Выбрать главу

‘Zullen we het dan toch maar houden op… een vergissing?’

Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt. Vledder stond van zijn stoel op en riep: ‘Binnen!’ Het klonk verstoord, geprikkeld.

In de deuropening verscheen een statige heer in een lange, groene trenchcoat met brede schouderkleppen. Hij nam zijn hoed af. Een scheutje regenwater gulpte van de rand op de vloer. In een wat slepende tred liep hij op de beide rechercheurs toe. Op een afstand van enkele meters bleef hij staan en maakte een stramme buiging. ‘Tot wie mag ik het woord richten?’

De Cock pakte de stoel waarop Vledder had gezeten en schoof die naast zijn bureau.

‘Neemt u plaats,’ sprak hij vriendelijk. ‘Het regent buiten nog steeds, zie ik.’

De heer knikte, maar reageerde verder niet. ‘Mijn naam is Jean de Tournes,’ sprak hij. Zijn stem klonk hard, krakerig en autoritair. ‘Bent u de man die de moord op de jonge vrouw, vanmorgen in het Centraal Station, behandelt?’

De Cock zweeg. De toon van de heer beviel hem niet, wekte weerstanden in hem op. Hij keek hem strak en onderzoekend aan. De oude rechercheur schatte hem op achter in de veertig, begin vijftig. Onder borstelige wenkbrauwen lagen zijn ogen diep in de kassen. Zijn donkere haar was grijs aan de slapen. ‘Waarmee zou ik u van dienst kunnen zijn?’ vroeg hij kalm en zakelijk.

Jean de Tournes legde zijn natte hoed op zijn schoot. ‘Mijn dochter Suzette is vanmorgen met de trein uit Nijmegen vertrokken. Ik verwachtte haar nog voor de lunch bij mij op kantoor. Ze kwam niet. In de avondkrant las ik dat er vanmorgen een jonge vrouw is aangetroffen in een eersteklascoupé van een trein uit Nijmegen.’

Hij zweeg even. ‘Ik vrees dat die jonge vrouw mijn dochter is.’ De Cock keek verbijsterd naar de heer op. De koele, kille toon, zonder een zweem van emotie, deed hem huiveren. Zijn handen trilden toen hij uit de lade van zijn bureau de foto van de jonge vrouw met de gesloten ogen nam.

‘Is… eh, is zij… eh?’

Hij maakte zijn zin niet af… kon dat niet.

De heer keek en knikte. Zijn gezicht stond strak als een stalen masker.

‘Suzette… mijn dochter, Suzette de Tournes.’

5

Vledder deed het raam van de recherchekamer dicht. Hij keek naar De Cock. In zijn blik lag een licht verwijt.

‘Je hebt die man gewoon laten vertrekken. Je hebt hem niets gevraagd… totaal niets.’

De Cock tikte met de vingertoppen van zijn beide handen op zijn borst. ‘Hier vanbinnen was iets wat mij tegenhield. Ik kon het gewoon niet opbrengen om met die man te converseren. Iemand die op een dergelijke manier op de gewelddadige dood van zijn kind reageert, ligt gevoelsmatig te ver van mij vandaan.’ Op het gezicht van Vledder lag onbegrip.

‘Ik snap je niet.’

De Cock zuchtte diep.

‘Wanneer een vader hoort,’ sprak hij geduldig, ‘dat zijn dochter door moordenaarshand is gevallen, dan breken er toch emoties los… verbijstering, woede, verdriet, verslagenheid.’ De oude rechercheur snoof verachtelijk.

‘Niets, helemaal niets. Het was net alsof hij een nieuwe beursnotering door kreeg.’

Zijn stem droop van sarcasme.

Vledder maakte een vertwijfeld gebaartje.

‘Het is een moord, De Cock, en we zullen toch aan bijzonderheden moeten komen… al is het dan van een emotieloze vader.’ ‘Welke bijzonderheden?’

‘Wel… eh, waarom zijn dochter werd vermoord? Met wie ze omging, of tegen haar wel eens bedreigingen zijn geuit.’ De Cock keek zijn jonge collega verrast aan. ‘Ik dacht dat jij de vergissingstheorie van Louise de Coligny aanhing?’ ‘Dat doe ik ook. Dat lijkt mij nog steeds heel aannemelijk.’ De Cock grijnsde.

‘Als de moord op Suzette de Tournes inderdaad een vergissing was,’ sprak hij aarzelend, ‘dan is er eenvoudig geen motief. Althans geen motief met betrekking tot haar.’ Hij spreidde zijn beide handen. ‘Dan had elke jonge vrouw die toevallig in die eersteklascoupé zat, het volgend slachtoffer kunnen zijn.’ Vledder boog beschaamd zijn hoofd.

