De Cock wuifde in de richting van Vledder.
‘Toen u de dood van uw man aan mijn collega meldde, zei u: Ze hebben hem verraderlijk neergestoken. Wie bedoelde u daarmee?’
‘Die luitjes van de Klokbekers.’
‘Welke luitjes?’
‘Etzel Hunnen en die groep mannen die hem bij zijn uitverkiezing steunden.’
De Cock hield zijn hoofd iets scheef.
‘U denkt dat zij uw man hebben vermoord?’
Hilde Brunet knikte nadrukkelijk.
‘U had ze tijdens die vergadering over dat baargericht moeten zien. Puur vijandig. Ik las haat in hun ogen. Ik ben nooit echt verliefd op Gunther Worms geweest. U weet dat. Maar die haat, die zichtbare vijandschap deed mij in mijn hart toch pijn.’‘Dacht u dat die haat, die vijandschap, voldoende was voor moord?’
‘Beslist.’
De Cock trok rimpels in zijn voorhoofd.
‘Waarom wilde uw man per se dat baargericht?’
Om de mond van Hilde Brunet gleed een bittere grijns. ‘Adelheid… Adelheid van Kleef… er is nog nooit een man geweest die haar iets kon weigeren.’
De Cock kwam iets uit zijn zetel overeind, boog zich ver naar haar toe en snoof. ‘U… eh, u hebt een bijzonder parfum,’ sprak hij beminnelijk. ‘Het is een aangename, opwindende geur… een geur, die een man niet licht vergeet.’
Hij keek haar strak aan en veranderde van toon. ‘Hilde Brunet… wat is de schat van de Nevelberg?’
15
Toen de zware bruingelakte deur van de villa achter hen dichtviel, kuierden ze over de oprijlaan naar hun Volkswagen. Het lijk van Gunther Worms lag niet meer op het grind. Ook adjudant Lambertsen was met zijn dienstwagen verdwenen. De beide rechercheurs stapten in. Vledder startte de motor, schakelde en reed de Prinses Carolinalaan uit. Zijn jonge gezicht stond nors. Om zijn mond lag een ontevreden trek. ‘Je had haar moeten dwingen,’ sprak hij bits. ‘Je had haar moeten dwingen om ons te zeggen wat de schat van de Nevelberg betekent. Zij weet het.’
‘Hoe?’
‘Wat bedoel je?’
De Cock gebaarde heftig.
‘Hoe had ik haar moeten dwingen? Zeg het maar? Had ik haar op de pijnbank moeten leggen… haar de duimschroeven moeten aandraaien? We leven niet meer in de Middeleeuwen.’ Hij zweeg even. De grillige accolades rond zijn mond dansten in een zoete grijns. ‘Hoewel… sinds we met deze mallotige affaire bezig zijn, heb ik het gevoel niet meer in deze tijd te leven. Het lijkt net alsof alle mensen, met wie wij tot nu toe te maken hebben gekregen, aangetast zijn door een besmettelijke ziekte… een soort oudheidsvirus.’
Vledder ontdooide niet.
‘Je was veel te lief voor haar,’ sprak hij grimmig. ‘Volgens mij weet ze veel meer. Ik vond ook dat ze de moord op haar man nogal laconiek opvatte.’
‘Ze was verdrietig.’
Vledder snoof verachtelijk.
‘Een paar tranen pers je er algauw uit.’
‘Jij gelooft niet in haar verdriet?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik geloof niet in haar verdriet… ik geloof in niets van wat ze zegt. En haar beschuldiging aan het adres van de oude Etzel Hunnen en de zijnen is volkomen uit de lucht gegrepen. Het mist elke grond.’ De jonge rechercheur zwaaide wild voor zich uit. ‘Wat voor nut heeft voor hen een dode Gunther Worms? Ze waren hem als koning… als leider toch al kwijt?’
‘Ten koste van het baargericht.’
Vledder snoof opnieuw.
‘Baargericht,’ sprak hij minachtend. ‘Ik heb nog nooit zo’n idiote vertoning meegemaakt.’
De Cock ging er niet op in. Hij keek naar de lucht. Er waren nog wat wolken aan de hemel, maar zo nu en dan kwam de maan er even knipogend tussendoor. Het stelde de oude rechercheur gerust. Hij liet zich wat onderuitzakken en vroeg zich af hoe die adjudant Lambertsen de zaak van de dode Gunther Worms zou aanpakken. Daar was hij erg benieuwd naar. Hij verwachtte toch van de knorrige Baarnse politieman binnenkort een telefoontje over het hoe en waarom van heel veel zaken. Dat kon niet uitblijven. De adjudant zou onvermijdelijk stuiten op… Vledder onderbrak zijn overpeinzingen.
