Выбрать главу

‘Toen Adelheid in ons leven kwam.’

De Cock maakte een schouderbeweging.

‘Dat begrijp ik niet.’

In de donkere ogen van Hagen de Bourgondiër vonkte even een fel licht.

‘U hebt haar ontmoet?’

‘Ja.’

‘Een prachtige vrouw.’

‘Zeker.’

Hagen de Bourgondiër staarde voor zich uit.

‘Haar ouders hadden een vooruitziende blik. Zij gaven hun dochter een naam die bij haar paste… Adelheid… vrouw van edele gestalte.’ Hij zweeg even en zuchtte diep. ‘Wij werden beiden op haar verliefd. Adelheid koos uiteindelijk voor Siegfried en dat betekende het einde van onze vriendschap.’

‘Waarom?’

Hagen de Bourgondiër maakte een wrevelig gebaar. ‘Wanneer een vrouw, die weet dat je verliefd op haar bent, duidelijk voor een ander kiest… dan ontwaken in een man toch bepaalde gevoelens.’

‘Wraakgevoelens?’

Hagen de Bourgondiër schudde zijn hoofd.

‘Zo mag u ze niet betitelen.’ Hij klopte met zijn vuist op zijn machtige borst. ‘In diesen heil’gen Hallen,’ riep hij pathetisch, ‘kennt man die Rache nicht.’ Hij zweeg opnieuw. Nadenkend. ‘Ik wilde Adelheid van Kleef niet meer zien… niet meer ontmoeten. Met Siegfried had ik nog wel eens contact op de bijeenkomsten van ons oudheidkundig genootschap.’

De Cock hield zijn hoofd iets schuin.

‘Waarom zette u het genootschap aan om een vondenis over Siegfried uit te spreken?’

Hagen de Bourgondiër zwaaide afwerend.

‘Laten we daarover zwijgen. Over de doden niets dan goeds.’ De Cock boog zich iets naar hem toe.

‘Het is mijn ernstig streven,’ sprak hij vriendelijk, ‘om de moordenaar van Siegfried van Xanten te ontmaskeren. En als u die moordenaar niet bent… dan hebt u er alle belang bij dat ik in dat streven slaag… dat ik die beschuldiging van Adelheid kan ontzenuwen.’

Hagen de Bourgondiër liet zijn hoofd zakken.

‘Siegfried van Xanten had zich aan diefstal schuldig gemaakt.’ De Cock keek hem verrast aan.

‘Diefstal?’

Hagen de Bourgondiër knikte met een bedroefd gezicht. ‘Het is ons leden van het oudheidkundig genootschap wel eens toegestaan om aan archeologische opgravingen mee te werken. Het is een privilege dat voortvloeit uit de aard van onze belangstelling. Nu hebben unieke archeologische vondsten vaak een hoge economische waarde… een hoge marktwaarde. Het is echter een soort code… een ongeschreven wet, dat men bijzondere archeologische vondsten niet zelf behoudt, maar ter beschikking stelt van musea of van een groep wetenschappers, die uit zo’n vondst belangrijke historische conclusies kunnen trekken.’ De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

‘En Siegfried van Xanten,’ sprak hij bedachtzaam, ‘had een archeologische vondst voor zichzelf gehouden?’

‘Precies.’

‘Wat was dat?’

‘Een dolk… een bronzen dolk… vermoedelijk uit de vijfde eeuw voor Christus. We kwamen er bij toeval achter door een tip van een kunsthandelaar, aan wie Siegfried de dolk wilde verkopen.’

‘Waarom ging u niet naar de politie?’

‘Dat is in ons genootschap niet gebruikelijk.’

De Cock grijnsde.

‘U straft liever zelf.’

Het klonk honend.

Hagen de Bourgondiër negeerde de spot.

‘In dergelijke gevallen,’ ging hij onverstoorbaar verder, ‘raadplegen wij de sapientes. Dat is een raad van wijze mannen, die op basis van de ewa… gewoonterecht… een vondenis uitspreken.’‘Inzake Siegfried van Xanten… een doodvonnis.’

Hagen de Bourgondiër schonk hem een milde glimlach. ‘U moet niet uitgaan van de letterlijke betekenis van dat woord.’ De Cock veinsde verbazing.

‘Uw… eh, uw koning… Gunther Worms… zei dat ik het zo mocht noemen.’

Hagen de Bourgondiër aarzelde even.

