Выбрать главу

De Cock keek naar hem op.

‘En voor de uitvoering zorgdroeg?’

Vledder knikte nadrukkelijk.

‘Dat bij het voltrekken van het vonnis juist gebruik is gemaakt van de omstreden dolk wijst volgens mij in die richting.’‘A ls symbool?’

Vledder knikte opnieuw.

‘Inderdaad… als symbool,’ sprak hij plechtstatig. ‘Als symbool dat de afvallige Siegfried van Xanten met die bronzen dolk… dat moordwapen… de ewa… de eeuwige rechtsgebruiken van het volk van de Klokbekers had geschonden.’

De Cock schoof zijn onderlip prijzend vooruit.

‘Je bent vandaag uitzonderlijk goed op dreef. Als ik je zo beluister, dan geloof ik dat je al bijna als een volwaardig Klokbekermens denkt.’

Vledder reageerde niet. Op zijn jong gezicht kwam een peinzende uitdrukking.

‘Weet je,’ sprak hij nadenkend, ‘dat wij samen wel eens meer met een genootschap van doen hebben gehad? Het Genootschap van de Broeders en Zusters van de Heilige Zegeningen.’[4] De Cock gniffelde.

‘Die waren allen niet zo braaf.’

De peinzende uitdruk king op het gezicht van Vledder bleef. ‘Het is toch opmerkelijk,’ sprak hij bedachtzaam, ‘dat er in onze moderne tijd steeds meer van dergelijke min of meer sektarische groeperingen ontstaan en dat velen zich ertoe voelen aangetrokken?’ De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik vind dat niet zo opmerkelijk. Er komen steeds meer mensen die onze huidige tijd afwijzen, die de vele dreigingen om ons heen met angst bezien… die menen aanwijzingen te vinden voor een sterk moreel verval en daarom terugverlangen naar oude tijden… naar een verleden waarin begrippen als trouw, eerlijkheid, eerbied en ridderlijkheid nog duidelijke contouren hadden.’

‘Een vlucht?’

De Cock knikte traag.

‘Een vlucht uit het heden.’

‘Naar het verleden.’

‘Precies.’

‘Waar komt de naam Klokbekers vandaan?’

De Cock steunde met zijn ellebogen op zijn bureau. ‘Ik heb gisteravond voor ik naar bed ging nog even in de encyclopedie gekeken. Het intrigeerde me. De Klokbekers schijnen een strijdbaar ruitervolk te zijn geweest, dat zich in het begin van de bronstijd over heel Europa heeft verspreid. De naam Klokbekers danken zij aan het vaatwerk dat zij maakten… klokvormige bekers, die, fijnversierd, aan de doden in hun graf werden meegegeven. Ze hebben ook in ons land gewoond. Op de Veluwe, in Lunteren, heeft men een bijna gave grafheuvel van de Klokbekermensen gevonden.’

De ogen van Vledder lichtten op.

‘Daarom trekken de leden van het genootschap jaarlijks naar Lunteren.’

De Cock schudde bedenkelijk zijn hoofd.

‘Het is alles bijeen toch een raar genootschap. Ze noemen zich Klokbekers, maar de gebruiken die ze hanteren… een raad van oude wijze mannen, de sapientes, die op basis van de ewa een vondenis vellen… is Oudgermaans. Van een rechtsgeding bij de Klokbekermensen is nagenoeg niets bekend.’

De grijze speurder zweeg en zuchtte. ‘Wij, als rechercheurs, kunnen ons een vlucht in het verleden niet veroorloven.’ Hij klonk bijna spijtig. ‘Die bronzen dolk mag dan uit een ver verleden stammen… de moord op Siegfried van Xanten is een hedendaagse moord… ordinair en strafbaar volgens onze huidige wetgeving.’ Hij keek naar Vledder op. ‘Hoe was de sectie?’ De jonge rechercheur tastte naar de binnenzak van zijn colbert en raadpleegde zijn notitieboek.

‘Dokter Rusteloos kwam tot een voorlopige, maar toch hoogst merkwaardige conclusie.’

‘En die is?’

‘Siegfried van Xanten stierf wel aan de gevolgen van de dolksteek… inwendige verbloeding… maar hij was vermoedelijk voordien bedwelmd.’

‘Bedwelmd?’

Vledder knikte.

‘Met een sterk verdovend middel.’

8

‘Hoe kwam dokter Rusteloos tot die conclusie?’

Vledder maakte een lichte schouderbeweging.

