Выбрать главу

De Cock ging op zoek en vond algauw wat hij zocht: een oude Remington, die minstens een halve eeuw geleden de fabricageband had verlaten. Hij stond hoog op een laagje vilt midden op een klein bureau. Daarnaast lag een opengeslagen blocnote. De grijze speurder ging achter het bureautje zitten en knipte een bureaulamp aan. Daarna scheurde hij een vel van de blocnote en schoof dat in de schrijfmachine.

Uit de binnenzak van zijn colbert nam hij de enveloppe, rook er nog eens aan en nam er toen het briefje uit. Met wat stijve vingers tikte hij dezelfde tekst op de oude Remington. Zonder te kijken wist hij al dat van de schrijfmachine de letter r iets achterover leunde en dat de e nauwelijks doorkwam. Hij borg de beide briefjes op en deed de bureaulamp uit. In een kleine fauteuil bij de haard ging hij zitten, achteroverhangend, zijn voeten iets uit elkaar, de rand van zijn oude hoedje tot op zijn ogen… en hij wachtte.

Na ruim een uur hoorde hij gestommel. Voetstappen klonken in de smalle gang. De deur van het vertrek ging open en het licht ging aan.

Verschrikt, met haar hoofd in verband, keek een jonge vrouw hem aan.

De Cock glimlachte.

‘Dag… Louise.’

19

Bijna trillend van nervositeit keek De Cock naar de klok in de restauratie van het station Nijmegen. Het was negen uur. Over precies veertien minuten zou de intercity naar Amsterdam CS vertrekken. Het werd, zo hoopte hij vurig, een reis naar de waarheid, een rit naar de ontknoping, het absolute einde van de moorden in de eerste klasse.

Hij keek naar Jan Westerneng, die wat onwennig tegenover hem aan een tafeltje zat. De hoofdinspecteur van de spoorwegrecherche had zich gekleed in een splinternieuw uniform van een spoorwegman. Hij zou in de trein als mede-conducteur fungeren. Het uniform stond hem goed. De Cock schonk hem een glimlach. Hij was de hoofdinspecteur hoogst dankbaar. Jan Westerneng was hem in al zijn wensen tegemoetgekomen. Iets verderop aan een tafeltje zaten Dick Vledder, Fred Prins en Appie Keizer. De Cock was blij dat hij weer op de medewerking van Fred Prins en Appie Keizer kon rekenen. Zij waren beiden uitmuntende rechercheurs, met wie De Cock en Vledder in het verleden al vele malen hadden samengewerkt. Appie Keizer zou de rol van steward vervullen en met een karretje door de trein rijden. Hij had zich in recordtijd de prijzen van bier, frisdrank en versnaperingen eigen gemaakt en beschikte over een buidel met wisselgeld.

Fred Prins zag eruit als een perfect gekleed zakenman, compleet met een modieus leren koffertje. Hij zou zich gedurende de reis naar Amsterdam in enkele eersteklascoupés ophouden. Zichzelf en Vledder had De Cock geen actieve rol toegedacht. Hij was ervan overtuigd dat de dader hem en zijn assistent kende. Toch wilde hij de operatie bijwonen voor het geval dat er ondanks alle voorbereidingen iets misging. Een onopvallend plekje in de tweede klasse en een uitgevouwen krant achtte hij voldoende camouflage.

Hoewel Lucienne la Croix pas bij Driebergen-Zeist in de trein zou stappen, had De Cock als uitgangspunt voor de operatie toch voor het station Nijmegen gekozen. Jan Westerneng, Fred Prins en Appie Keizer konden dan, voor de kritieke fase, al een beetje aan hun vreemde rol wennen. Bovendien wist hij bij benadering niet waar de dader in de trein zou komen. Hij vermoedde op het station Utrecht, maar volledige zekerheid daaromtrent had hij niet.

De Cock hield de klok in de restauratie nauwlettend in het oog. Om vijf minuten over negen kwam hij langzaam overeind en keek naar Jan Westerneng.

‘Zullen we?’

De grijze speurder kon de intense spanning die hij voelde in zijn stem niet onderdrukken.

De man van de spoorwegrecherche stond zwijgend op en samen liepen ze de restauratie uit. De anderen volgden. De lange intercitytrein stond al klaar. Ze stapten in en elk zocht zijn positie. Het was niet druk. Er was overal ruimte genoeg.