‘Vele oude volkeren,’ sprak hij lerend, ‘kenden de doodstraf niet. Zelfs niet bij moord. Denkt u maar eens aan het bijbelse Kaïn-en-Abel-verhaal. Kaïn krijgt voor het doodslaan van zijn broer Abel geen doodstraf. De straf luidde: verbanning. En dat was voor mensen, die leefden in barre tijden, waarin de beschutting en bescherming van de stam onontbeerlijk was, een straf die vaak zwaarder woog dan het benemen van het leven.’ De Cock knikte begrijpend.

‘Het vondenis over Siegfried van Xanten luidde verbanning.’‘Juist. Voor de leden van het oudheidkundig genootschap bestond Siegfried van Xanten niet meer… was hij gestorven… dood. Dat is vermoedelijk de reden waarom onze koning zei dat u het vondenis ook een doodvonnis mocht noemen.’ De Cock leunde in zijn stoel achterover en liet zijn blik over de gelaatstrekken van de man dwalen. De baard hinderde hem. Hij vroeg zich af wat voor een kin er onder schuilging. Maar de vlot formulerende Hagen de Bourgondiër imponeerde hem wel.

‘En de dolk?’ vroeg hij belangstellend. ‘Wat werd er over de dolk beslist?’

Hagen de Bourgondiër verschoof iets op zijn stoel.

‘Volgens het vondenis van de sapientes moest Siegfried van Xanten de dolk aan onze koning… Gunther Worms overhandigen.’‘Gebeurde dat?’

Hagen de Bourgondiër knikte nadrukkelijk.

‘De dolk zal te zijner tijd worden geschonken aan het oudheidkundig museum in Uffelte.’

Vledder schoof de lade van zijn bureau open, nam daaruit een vreemdsoortige dolk en legde die met een klap voor zich neer. Hagen de Bourgondiër reageerde op het geluid. Hij draaide zich half om en keek. Ineens werden zijn donkere ogen angstig en aan de rand van zijn baard kleurde zijn gezicht rood. ‘De dolk.’ Hij slikte. Zijn adamsappel danste wild op en neer. ‘De bronzen dolk van Uffelte.’ Zijn blik gleed met verbijstering omhoog naar Vledder. ‘Waar… waar,’ stotterde hij, ‘waar komt die vandaan?’

De jonge rechercheur strekte zijn hand naar de dolk. ‘Uit de rug,’ antwoordde hij strak, ‘uit de rug van de dode Siegfried van Xanten.’

Toen Hagen de Bourgondiër was vertrokken, keek De Cock Vledder bewonderend aan.

‘Dat moment was goed gekozen,’ sprak hij prijzend. ‘Een beter ogenblik om de dolk tevoorschijn te halen was niet denkbaar. Ook de presentatie was prima… die korte tik met de dolk op het bureaublad. Hagen de Bourgondiër moest wel in die richting kijken. Ik dacht dat zijn ogen uit de kassen rolden.’

Vledder glunderde om de lof.

‘We hoeven nu geen uitgebreide onderzoeken meer te doen naar de herkomst van de dolk. We weten in één klap waar dat moordwapen vandaan komt.’

‘Uit opgravingen bij Uffelte.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Dat bedoel ik niet. Het blijkt nu dat de bronzen dolk, waarmee Siegfried van Xanten werd vermoord, in het beheer was van de Klokbekers.’

De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

‘Je wilt zeggen dat wij ook zijn moordenaar onder de Klokbekers moeten zoeken.’

Vledder knikte.

‘Dat ligt voor de hand. Het begint er steeds meer op te lijken dat Adelheid van Kleef gelijk krijgt.’

De Cock grinnikte.

‘Zie je hoe voorzichtig je moet zijn met zelfs de vreemdste verhalen?’

Vledder negeerde de opmerking. Hij gebaarde voor zich uit. ‘Het moet voor ons toch mogelijk zijn om uit te vinden welke leden van het oudheidkundig genootschap in het bezit van de dolk konden komen? De kring van verdachten is nu niet zo groot meer. We kunnen onze aandacht gewoon tot de Klokbekers beperken.’

‘En het motief?’

Vledder glimlachte.

‘Die Hagen de Bourgondiër probeert ons nu wel wijs te maken,’ sprak hij wat smalend, ‘dat het uitgebrachte doodvonnis in feite slechts verbanning uit de stam van de Klokbekers betekende, maar wie zegt mij dat een van de leden van het genootschap het vondenis niet letterlijk heeft opgevat.’