Выбрать главу

‘Maar het was Siegfried, die mij bedroog.’

‘Daarover was u verbitterd?’

‘Ja, hoogst verbitterd.’

‘En daarom bezwoer u in het heiligdom van het oudheidkundig genootschap de dure eed dat u eens Siegfried voor zijn bedrog zou doden.’

Hilde Brunet keek naar hem op.

‘Dat hebt u gehoord?’

De Cock knikte traag.

‘Al kent u mijn moraal niet,’ sprak hij vriendelijk. ‘Al hanteer ik in mijn leven mogelijk wat minder strakke normen dan u… toch begrijp ik uw verbittering.’

Om de lippen van Hilde Brunet gleed een matte glimlach. Ze balde haar rechterhand tot een vuist en sloeg daarmee op de leuning van haar hoge zetel.

‘Ik had hem gedood… ik had hem gedood op de wijze, zoals hij nu is gedood… een verraderlijke dolk in zijn rug.’

‘U deed het niet?’

Hilde Brunet schudde haar hoofd.

‘Iemand was mij voor.’

Het klonk droevig.

De Cock hield haar gelaatstrekken in zijn blik gevangen. ‘Wie?’

Hilde Brunet trok haar ronde schouders naar achteren en duwde uitdagend haar fraaie buste vooruit.

‘Mijn man… Gunther Worms… hij heeft nooit de gedachte kunnen verdragen dat hij mij slechts door middel van bedrog bedwong en dat Siegfried dat wist.’

Vledder liet het stuur van de oude Volkswagen even los en klapte een paar maal met zijn vlakke hand tegen zijn voorhoofd. ‘Dat is toch te gek,’ riep hij duidelijk geërgerd. ‘Dat is toch geen motief. Gunther Worms deed zelf opgewekt mee aan dat bedrog. Het ligt zelfs voor de hand dat het initiatief van hem is uitgegaan. Na de vele afgewezen huwelijksaanzoeken zal hij Siegfried van Xanten om medewerking hebben gevraagd. Hij kende toch de gevoelens die Hilde Brunet voor Siegfried koesterde. Zonder hulp van Siegfried had hij Hilde Brunet nooit tot vrouw gekregen.’ Hij schudde heftig zijn hoofd. ‘Gunther Worms had geen motief om Siegfried van Xanten te doden… dat motief had Hilde Brunet.’

‘Maar ze heeft het niet gedaan.’

Vledder zwaaide geëmotioneerd.

‘Dat zegt ze. Maar voor mij is dat nog lang niet zeker. Hilde Brunet is een vreemde vrouw… met vreemde ideeën en… let wel… nooit verzwakte gevoelens van haat jegens de man die haar liefde versmaadde en haar op een bepaald schandelijke manier verkwanselde… ik kan het niet anders noemen.’ De Cock glimlachte flauwtjes.

‘Je hebt gelijk… het was een schunnige streek. Toch mogen we Gunther Worms als mogelijke moordenaar niet uitsluiten. Het motief voor de moord op Siegfried van Xanten behoeft niet per se verband te houden met zijn dubieuze rol ten opzichte van Hilde Brunet. Er kunnen nog tal van andere motieven zijn. We weten gewoon nog te weinig van deze zaak.’

Vledder bromde instemmend.

Een tijdlang reden ze zwijgend voort. De Cock zakte weer wat onderuit. Na een paar kilometer kwam hij ineens omhoog. Op zijn gezicht lag een vrolijke uitdrukking.

‘Zeg, voor ik het door al die ellende vergeet, help mij eraan herinneren, dat ik van de week nog even naar de heer Lammers van het Treinenhuis in de Bilderdijkstraat ga.’

‘Waarom?’

‘Van LGB komt een nieuwe loc uit.’

Vledder grinnikte.

‘Speel je nog steeds met treintjes,’ vroeg hij met honende spot. De Cock knikte bedaard.

‘Daar hoef je niet zo laatdunkend over te doen. Het is een fascinerende hobby, die veel parallellen heeft met ons beroep.’ Vledder lachte.

‘Met ons werk als rechercheur?’

De Cock knikte met een ernstig gezicht.

‘Ga maar na,’ sprak hij onbewogen, ‘wij hopen als ijverig rechercheur bij onze onderzoeken steeds op het goede spoor te zitten… daarbij verwachten wij dat het spoor dat wij volgen geen dood spoor zal blijken te zijn, maar ons werkelijk naar het verlangde eindstation zal voeren. En onze voortdurende vrees is dat wij op een zijspoor worden gezet.’

Vledder lachte opnieuw.

