Cynthe de Lamotte trok gelaten haar schouders op. ‘U bent rechercheur,’ antwoordde ze ontwijkend.
De grijze speurder dacht een tijdje na en liet het onderwerp rusten. ‘U bent vanavond met de trein uit Nijmegen naar Amsterdam gekomen?’
‘Ja.’
‘Zal ik u terugbrengen naar het station? De omgeving van de Warmoesstraat is rond dit uur niet ontbloot van gevaar.’ Cynthe de Lamotte keek hem wantrouwend aan.
‘U houdt mij niet vast?’
‘Nee.’
‘Ondanks het verhaal van de steward?’
‘Precies. Ondanks het verhaal van de steward.’
Cynthe de Lamotte sloot even haar beide ogen. Een zucht ontsnapte uit haar borst.
‘Men zei al dat u een wijs man bent.’
De Cock glimlachte.
‘Wijsheid is niet altijd een zaak van weten.’ Hij stond van zijn stoel op en slenterde naar de kapstok.
Cynthe de Lamotte volgde hem.
‘Ik ga liever niet terug naar Nijmegen… vandaag niet meer. Misschien wilt u zo vriendelijk zijn om een taxi voor mij te bellen. Ik denk dat ik de nacht doorbreng bij de familie Bernard.’ ‘U bent daar welkom?’
‘Elk moment van de dag. Ik heb wel vaker bij hen gelogeerd. Mijn gewezen man en Richard Bernard zijn al heel lang vrienden van elkaar.’
De Cock knikte begrijpend. Hij wurmde zich in zijn oude regenjas en zette zijn hoedje op.
‘Ik zal u brengen.’
Ondanks zijn geringe vaardigheden als chauffeur loodste De Cock de gammele politiewagen bekwaam door het woelige stadsverkeer. Hij gebaarde om zich heen naar het interieur. ‘Het spijt me, maar de Amsterdamse politie kan u geen beter comfort bieden.’
Cynthe de Lamotte glimlachte. Ze had haar make-up weer op orde gebracht en toonde een ingetogen blijheid.
‘Dit is voor mij een bijzondere ervaring,’ reageerde ze vrolijk. ‘Denk eens in… rijden in een heuse politiewagen, bestuurd door een heuse rechercheur.’
Vanuit de drukte van de stad reden ze langs de begraafplaats Zorgvlied verder de Amstel op. Het was er stil en donker. Mistslierten kropen als vage spookgestalten vanuit het water over de rijbaan, dansten in het licht van de koplampen. Het grillige schimmenspel boeide De Cock. Hij bleef er zo gefascineerd naar kijken, dat hij in een scherpe bocht bijna de rivier in reed. Op een smalle parkeerstrook, niet ver van 1317 bracht de oude rechercheur de wagen tot stilstand, doofde de lichten en zette de motor uit.
‘We zijn er,’ sprak hij simpel.
Cynthe de Lamotte knikte, maar stapte niet uit.
‘Denkt u,’ sprak ze ernstig, ‘dat u de moordenaresse van Stella en Suzette zult kunnen ontmaskeren?’
De Cock knikte traag voor zich uit.
‘Dat denk ik.’ Hij draaide zich half om en keek haar van terzijde aan. Zijn blik gleed over haar zilvergrijze haren, haar donkerbruine mantelpakje van grove tweed en haar beige blouse met volanten.
‘Waarom,’ vroeg hij zacht, maar dwingend, ‘vertelt u mij de waarheid niet?’
Cynthe de Lamotte staarde voor zich uit en zuchtte. ‘Welke waarheid?’
De Cock schonk haar een zoete glimlach.
‘Ik… eh, ik heb maar één waarheid, maar misschien hebt u ze in soorten?’
Het klonk cynisch.
Cynthe de Lamotte aarzelde een moment, toen boog ze zich naar hem toe, drukte een vluchtige zoen op zijn wang en stapte de wagen uit.
De Cock keek haar na tot nevelsluiers haar opslokten.
15
De Cock had moeie voeten. De pijn kroop van zijn tenen over zijn wreef langs zijn enkels omhoog. Daar leek het alsof duizend kleine duiveltjes met even zovele spelden geniepig in zijn kuiten prikten. Hij voelde de pijn die morgen al toen hij vanuit bed zijn beide voeten op het koude zeil van de slaapkamer zette. Hij had al jaren een hekel aan dat kille zeil, maar zijn lieve vrouw was een tikkeltje allergisch en voor haar was een zachte, aangename vloerbedekking in de slaapkamer taboe. In de tram, op weg naar de Warmoesstraat, had hij voortdurend met opgetrokken broekspijpen over zijn kuiten gewreven, maar de pijn was gebleven.
