‘Waarom wil dat mens dan zo’n show rond het lijk van Siegfried van Xanten?’
De Cock zwaaide afwerend.
‘Het is geen show, zoals jij dat noemt. Ik begrijp best wat die vrouw wil. Adelheid van Kleef gelooft nog in het oude baarrecht.’
Vledder trok een vies gezicht.
‘Wat is het baarrecht?’
‘Heb je er nog nooit van gehoord?’
‘Nee.’
De Cock ademde diep.
‘In vroegere tijden kende men het zogeheten ordale of godsoordeel, sprak hij docerend. ‘Dat was een gerechtelijke proef om goddelijke tussenkomst te verkrijgen. Men oordeelde dan niet zelf, maar liet het als het ware aan God over om de schuldige aan te wijzen.’
‘Hoe?’
‘Daarvoor kende men diverse proeven, zoals het vuur-, water-, kruis- en tweegevecht-ordale. Als het je interesseert, dan moet je zien dat je in de bibliotheek er iets over te pakken krijgt. Naar mijn mening het meest griezelige godsoordeel was verpakt in het baarrecht of baargericht, in het Duits Bahrprobe. Het werd tot in de late Middeleeuwen als een heus bewijsmiddel in het strafproces toegepast. In het oude Duitse Nibelungenlied, maar ook in Shakespeares drama Koning Richardi i i zijn voorbeelden van het baargericht te vinden.’
Vledder reageerde ongeduldig.
‘Hoe ging dat dan?’
De Cock gebaarde voor zich uit.
‘De man of de vrouw die betuigde dat hij of zij ten onrechte van moord of doodslag werd beschuldigd,’ ging hij rustig verder, ‘moest voor de baar treden waarop het lijk van de verslagene lag. Dan moest hij knielend en met zijn rechterhand het lijk aanraken en luid zijn onschuld bezweren. Begon het lijk te bloeden, dan werd hij schuldig geacht en veroordeeld.’
Vledder grinnikte ongelovig.
‘En dat was recht?’
De Cock knikte met een ernstig gezicht.
‘Dat was recht. Een ordale… een godsoordeel en gold als afdoend bewijs.’
Vledder slikte iets weg.
‘En Adelheid van Kleef denkt dat het lijk van Siegfried van Xanten zal gaan bloeden als de moordenaar het aanraakt?’‘Dat denkt ze.’
‘Absurd.’
‘Het is maar wat men gelooft en hoe groot die geloofsovertuiging is.’
Vledder boog zich naar voren.
‘Doe je het,’ vroeg hij gespannen, ‘laat je dat baargericht uitvoeren?’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Als de leden van het oudheidkundig genootschap daaraan willen meewerken,’ sprak hij gelaten, ‘wat is er dan op tegen?’ Het gezicht van Vledder toonde verwarring.
‘Het… het is,’ stotterde hij, ‘het is ongepast, middeleeuws, heidens.’
De Cock keek hem vragend aan.
‘Heidens? Een godsoordeel?’
Vledder schudde heftig zijn hoofd.
‘Het is niet van deze tijd. Het past niet meer. We leven niet meer in de duistere Middeleeuwen. Dit is de twintigste eeuw, De Cock. De eeuw van de kerncentrales, de computers, de ruimtevaart.’
De oude rechercheur knikte.
‘En van de atoombom.’
Het klonk cynisch.
Vledder kneep zijn lippen opeen.
‘Ook,’ reageerde hij verbeten, ‘ook van de atoombom.’ De Cock schudde langzaam zijn hoofd. Op zijn gezicht kwam een peinzende uitdrukking. ‘De jaren verglijden,’ sprak hij zacht. ‘De eeuwen stapelen zich op. Je hebt gelijk… de tijden veranderen. Maar de mens? Ik denk dat de mens sinds die duistere Middeleeuwen niet zoveel is veranderd… dat die nog steeds wordt beheerst door dezelfde driften, instincten en hartstochten, die hem ook destijds bezielden.’
Vledder snoof.
‘Compleet… met baargericht?’
‘Precies.’
De jonge rechercheur trok een dwarse denkrimpel in zijn voorhoofd.
‘En wat doe je als het lijk van Siegfried van Xanten werkelijk gaat bloeden?’
‘Niets.’
‘Jij gelooft niet in een godsoordeel?’
De accolades rond de mond van De Cock vergleden in een fijne glimlach.