‘Hoe kwam je erbij om te zeggen dat Gunther Worms was vergiftigd?’
De Cock keek op.
‘Zijn pupillen… die waren sterk vergroot. Dat wijst in de regel op vergiftiging met atropine.’
Vledder trok zijn neus iets op.
‘Atropine… wat is dat nu weer voor spul?’
De Cock schudde afkeurend zijn hoofd.
‘Heb jij op de rechercheschool nooit iets over vergiften geleerd?’ Vledder bromde.
‘Rechercheschool… dat is alweer zo lang geleden. Ik weet dat we het tijdens de lessen uitgebreid over opium, heroïne, morfine en cocaïne hebben gehad. Maar van atropine kan ik mij niets herinneren.’
‘Het is een sterk plantengif. De werking daarvan is al heel lang bekend. Het wordt gewonnen uit de wolfskers, een tweejarige plant met ronde, glanzende, zwarte, onaangenaam riekende, zeer giftige bessen. De plant is in Nederland zeldzaam, maar wordt hier wel als artsenijgewas gekweekt. Een andere en meer bekende naam voor wolfskers is belladonna wat letterlijk schone vrouw betekent.’
Vledder lachte.
‘Schone vrouw… waarom?’
‘Het sap van die zeer giftige bessen werd door vrouwen vroeger wel in de ogen gedruppeld. Daardoor werden de pupillen verwijd en leken de ogen groter. In het Nabije Oosten werd het dikwijls toegepast. Grote ogen golden daar voor vrouwen als een soort schoonheidsideaal.’
‘Is het wel eens bij moord gebruikt?’
De Cock knikte nadrukkelijk.
‘Er bestaat nóg een naam voor dat atropa belladonna.’‘En dat is?’
‘Doodkruid.’
‘En jij denkt dat Gunther Worms met dat soort spul is vergiftigd?’ De Cock ademde diep.
‘Ik hoop dat adjudant Lambertsen naar mijn goede raad luistert en inderdaad een toxicologisch onderzoek laat instellen.’‘En als hij dat niet doet?’
‘Ik denk dat ik dan toch naar onze commissaris stap met het verzoek om meester Schaaps, onze officier van justitie wat op te porren.’
Vledder grinnikte vreugdeloos.
‘Toch snap ik het niet… wat heeft het voor nut om iemand te vergiftigen als men hem toch een dolk tussen zijn schouderbladen steekt?’
De grijze speurder glimlachte.
‘Dat, beste Dick Vledder, is een hele goede vraag,’ sprak hij met hoorbare bewondering in zijn stem. ‘Daar moet je maar eens heel diep over nadenken.’ Grijnzend schoof hij zijn oude hoedje naar voren en sloot zijn ogen.
Een tijdlang reden ze zwijgend voort.
Vledder dacht na over zijn eigen vraag, maar kon geen bevredigend antwoord vinden. Hij blikte opzij naar De Cock, die genoeglijk scheen te dommelen. Het ergerde de jonge rechercheur een beetje.
‘Dezelfde moordenaar?’ vroeg hij luid.
De grijze speurder drukte zijn hoedje terug en keek op. ‘Je bedoelt, zowel voor Gunther Worms als voor Siegfried van Xanten?’‘Ja.’
De Cock tuitte zijn lippen.
‘Ze lijken qua uitvoering… qua modus operandi… inderdaad op elkaar. Dezelfde soort bronzen dolk op vrijwel dezelfde plek in de rug gestoken. En ook Gunther Worms werd volgens mij niet vermoord op de plek waar hij werd gevonden.’ Hij trok een bedenkelijk gezicht. ‘Maar ik kom niet uit het motief. Een en dezelfde moordenaar zou wijzen… oppervlakkig gezien… op hetzelfde motief. En daar botsen mijn gedachten. Ik kan geen motief vinden dat zowel aansluit op de moord op Siegfried van Xanten als op de moord op Gunther Worms.’
Vledder zuchtte.
‘Jammer, dat Hilde Brunet ons niets wilde zeggen over die zogenaamde schat van de Nevelberg. Misschien ligt daar de oplossing?’
De Cock schoof zijn onderlip naar voren.
‘Een vreemde vrouw, die Hilde Brunet.’ Ineens kwam hij met een ruk overeind en tikte zijn jonge collega op diens schouder. ‘Toen wij bij haar in de kamer waren,’ sprak hij gejaagd, ‘heb je toen ergens buiten wagens horen wegrijden?’