‘Mensen, mensen,’ brulde hij, ‘dat treintje-spelen heeft je wel te pakken. Volgens mij lijd je aan een complete spoorafwijking.’ De Cock wuifde voor zich uit.

‘Het kan best zijn,’ sprak hij achteloos. ‘Misschien dat jij het verband tussen het leven en het spoor niet zo ziet zitten, maar ik zet de wissel niet om. Zonder te ont-sporen blijf ik mijn afwijking, zoals jij die noemt, koesteren. Voorlopig beleef ik er veel plezier aan.’ Hij blikte opzij en veranderde ineens van toon en onderwerp. ‘Heb jij nog met het gerechtelijk laboratorium in Den Haag gebeld?’‘Over dat toxicologisch onderzoek?’

‘Precies.’

Er kletterden opnieuw regendruppels op de voorruit. Vledder boog zich naar voren en zette de ruitenwissers in beweging. ‘Dit is al de zoveelste zachte winter deze zomer,’ bromde hij. De Cock lachte om de opmerking.

‘Heb je gebeld?’

‘Ja.’

‘Wat zeiden ze?’

‘Er moesten nog een paar chemische reacties worden afgewacht. Pas dan was er een absolute zekerheid. Maar het spul in het lichaam van Siegfried van Xanten was vrijwel zeker scopolamine.’ De Cock zat met een ruk recht overeind.

‘Scopolamine?’ herhaalde hij verrast.

Vledder knikte.

‘Dat zeiden ze… scopolamine. Ze hebben het woord nog voor mij gespeld.’ Hij draaide zich iets naar De Cock toe. ‘Ken jij dat… eh, scopolamine? Heb je er wel eens van gehoord?’ De Cock duwde zijn lippen vooruit.

‘Ik ken het,’ sprak hij kalm. ‘Zeker. Het is een zogeheten alkaloïde… een gif uit planten. Ik weet niet of het nu nog zo is, maar vroeger werd het ook in de geneeskunde wel gebruikt. Scopolamine remt de activiteit van de spieren door een sterke beïnvloeding van het centraal zenuwgestel.’

Vledder keek hem peinzend aan. ‘Dokter Rusteloos zei tijdens de sectie toch ook iets over spierreacties.’

De Cock knikte voor zich uit.

‘Ik denk dat hij iets heeft gezien aan de spieren op de plek waar de dolk het lichaam binnendrong.’

‘Hoe komen ze eraan? Ik bedoel, uit welke planten wordt het gewonnen?’

‘Het komt voort uit de familie van de nachtschade… wetenschappelijk de solanaceeën, zoals de doornappel, ook wel dolkruid of duivelskruid genoemd en de solanum nigrum… de zwarte nachtschade. De bijnamen dolkruid, duivelskruid en zwarte nachtschade… denk maar eens aan zwarte kunst… doen vermoeden dat men al heel lang, vermoedelijk reeds in de vroege Middeleeuwen, de helse werking kende. Het zijn beide uiterst giftige planten, die ook bij ons hier in Nederland in het wild groeien en waarmee men beslist niet mag experimenteren. Dat is levensgevaarlijk.’

‘Zo giftig?’

‘Inderdaad.’

Vledder keek zijn oudere collega bewonderend aan. ‘Hoe weet je dat allemaal?’

De Cock glimlachte gevlijd.

‘Dat is niets bijzonders,’ sprak hij geringschattend. ‘Ik heb mij jaren geleden eens met dat spul… dat scopolamine beziggehouden. In bepaalde staten van Amerika kan een verdachte om zijn getuigenis van onschuld enige kracht bij te zetten, vragen om een scopolaminetest. Zie je dat intrigeerde mij. Daarom heb ik er destijds alles over gelezen wat ik maar te pakken kon krijgen. Ik heb er een heilig ontzag voor plantenvergiften aan overgehouden.’ Vledder maakte een hulpeloos gebaartje.

‘Scopolaminetest… nooit van gehoord.

De Cock stak zijn wijsvinger omhoog.

‘De stof, die men scopolamine noemt,’ ging hij docerend verder, ‘schijnt vooral dat gedeelte van ons zenuwstelsel aan te tasten… althans tijdelijk buiten werking te stellen… dat de remmingen op onze uitspraken regelt. Begrijp je, onder invloed van dat spul geeft men op vragen die worden gesteld een direct en spontaan antwoord… zonder dat die antwoorden eerst door ons verstand worden gefilterd, omgebogen of verdraaid. Vandaar dat scopolamine ook wel waarheidsserum wordt genoemd.’

Vledder reageerde met verbazing.

‘En dat past men op verdachten toe?’