Zijn moeie voeten stemden hem droevig. Hij wist wat die pijn betekende. Telkens wanneer een onderzoek slecht verliep, wanneer hij het onbehaaglijke gevoel had steeds verder van de oplossing weg te drijven, gaven zijn voeten acte de présence en speelden de duiveltjes hun satanisch spel.
Met een verwrongen gezicht tilde hij zijn beide benen omhoog en legde ze heel voorzichtig op een punt van zijn bureau. Een diepe zucht van verlichting ontsnapte aan zijn mond. Vledder keek hem bezorgd aan. Hij kende het beruchte kwaaltje van zijn oudere collega.
‘Is het weer zover?’
De Cock knikte.
‘Het is psychisch, zegt Jan van Keulen.’
‘Wie is Jan van Keulen?’
‘Mijn huisarts. Ik heb uitgelegd wanneer ik die pijn voel. Volgens hem vormen mijn voeten een soort barometer, die de stand van het onderzoek aangeeft.’ Hij grijnsde. ‘En dat is niet bepaald zonnig.’ Met duim en wijsvinger kneep hij even stevig in zijn kuiten. Soms hielp het. ‘Ik had gisteravond,’ sprak hij verder, ‘echt medelijden met Peet de Boer. De steward was na die confrontatie met Cynthe de Lamotte er absoluut van overtuigd dat hij in vrijheid zou worden gesteld.’
Vledder keek hem verrast aan.
‘Jij zei toch dat ik Peet de Boer naar zijn cel moest terugbrengen?’ In zijn stem trilde een licht verwijt.
De Cock maakte een verontschuldigend gebaartje.
‘Wat moest ik. Ik had geen keus. Peet de Boer is in overleg met meester Medhuizen en commissaris Buitendam ingesloten en in verzekering gesteld. Je kunt van mij moeilijk verwachten dat ik hem zonder hun voorkennis het bos in stuur. Daar heb ik geen bevoegdheid voor. Heb je vanmorgen al met de commissaris gesproken?’
‘Ja.’
‘En?’
‘Buitendam voelde er niets voor om Peet de Boer los te laten.’ De Cock keek hem schuins aan.
‘Dat heb je wel bepleit?’
Vledder knikte.
‘Buitendam wilde eerst contact opnemen met de officier van justitie, maar die was nog niet te bereiken. Bovendien begreep de commissaris niet waarom jij Cynthe de Lamotte niet hebt laten insluiten.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Als verdacht waarvan?’
‘Moord.’
De oude rechercheur grinnikte vreugdeloos.
‘Op haar eigen dochter?’
Vledder spreidde zijn beide handen.
‘Kan dat niet? Het zou niet de eerste keer zijn. Peet de Boer was naar mijn gevoel heel overtuigend. Hij herkende haar positief als de vrouw bij Suzette in de eersteklascoupé.’
De Cock bromde.
‘Ik geef niet veel voor die herkenning,’ sprak hij geringschattend. Vledder keek hem verbijsterd aan.
‘Jij geeft niet veel voor die herkenning?’ herhaalde hij vol ongeloof.
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Juridisch gezien is die herkenning niet veel waard. Het was geen keuzeconfrontatie. Er was maar één vrouw. En Peet de Boer was in zijn positie als verdachte dolblij dat die vrouw beantwoordde aan de beschrijving die hij had gegeven. Het was voor hem een bewijs aan ons, dat hij de waarheid had gesproken.’
‘En?’
De Cock keek naar hem op.
‘Wat… en?’
‘Sprak Peet de Boer de waarheid?’
De Cock knikte traag.
‘Dat deed hij… naar mijn overtuiging.’
Vledder reageerde emotioneel, agressief.
‘Hij herkende dus die vrouw.’
De Cock zuchtte.
‘Hij deed een herkenning.’
De jonge rechercheur grinnikte.
‘En de vrouw,’ sprak hij ongelovig, ‘die Peet de Boer herkende… die hij ons aanwees… breng jij netjes aan de Amstel onderdak bij ene Richard Bernard… een man, van wie in de prullenbak van diezelfde eersteklascoupé een belastende wikkel met zijn naam en adres werd gevonden?’
De Cock proefde het sarcasme. Hij antwoordde niet direct. De prikkelende pijn in zijn kuiten en voeten zakte weg. Hij nam zijn benen van zijn bureau en schoof zijn stoel bij. Daarna boog hij zich iets voorover.