‘Je hebt gelijk,’ sprak hij timide. ‘In dat geval is de vader van Suzette de Tournes voor ons onderzoek niet van zoveel belang.’ ‘Voor-lo-pig.’

Vledder keek hem aan. ‘Hoe bedoel je… voorlopig?’ De Cock wreef over zijn kin.

‘Ik denk dat wij hem in de toekomst nog wel eens zullen ontmoeten.’ Hij trok zijn gezicht strak. ‘Ik weet dat wel zeker. Want weet je wat mij hooglijk heeft verbaasd?’

‘Nou?’

De grijze speurder kneep zijn ogen half dicht.

‘Dat de vader van Suzette de Tournes mij niets heeft gevraagd… over het hoe en waarom van de moord op zijn dochter.’ Hij grinnikte vreugdeloos. ‘Het is moeilijk aan te nemen dat hij de vergissingstheorie van Louise de Coligny kent.’

Vledder keek hem ineens met grote ogen aan.

‘Dat is waar,’ riep hij enthousiast. ‘Dat is volkomen waar… hij vroeg niets.’ De jonge rechercheur gebaarde naar de stoel naast het bureau van De Cock. ‘Hij zat daar heel kalm en rustig en accepteerde gewoon het feit dat zijn dochter was vermoord.’ De Cock knikte instemmend.

‘En dat is toch uiterst merkwaardig.’

Vledder knikte peinzend.

‘Wanneer je zijn gedrag analyseert,’ sprak hij nadenkend, ‘dan lijkt het erop dat de moord op zijn dochter Suzette hem niet verbaasde… dat hij die min of meer had verwacht.’

De Cock keek hem bewonderend aan.

‘Heel goed, Dick. En als jouw analyse juist is, wat betekent dat dan?’

Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Dat… eh, dat hij mogelijk,’ sprak hij wat onzeker, ‘het motief voor de moord op zijn dochter kent.’

De Cock knikte goedkeurend.

‘En dan heb ik voor jou nog een aardige vraag om even diep over na te denken. Als Jean de Tournes het motief voor de moord op zijn dochter kent, waarom maakte hij ons daarvan geen deelgenoot… met andere woorden… waarom zweeg hij?’

In zijn nog klamme regenjas, de ceintuur als een touw om zijn middel geknoopt, slenterde De Cock door de Lange Niezel en keek en luisterde naar de mensen om zich heen. Hij deed dat graag en intens. Mensen interesseerden hem. Het was voor hem een spel. Uit houding, gedrag en kleding ontwierp hij een snelle karakterschets. Juist zijn overtuiging dat schijn bedriegt, prikkelde zijn geest. Mensen waren in de regel niet wat zij leken te zijn. Hun presentatiebeeld was vaak verwarrend. Wie was Louise de Coligny? Was zij werkelijk de jonge vrouw die na de dood van Stella Bernard als volgend slachtoffer was gekozen? Maar het slachtoffer heette Suzette de Tournes. De vraag die hem sterk bezighield, was: hoe ging de moordenaar of moordenares te werk? Wat dreef hem of haar? Volgens meester Medhuizen was ook de recherche in Enkhuizen bij het motief blijven steken. De moord op Stella Bernard leek een onzinnige daad. En omdat men het motief niet kon achterhalen, liep uiteindelijk het hele onderzoek vast. Was de moord op Suzette de Tournes net zo onzinnig? Of zat er toch een lijn in beide moorden… een vreemd, wellicht warrig gedachtepatroon in het hoofd van iemand, die om nog duistere redenen meende dat de beide jonge vrouwen niet langer mochten leven?

De grijze speurder blikte opzij naar Vledder, die rustig naast hem voortslenterde.

‘Heb je al een antwoord op mijn vraag?’

‘Waarom de vader van Suzette zweeg?’

‘Precies.’

De jonge rechercheur schudde zijn hoofd.

‘Jean de Tournes,’ sprak hij wrevelig, ‘is een zakenman, en zakenlieden, zo heb ik mij laten vertellen, zijn nog wel eens wat gevoelsarm.’

De Cock reageerde verrast.

‘Je bedoelt dat Jean de Tournes bij het vernemen van de dood van zijn dochter geen gevoelens toonde om de meest simpele reden: dat hij die niet heeft?’

Vledder trok geïrriteerd zijn schouders op.