Выбрать главу

‘Waar zag hij dat aan?’

Vledder wees naar de dolk.

‘Het schijnt iets te maken te hebben met de metaallegering. Het huidige brons is veelal een legering van koper en tin, terwijl de oude volken in plaats van tin vaak lood gebruikten. Dit was slechts een voorlopige conclusie van de heer Van Velzen. Wilde je absolute zekerheid, dan was een spectraalonderzoek nodig. Er waren volgens hem ook tal van andere aanwijzingen… zoals de gietwijze van het brons… die erop duidt dat dit exemplaar van recente makelij is.’

‘En het origineel?’

‘De heer Van Velzen kende het model. Volgens hem was de dolk van het type, zoals die in de midden-bronstijd… dat is zo rond het jaar vijftienhonderd voor Christus… vooral in NoordWales werd gemaakt.’

De Cock nam de dolk weer ter hand.

‘Dus dit ding,’ beklemtoonde hij, ‘is niet afkomstig van een of andere opgraving. Noch in het Drentse Uffelte, noch waar ook?’

Vledder knikte.

‘Daar kunnen we van uitgaan.’

De Cock staarde naar de dolk.

‘Toch werd in de boezem van het oudheidkundig genootschap,’ memoreerde hij, ‘Siegfried van Xanten ervan beschuldigd deze dolk tijdens opgravingen te hebben ontvreemd. Siegfried werd zelfs voor die diefstal door de sapientes gevonnist.’ De grijze speurder zweeg even en schudde zijn hoofd. ‘Volgens mij klopt er iets niet… als dit niet de echte bronzen dolk uit Uffelte is, maar een replica… dan was de beschuldiging vals.’

Vledder keek hem verward aan.

‘Hoe bedoel je?’

De Cock stak zijn wijsvinger omhoog.

‘Als Siegfried van Xanten tijdens de opgravingen in Uffelte een dolk uit de bronstijd heeft gevonden en voor zichzelf heeft gehouden, dan is dat niet dit exemplaar. De vraag, die opdoemt is natuurlijk: Waar is het origineel? Als Siegfried werd beschuldigd alleen op basis van het in zijn bezit hebben van deze replica… dan was de beschuldiging vals. We mogen toch aannemen dat in de boezem van het eerbiedwaardige oudheidkundig genootschap lieden zijn, zoals de heer Van Velzen, die een replica van een origineel kunnen onderscheiden.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

‘Maar als de beschuldiging vals was… waarom reageerde Siegfried dan niet… waarom kwam hij niet in verweer?’ De Cock trok zijn schouders op.

‘Misschien meende Siegfried dat hij werkelijk een originele dolk uit de bronstijd had gevonden?’

Vledder grinnikte vreugdeloos.

‘Dan is er tijdens de opgravingen geknoeid.’

De Cock legde de dolk weer voor zich neer. ‘Het is me wel een wespennest waarin we terecht zijn gekomen.’

Vledder strekte zijn arm naar hem uit.

‘Ik heb nog een verrassing voor je.’

De oude rechercheur keek argwanend naar hem op. ‘Een verrassing?’

Vledder knikte.

‘Ben Kreuger belde op. Hij heeft de vingerafdrukken in onze collectie gevonden.’

De Cock kneep zijn ogen half dicht.

‘De vingerafdrukken van Siegfried van Xanten?’

‘Inderdaad.’

De oude rechercheur plukte aan zijn onderlip.

‘Hij is dus in het verleden wel eens met de politie in aanraking geweest?’

‘Zo is het. Siegfried werd op zijn vijftiende jaar door rechercheurs van de kinderpolitie gearresteerd voor diefstal uit musea en kerken. De zaak is destijds, gezien zijn jeugdige leeftijd, door de officier geseponeerd.’

‘Wat roofde hij?’

‘Kunstschatten.’

Ze reden in hun oude gammele politiewagen over de Gooiseweg tussen de betonkolossen van de Bijlmermeer. Groenvoorzieningen langs de weg en nevelen van een traag vallende regen camoufleerden de troosteloze eentonigheid van het omstreden woongebied.

De Cock staarde voor zich uit. De zwiepende ruitenwisser trok zijn aandacht. Plotseling voelde hij een sterke neiging in zich opkomen om zijn hoofd in de cadans van de wisser te laten meedeinen. Om aan die hypnose te ontkomen schoof hij zijn oude hoedje tot over zijn ogen en zakte wat onderuit. Vledder blikte opzij.