‘Ik wel, maar ons strafrecht niet.’
Beiden zwegen. Een bloedend lijk van Siegfried van Xanten beheerste hun gedachten.
De Cock drong ze terug.
‘Hoe… eh, hoe was de sectie?’ vroeg hij belangstellend. Voordat Vledder kon antwoorden rinkelde de telefoon. De jonge rechercheur nam de hoorn op en luisterde. Na een paar seconden hield hij zijn hand op het spreekgedeelte en keek naar De Cock op.
‘Beneden aan de balie is iemand die je wil spreken.’‘Wie?’
‘Een man… ene Hagen de Bourgondiër.’
7
‘Hagen de Bourgondiër?’
‘Ja.’
‘Laat hem maar boven komen.’
Vledder gaf het bericht aan de wachtcommandant door en legde de hoorn op het toestel terug.
‘Wie is Hagen de Bourgondiër?’
‘Een lid… een vooraanstaand lid van het oudheidkundig genootschap.’
Vledder fronste zijn wenkbrauwen.
‘Hoe kom je aan die wijsheid?’
De Cock glimlachte.
‘Volgens Adelheid van Kleef was hij de man die het genootschap ertoe aanzette om het doodvonnis tegen Siegfried van Xanten uit te spreken.’
‘Wat zou hij komen doen?’
‘Geen flauw idee.’
Er werd geklopt en vrijwel onmiddellijk daarna zwaaide de deur van de recherchekamer wijd open. In de deuropening verscheen een boomlange, breedgeschouderde man. Hij droeg een dof zwart wildlederen anorak en een nauwsluitende spijkerbroek in halfhoge laarzen.
Het meest opmerkelijke aan hem waren zijn verwilderde donkere haardos en zijn volle baard, die vrijwel het gehele gezicht bedekte. Met stampende tred liep hij op De Cock af en boog zich iets naar hem toe.
‘U… eh, u bent de rechercheur, die gisteravond onze Gunther Worms te woord heeft gestaan?’
De grijze speurder knikte gelaten.
‘De Cock… met ceeooceekaa.’
De man liet zich op de stoel naast het bureau van de oude rechercheur zakken. ‘Ik ben Hagen,’ opende hij, ‘Hagen de Bourgondiër. Ik ben weliswaar geen koning, maar ik ben ook een man van de Klokbekers.’ Hij nam een kleine adempauze. ‘Ik ben een halfuurtje geleden thuis gebeld door die vrouw.’‘Welke vrouw?’
Hagen de Bourgondiër duimde over zijn schouder.
‘Adelheid, zo heet ze. Adelheid van Kleef. Ze zei mij dat haar Siegfried was vermoord en dat zij de overtuiging was toegedaan dat ik het had gedaan… dat ik voor die moord verantwoordelijk ben.’
De Cock keek hem strak aan.
‘Adelheid van Kleef beschuldigde u?’
Hagen de Bourgondiër knikte.
‘En ik moet u zeggen… ik vind dat hoogst ernstig. Ik weet niet of zij deze beschuldiging ook aan anderen heeft geuit… aan u bijvoorbeeld. Hoe dan ook… ik wil dat ze ermee ophoudt. Anders klaag ik haar aan wegens smaad. Ik voel mij door die aantijging in mijn eer en goede naam aangetast.’
De Cock glimlachte.
‘U bent goed op de hoogte van de wettelijke terminologie,’ sprak hij prijzend.
Hagen de Bourgondiër plukte aan zijn baard.
‘Ik heb voor alle zekerheid eerst contact opgenomen met mijn advocaat en heb hem gevraagd welke mogelijkheden ik had om zo’n beschuldiging te pareren.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Heeft Adelheid van Kleef redenen om u van moord op Siegfried van Xanten te beschuldigen?’
‘Nee.’
De grijze speurder spreidde zijn handen.
‘Wat is dan haar basis… op grond waarvan spreekt zij die beschuldiging uit?’
Hagen de Bourgondiër maakte een hulpeloos gebaar. ‘Ik weet niet wat Siegfried haar heeft verteld. Siegfried en ik waren vroeger vrienden. We trokken veel met elkaar op. Ik was erg bedroefd toen ik van zijn dood hoorde. U begrijpt hoe pijnlijk het voor mij is nu men mij beschuldigt hem te hebben vermoord.’‘Wanneer eindigde die vriendschap?’