Cock overdacht snel de situatie waarin hij zich bevond en onderdrukte zijn gevoelens. Hij wenkte Vledder met zijn arrestant dichterbij. Even keek hij zijn jonge collega verwijtend aan. Hij had deze confrontatie niet gewenst… niet op die manier. Daarna richtte hij zijn blik op de steward.
‘Is zij de dame,’ sprak hij op ernstige toon, ‘van wie je sprak… de dame die op die bewuste morgen in de trein naar Amsterdam met de vermoorde jonge vrouw in een eersteklascoupé zat?’ Peet de Boer knikte een paar maal in de richting van de huilende Cynthe de Lamotte.
‘Dat is zij.’
‘Zij is ook de oudere dame die in de coupé koffie bij je bestelde en aan wie je daarna een beker met koffie hebt aangereikt?’
‘Ja.’
‘Daarin kun je je niet vergissen?’
Peet de Boer aarzelde even en schudde toen zijn hoofd. ‘Daarin kan ik mij niet vergissen.’
De Cock streek met de rug van zijn hand langs zijn mond, peilde het gezicht van de jonge steward en blikte naar Vledder. ‘Breng hem terug naar zijn cel.’
Peet de Boer reageerde verschrikt.
‘Naar mijn cel?’ vroeg hij ongelovig.
De Cock knikte traag.
‘Je hebt mij goed verstaan,’ antwoordde hij kalm.
De steward wees met een driftig gebaar naar de ineengedoken Cynthe de Lamotte. ‘Wat moet je nog met mij? Je hebt haar nu toch… je hebt nu toch de vrouw die die griet vermoordde?’ De Cock gaf Vledder een wenk en de jonge rechercheur duwde de heftig tegenstribbelende Peet de Boer voor zich uit de recherchekamer af.
Met zijn beide ellebogen steunend op zijn bureau, zijn handen als een kommetje onder zijn kin, staarde de oude rechercheur enige tijd somber voor zich uit. Hij vroeg zich bezorgd af of hij er wel goed aan had gedaan om de leiding van het onderzoek in handen van Vledder te geven. De jonge rechercheur was nog steeds te enthousiast, te impulsief, te onstuimig, zag te snel ad hoc oplossingen. Maar hij kon hem toch niet eeuwig als leerling op het tweede plan laten opereren? Eens moest hij toch… De grijze speurder sloot zijn gedachtekring. Naast hem snikte Cynthe de Lamotte en buiten, op de gang, schreeuwde de steward, angstig, panisch, en met een ondertoon van ongeloof. ‘Wat moeten jullie nu nog van mij… van mij? Jullie hebben haar toch… jullie hebben haar toch… jullie hebben…’
Hij bleef het schreeuwen tot beneden de celdeur achter hem dichtsloeg.
De Cock leunde iets naar haar toe.
‘Hoe voelt u zich?’
Cynthe de Lamotte schonk hem een trieste glimlach. ‘Dat is de tweede maal vanavond dat u mij deze vraag stelt.’ De Cock maakte een verontschuldigend gebaartje.
‘Ik had u dit graag willen besparen.’
Cynthe de Lamotte reageerde niet direct.
‘Dat betwijfel ik,’ sprak ze na een korte pauze. ‘Ik neem aan dat het een onderdeel van uw werk is… mensen tegen elkaar uit spelen.’ De Cock keek haar onderzoekend aan. Haar tranen hadden haar make-up verveegd, maar ze zat rechtop, leek niet zo geschokt meer en in haar lichtblauwe ogen blonk weer strijdlust. Hij duimde naar de deur.
‘Liegt die steward?’ opende hij voorzichtig.
Cynthe de Lamotte schudde haar hoofd.
‘Dat geloof ik niet.’
‘Dus u zat in die coupé?’
Cynthe de Lamotte glimlachte vermoeid.
‘Dat is een simpele conclusie.’
De Cock trok zijn wenkbrauwen op.
‘U zat niet in die coupé?’
‘Dat heb ik u al gezegd… ik zat niet in die coupé.’
‘Dus de steward liegt?’
Cynthe de Lamotte schudde haar hoofd.
‘Waarom gaat u niet uit van beide gegevens: de steward liegt niet en ik zat niet in die coupé… zelfs niet in die trein.’ De Cock gebaarde in haar richting.
‘Is dat te combineren?’