‘Hoe herkent Peet de Boer vrouwen?’ vroeg hij geduldig. ‘Ik bedoel… waar let Peet de Boer op als hij een vrouw ziet?’ ‘Op de kleding. Wat vrouwen dragen.’
De grijze speurder knikte met een grijns.
‘Precies. Hij ziet niet primair een vrouw, hij ziet haar kleding. Hij herkent ook niet primair een vrouw, hij herkent de kleding die zij droeg: een donkerbruin mantelpakje van grove tweed, waaronder een beige blouse met volanten.’
Vledder keek hem onderzoekend aan.
‘Jij probeert mij te zeggen,’ formuleerde hij voorzichtig, ‘dat Peet de Boer in die eersteklascoupé niet Cynthe de Lamotte zag, maar een vrouw die op dezelfde wijze gekleed ging?’ De Cock wreef nadenkend over zijn kin.
‘Ik houd met deze mogelijkheid terdege rekening. Dat is ook mede de reden, waarom ik gisteravond na die herkenning door Peet de Boer, Cynthe de Lamotte niet onmiddellijk arresteerde. Het mag dan in het verleden wel eens zijn voorgekomen dat een moeder haar eigen dochter vermoordde, maar gevoelsmatig heb ik daar toch moeite mee. Vooral ook omdat een direct motief ontbreekt.’ Vledder liet zich in zijn stoel terugzakken. Zijn aanvankelijk wat agressieve houding smolt weg. ‘Jouw moeie voeten hebben gelijk… zoals altijd. We zijn echt nog ver van de oplossing verwijderd.’ De jonge rechercheur weifelde even en kwam toen weer naar voren. Zijn gezicht stond ernstig. ‘Wil jij de leiding van dit onderzoek weer helemaal naar je toe trekken? Ik geloof toch dat ik wat te voorbarig ben geweest. Die snelle arrestatie van Peet de Boer ligt mij zwaar op de maag. Ik heb er eerlijk gezegd spijt van.’ De Cock glimlachte.
‘En voorlopig heb je die jonge steward nog niet uit de grijpgrage klauwen van commissaris Buitendam en meester Medhuizen gerukt.’
Vledder keek hem ongelovig aan.
‘Ze zullen toch naar argumenten moeten luisteren?’ De Cock schoof zijn onderlip naar voren.
‘Heb je die… argumenten? Ik vrees dat ze onvoldoende zijn om hen te overtuigen. Je hebt eerst met grote stelligheid betoogd dat steward Peet de Boer absoluut de moordenaar was en nu…’ De oude rechercheur maakte zijn zin niet af. Er werd krachtig op de deur van de recherchekamer geklopt.
Vledder riep: ‘Binnen!’
De deur ging open en in de deuropening verscheen een blonde jongeman. De Cock schatte hem op rond de vijfentwintig jaar. Hij droeg een fraai gesneden lichtbruin kostuum met een vest en elegante bijpassende schoenen.
Aangenaam verrast bleef De Cock naar hem kijken. Voor het jeansen joggingtijdperk was de jongeman opmerkelijk gekleed. Met een lichte trenchcoat over zijn rechterarm stapte hij op de grijze speurder toe.
‘U bent rechercheur De Cock?’ vroeg hij opgewekt. De oude rechercheur kwam overeind en knikte.
‘Met ceeooceekaa,’ reageerde hij.
De jongeman glimlachte.
‘Dan moet ik bij u zijn.’
De Cock wuifde naar de stoel naast zijn bureau.
‘Neemt u plaats,’ sprak hij vriendelijk. ‘Waarmee kan ik u van dienst zijn?’
De jongeman ging zitten, maar stond onmiddellijk weer op en maakte in de richting van de oude speurder een korte stijve buiging. ‘Mag ik mij even aan u voorstellen? Mijn naam is La Croix… Pierre la Croix.’ Hij nam weer plaats en legde zijn trenchcoat over zijn knieën.
‘Ik woon in het oude Nijmegen en ik ben hier op verzoek van mijn tante.’
De Cock liet zich in zijn stoel achter zijn bureau zakken. ‘Uw tante?’ In zijn stem klonk enige verbazing.
Pierre la Croix knikte.
‘Cynthe de Lamotte, de jongste zuster van mijn moeder, Gabrielle de Lamotte. Sinds tante is gescheiden behartig ik zo’n beetje haar zaken. Ik ben vaak bij haar in huis. Ik mag tante Cynthe heel graag. Ze is ook altijd erg lief voor me.’ ‘Dat is prettig… voor u.’
Pierre la Croix trok een somber gezicht.