De Cock en Vledder namen plaats op de achterste bank van de tweedeklaswagon, die direct achter de eerste klasse was gekoppeld. Bij mogelijke calamiteiten kon de eerste klasse snel worden bereikt.

Vledder blikte opzij. Op de lippen van de jonge rechercheur brandden tal van vragen. Hij had, zoals zo vaak in het verleden, tegen het einde van het onderzoek het gevoel volkomen buiten de zaak te staan, de ontwikkelingen niet meer te volgen. ‘Is ze weer zo gekleed?’ vroeg hij.

‘Wie?’

‘Die vrouw.’

‘Je bedoelt in een donkerbruin mantelpakje van grove tweed?’

‘Ja.’

De Cock knikte traag.

‘Dat vermoed ik.’

‘Weet Lucienne la Croix wat haar vanmorgen in de trein te wachten staat?’

De Cock knikte opnieuw.

‘Ik heb de zaak met haar doorgenomen.’

‘Ze weet dus hoe haar belaagster eruitziet?’

‘Als die in dezelfde kleding komt… ja.’

‘Had ze geen bedenkingen?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Lucienne la Croix was volledig bereid om haar medewerking te verlenen, zelfs als daar enige risico’s aan verbonden waren. Dit vooral nadat ik haar had verteld dat niet Suzette de Tournes, maar zij het tweede slachtoffer had moeten zijn.’

Vledder keek hem verrast aan. ‘Hoe kom je aan die wijsheid?’ ‘Dat vertel ik je wel. Maar de plannen voor moord waren in eerste instantie gericht op Lucienne la Croix. Zij reisde elke ochtend met de trein van tien uur vijf vanaf het station Driebergen-Zeist naar Amsterdam Centraal. Maar op de dag dat de moord zou worden uitgevoerd, bleef Lucienne la Croix thuis en lag ze met migraine in bed.’

Vledder slikte. ‘De moord ging niet door?’

De Cock klemde zijn lippen op elkaar. ‘De moord ging wel door,’ sprak hij bitter. ‘Er werd alleen van object veranderd.’ Vledder keek hem met verschrikte ogen aan.

‘Suzette de Tournes.’

De Cock knikte met een zucht. ‘De arme Suzette de Tournes reisde sporadisch met de trein. Slechts enkele malen per jaar, wanneer ze haar vader in Amsterdam een bezoek bracht. Het was puur toeval dat zij in dezelfde trein zat als waarin Lucienne la Croix gewoon was om naar Amsterdam Centraal te rijden.’ Vledder staarde nadenkend voor zich uit. ‘Kon dat?’ ‘Wat?’

‘Dat veranderen van object?’

De Cock knikte. ‘Voor beiden, zowel voor Lucienne la Croix als voor Suzette de Tournes, gold hetzelfde motief.’ De mond van Vledder viel half open.

‘Je bedoelt dat het voor de moordenares niets uitmaakte wie van de twee ze om zeep hielp?’

‘Precies. De volgorde was niet van belang.’

Vledder friemelde aan de krant op zijn knieën. Hij voelde zich onzeker. De uitleg van de grijze speurder beviel hem niet, was hem te onvolledig.

‘Maar hoe…’

Hij stokte.

Appie Keizer slofte met zijn smalle karretje door het middenpad. Het ontlokte Vledder een glimlach en De Cock onderdrukte een speelse neiging om een blikje frisdrank bij zijn vermomde collega te bestellen.

Vrijwel op hetzelfde moment reed de trein het station DriebergenZeist binnen. Half verscholen achter zijn krant keek De Cock naar het perron en ontdekte tussen de wachtende reizigers de mooie Lucienne la Croix. Haar lange blonde haren glansden in de morgenzon. Schichtig blikte ze om zich heen. Haar houding verried enige nervositeit. Pas toen de trein volledig tot stilstand was gekomen, stapte ze weg en verdween even uit zijn gezichtsveld. De Cock slaakte een zucht van verlichting. Hij was blij dat Lucienne la Croix was gekomen en zich niet op het laatste moment had bedacht en thuis was gebleven. Hij had haar nodig. Ze moest als lokaas dienen.