‘Weet je waar we moeten zijn in Baarn?’

De Cock knikte.

‘Het is dicht bij het station. Ik heb even de plaatselijke politie gebeld. Die hebben mij haarfijn uitgelegd waar we moeten zijn.’

‘En als Hilde Brunet niet alleen is? Ik bedoel, als ook haar man, Gunther Worms, thuis is… wat dan?’

‘Die is niet thuis.’

Vledder reageerde verrast.

‘Hoe weet je dat?’

‘Ik heb hem door Fred Prins laten ontbieden.’ Hij schoof de rand van zijn hoed tot boven zijn ogen en keek op zijn horloge. ‘Als alles klopt, dan is Gunther Worms nu op weg naar Amsterdam, naar de Warmoesstraat voor een onderhoud met rechercheur Prins.’

Vledder snoof.

‘Wat moet Prins tegen die Worms zeggen? Fred weet niets van deze zaak.’

De Cock plooide zijn lippen in een tuitje.

‘Ik heb hem zoveel mogelijk ingelicht. Fred Prins zal een dringend beroep doen op Gunther Worms. De Koning van de Klokbekers zal ervoor moeten zorgen dat alle leden van het oudheidkundig genootschap naar de aula van de Oosterbegraafplaats in Amsterdam komen om afscheid te nemen van hun voormalige medelid, de op een zo gewelddadige wijze om het leven gebrachte Siegfried van Xanten.’

Vledder liet het stuur van de Volkswagen bijna uit zijn handen glippen. ‘Je… eh, je wilt… je gaat…’ Hij stotterde. ‘Je gaat het toch doen? Je laat alle leden langs het lijk van Siegfried trekken?’‘Zeker.’

‘En de consequenties?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Die zijn er niet,’ sprak hij nonchalant. ‘Wat voor consequenties?’ Hij trok gelaten zijn schouders op. ‘Ik zie alleen maar voordelen. Het geeft ons de kostelijke gelegenheid om al die luitjes van het genootschap eens van heel dichtbij te bekijken. We kunnen hun reacties peilen. Een confrontatie met de gevolgen van een gewelddadige dood is toch altijd wat gruwelijk.’‘Verwacht je dat Gunther Worms zijn medewerking zal verlenen?’

De Cock knikte.

‘Hij en Hagen de Bourgondiër hebben bij het oudheidkundig genootschap allerlei Oudgermaanse gebruiken ingevoerd. Zo’n ordale… zo’n oud baargericht zal hem aanspreken.’ Hij zweeg even. Nadenkend. ‘Tenzij…’ Hij maakte zijn zin niet af. Vledder keek hem van terzijde aan.

‘Tenzij… wat?’

Om de mond van De Cock dartelde een grijns. ‘Tenzij hij zelf de moordenaar is.’

Bij de afslag Baarn-Eembrugge reden ze van de snelweg het statige forensendorp binnen. Baarn was nog steeds een voorname en deftige gemeente.

Onmiddellijk na de spoorwegovergang reed Vledder op aanwijzing van De Cock rechts een laan in. De jonge rechercheur keek om zich heen.

‘Is het hier?’

De grijze speurder schudde zijn hoofd.

‘Dit is de Prinses Marielaan. Hier ergens op nummer acht woont een uitgever, met wie ik wel eens wat van doen heb gehad. Wij moeten naar de Prinses Carolinalaan. Dat is een honderd meter verder… links.’

‘Hoor je nog wel eens wat van die uitgever?’

De Cock knikte heftig.

‘Eenmaal in het jaar, meestal in april, stuurt hij mij een aardig presentje.’ Hij grinnikte ondeugend. ‘Voor bewezen diensten.’‘Wat voor diensten?’

De Cock gebaarde achteloos.

‘Ach, ik heb wel eens een paar vreemde misdrijven voor hem opgelost.’

De Prinses Carolinalaan bleek een lieflijke, wat verstilde laan met fraaie oude beuken, waarvan de kruinen tot aan de wolken reikten. Even voorbij een imponerende oprijlaan met grind stopten ze aan de kant van de weg en de beide rechercheurs stapten uit. Half verscholen tussen hoogoprijzende paarse rododendrons lag een kapitale villa met een overhangend dak, waaronder stapels hout voor het haardvuur. Het grove grind knarste onder de voeten van de beide rechercheurs toen ze wat behoedzaam de voordeur naderden.

Vledder wuifde voor zich uit.