‘Tante heeft mij gisteravond laat nog opgebeld. Vanuit Amsterdam. Ze vertelde mij dat ze bij u was geweest om over Suzette te praten… over de bedreiging door een onbekende vrouw.’ Hij zweeg even, draaide iets op zijn stoel. ‘Tante zei ook dat u hier op het bureau een jongeman vasthield, die haar had herkend als een vrouw die op die ongelukkige morgen bij Suzette in de treincoupé zat.’ ‘Dat klopt.’
Pierre la Croix schudde resoluut zijn hoofd.
‘Dat klopt niet,’ reageerde hij fel. ‘Tante zat niet in die trein. Ze was in Nijmegen in haar huis en ik was bij haar.’
De Cock streek met zijn rechterhand over zijn breed gezicht en zweeg. Tussen zijn gespreide vingers door keek hij de jongeman scherp observerend aan. Zijn helblonde haren waren strak naar achteren gekamd. Hij had smalle jukbeenderen en een brede, wilskrachtige kin. Zijn grijsgroene ogen stonden iets te dicht bij elkaar, waardoor het leek alsof zijn spits toelopende neus te laag in zijn gezicht begon.
Het zwijgen van de grijze speurder maakte Pierre la Croix zichtbaar nerveus. Hij klopte met zijn middelvinger op zijn vest. ‘Ik was bij haar… ik was bij haar. Ik heb die fatale dag eerst Suzette met mijn wagen naar het station gebracht. Daarna ben ik bij mijn tante gebleven… de hele dag. Pas ’s avonds, na het laatste nieuws op de tv, ben ik naar huis gegaan.’
De Cock gebaarde in zijn richting.
‘U bent haar alibi?’
Pierre la Croix knikte overtuigend.
‘Precies… haar alibi. Daarom ben ik ook bij u gekomen, op verzoek van tante Cynthe. Ze had de indruk dat u haar niet op haar woord geloofde.’ Hij zweeg even en keek de oude rechercheur vragend aan. ‘U… eh, u gelooft haar niet?’
De Cock ontweek een antwoord.
‘Wist u van die telefonische bedreigingen van uw nicht Suzette de Tournes?’
Pierre la Croix schudde zijn hoofd.
‘Nee, aanvankelijk niet. Suzette en mijn tante hebben er nooit over gesproken. Ik hoorde het pas na de moord. Ik ben toen ontzettend geschrokken.’
‘Hoezo?’
Pierre la Croix keek De Cock aan. In zijn ogen lag angst. ‘Lucienne… Lucienne kreeg ook van die bedreigingen van een onbekende vrouw.’
De Cock reageerde verbijsterd.
‘Wie… eh, wie is Lucienne,’ stamelde hij.
Pierre la Croix slikte.
‘Mijn zuster… Lucienne la Croix.’
16
De Cock moest het bericht even verwerken. Om zijn gedachten te ordenen nam hij een lange pauze. Na enkele minuten boog hij zich naar voren.
‘Uw zuster, Lucienne la Croix,’ recapituleerde hij kalm, ‘werd dus via de telefoon door een vrouw bedreigd.’
‘Ja.’
‘Vaak?’
‘Zo om de paar maanden.’
‘Sinds wanneer?’
‘Ongeveer twee jaar.’
De Cock blikte op, lette scherp op de reactie.
‘Na de dood van Stella?’
Pierre la Croix knikte met toegeknepen mond.
‘Stella… die naam werd door de vrouw genoemd. Eerst Stella, zei ze. De volgende ben jij.’ De jongeman zweeg even en trok zijn schouders omhoog. ‘Het zei ons niet veel. Wij kenden geen Stella. Vader en moeder leefden toen nog en ook die hadden beiden nog nooit van ene Stella gehoord.’
‘Uw ouders zijn gestorven?’
Het was een overbodige vraag.
Pierre la Croix liet zijn hoofd iets zakken.
‘Ze zijn beiden vorig jaar in Frankrijk bij een auto-ongeval om het leven gekomen. Ze waren daar op familiebezoek. Ik heb hugenootse voorvaderen. Lucienne en ik hebben na het ongeval het huis van onze ouders verkocht. We wilden er niet in blijven wonen. Ik ben in Nijmegen gaan wonen, dicht in de buurt van mijn tante, aan wie ik nogal verknocht ben. Lucienne ging naar Zeist. Ze woont daar aan de Graaf Lodewijklaan.’
‘Hebt u nog regelmatig contact met haar?’
‘Zeker. Vrijwel elk weekend. Of ik ga naar Zeist of zij komt naar Nijmegen.’
‘Lucienne moet Suzette de Tournes goed hebben gekend.’ Pierre la Croix glimlachte.