‘Dat is mij niet helemaal duidelijk geworden,’ sprak hij wrevelig. ‘Die oude lijkensnijder is zo doof als een kwartel. Je kunt bijna geen woord met hem wisselen. Hij had het over de geur van het bloed en over spierreacties. Ik begreep er niet veel van. Uiteraard zal een toxicologisch onderzoek moeten uitmaken of er inderdaad sprake was van een bedwelming en welk middel er voor die bedwelming is gebruikt.’

De Cock knikte.

‘Bel eens met het gerechtelijk laboratorium in Den Haag en vraag of ze dat toxicologisch onderzoek met enige voorrang willen behandelen.’

Vledder snoof.

‘Het zal weinig helpen. Ze kampen daar ook al met personeelsgebrek.’

‘Probeer het toch maar.’

‘Waarom?’

De Cock drong aan:

‘Ik ben erg benieuwd naar het middel dat is gebruikt. Het kan een belangrijke aanwijzing zijn. Bovendien… als Siegfried van Xanten eerst is bedwelmd en daarna doodgestoken, dan wijst dat duidelijk in de richting van het wettelijke voorbedachte rade. Dan is er sprake van een vooraf geplande moord.’‘Inderdaad.’

De Cock wreef over zijn kin.

‘Het vreemde is dat buiten dat malle vondenis van het genootschap zich geen enkel bruikbaar motief voor de moord aandient. Waarom moest hij sterven?’ De grijze speurder stond van zijn stoel op en gebaarde naar Vledder. ‘Ga eens na wat Siegfried deed… waarvan hij leefde? Zoek eens uit of zijn moeder nog leeft… waar ze woont? Doe eens navraag naar die dolk… of er inderdaad opgravingen in Uffelte zijn geweest en of daar een dergelijke dolk kan zijn gevonden? Vraag eens aan Hagen de Bourgondiër wanneer hij voor het eerst van die dolk hoorde… en of hij de naam nog kent van de handelaar aan wie Siegfried de dolk te koop aanbood? En doe eens…’

Vledder onderbrak hem afwerend.

‘Wat wil je daar allemaal mee?’

De Cock keek hem verwonderd aan.

‘Een moord oplossen.’

‘En moet ik dat in m’n eentje doen?’

De grijze speurder reageerde verrast.

‘In je eentje?’

Vledder knikte nadrukkelijk.

‘In m’n eentje, ja. Je wilt mij allerlei dingen laten doen, maar wat doe jij?’

De Cock glimlachte.

‘Ik ga naar het Alexanderplein.’

‘Wat is daar?’

‘Daar woont Etzel Hunnen.’

‘Wie is Etzel Hunnen?’

De Cock slenterde naar de kapstok.

‘Een oude man met een hond,’ sprak hij zich omdraaiend. ‘Ik ga hem vragen of hij bij de Muiderpoort buiten een dode Siegfried van Xanten die avond ook nog iets anders heeft gezien.’

De oude man schudde langzaam zijn hoofd. Zijn rechterhand reikte beverig naar de kop van een grote ruige hond, die naast hem zat.

‘Nee, nee… alleen die dode Van Xanten.’

De Cock kneep zijn ogen half dicht.

‘U kende hem?’

De oude man knikte.

‘Jazeker. Siegfried van Xanten. Ik ben er nog een beetje kapot van. Het is verschrikkelijk. Ziet u, het zal ons oudheidkundig genootschap geen goed doen.’

De Cock slikte van verbazing.

‘Uw… eh, uw oudheidkundig genootschap?’ herhaalde hij vragend.

Etzel Hunnen knikte opnieuw.

‘Al heel veel jaren. Van de oprichting af. Die Van Xanten was ook bij ons. Ik, persoonlijk, ik vond hem wel een aardige vent. Een vrolijk en opgeruimd type. Begrijpt u, het was een hele schok voor me, toen ik hem dood in de Muiderpoort zag liggen. En dat met die oude antieke dolk in zijn rug.’

De Cock schoof verrast naar voren. ‘Die… eh, die dolk kende u ook?’

De oude man aaide de hond, die op de plotselinge beweging van De Cock waakzaam reageerde.

‘Daar is alles mee begonnen. Hagen de Bourgondiër zei dat Siegfried van Xanten die dolk tijdens opgravingen in Uffelte achterover had gedrukt… gestolen, begrijpt u. Dat mag niet. Ons oudheidkundig genootschap is er voor om de wetenschap te dienen. Dat is ons uitgangspunt. Daar leggen we ook een eed voor af.’

вернуться

4

Zie De Cock en de broeders van de zachte dood.