Vledder reageerde verbaasd.
‘Wagens horen wegrijden?’ vroeg hij verbaasd.
De Cock knikte.
‘Er moet een ambulance- of een lijkwagen zijn gestopt en weer weggereden. Ook adjudant Lambertsen is met zijn wagen uit de laan vertrokken. Heb jij dat binnen gehoord?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik heb niets gehoord.’
‘Vind je dat niet vreemd?’
‘Waarom?’
De Cock wuifde in zijn richting.
‘Denk eens aan wat Hilde Brunet zei.’
‘Waarover?’
‘Over het vinden van het lijk.’
Het gezicht van Vledder verhelderde.
‘Ze had het geluid van een auto gehoord,’ sprak hij haast juichend. ‘Ze dacht dat Gunther er aankwam en toen hij niet verscheen, was ze gaan kijken en vond zijn lijk.’ De jonge rechercheur klapte uitbundig met zijn vuist op het stuurwiel. ‘Zie je wel,’ siste hij, ‘ze liegt… ze liegt… ze liegt.’
De Cock glimlachte om het enthousiasme van zijn jonge collega. ‘Het zegt natuurlijk niet zo bar veel,’ temperde hij. ‘Misschien is haar gehoor wel zoveel beter als dat van ons. Bovendien bestaat er nog de mogelijkheid dat zij zich op dat moment in een ander gedeelte van de villa bevond.’
‘Waar het geluid wel te horen was?’
De Cock knikte. Zijn gezicht stond ernstig.
‘Maar ik ben het met je eens… Hilde Brunet liegt… spreekt althans niet de gehele waarheid. Zij weet van deze affaire veel meer dan zij ons tot nu toe heeft willen openbaren.’ Hij zuchtte diep. ‘Hilde Brunet is een vreemde vrouw. Ze zegt dat ze verliefd was op Siegfried van Xanten, maar ze trouwt met Gunther Worms omdat ze hem, na een gezellig avondje met Siegfried, de volgende morgen in haar bed trof. Daarna haat ze Siegfried zo, dat ze zweert hem te zullen doden, maar als Siegfried van Xanten werkelijk wordt vermoord, schuift ze de schuld op haar man.’
Vledder snoof.
‘En nu Gunther Worms is vermoord, beschuldigt ze de oude Etzel Hunnen en zijn mannen. Intussen probeert ze met een anoniem briefje onze aandacht te verleggen naar Hagen de Bourgondiër en een zogenaamde schat van de Nevelberg.’ Hij zweeg even en peinsde. ‘Je hebt gelijk… een vreemde vrouw. Een soort gespleten persoonlijkheid, die best eens…’ Hij stokte. Geschrokken. Met een denkrimpel in zijn voorhoofd keek hij opzij naar De Cock. ‘Ze kan beide moorden hebben gepleegd.’ De grijze speurder knikte traag.
‘Theoretisch… ja.’
‘En praktisch?’
‘Ook.’
Vledder staarde voor zich uit op de weg. Het idee overweldigde hem. Gedachten tolden door zijn hoofd. ‘Uit de houding… het gedrag van zowel Siegfried van Xanten als Gunther Worms… ten opzichte van Hilde Brunet… valt best een motief tot moord te destilleren.’
‘Welk motief?’
‘Ze kan zich door beiden bedrogen voelen.’
‘Inzake diezelfde affaire?’
Vledder knikte heftig.
‘Ik heb al meer betoogd dat het initiatief voor het bedrog van Gunther Worms uitging en niet van Siegfried van Xanten. Gunther Worms wilde Hilde Brunet bezitten… hoe dan ook… en schuwde het middel van bedrog niet. Siegfried van Xanten bleek bereid om aan dat bedrog zijn medewerking te verlenen. Hij buitte de gevoelens uit, die Hilde Brunet voor hem koesterde. Ik denk dat er tussen Hilde Brunet en Gunther Worms altijd een soort spanningsveld is blijven bestaan… dat bij Hilde Brunet… ook ten opzichte van Gunther Worms… gevoelens van haat zijn blijven sluimeren.’ De jonge rechercheur grinnikte. ‘Ik heb uit haar woorden bepaald niet de indruk gekregen dat zij en Gunther Worms een harmonisch huwelijksleven leidden.’ De Cock schudde glimlachend zijn hoofd.
‘Beslist niet. Herinner je je nog hoe in de aula van de Oosterbegraafplaats Gunther Worms woedend naar mij toe kwam omdat wij zonder zijn voorkennis in Baarn met zijn vrouw hadden gesproken?’
Vledder knikte.
‘Ook híj noemde haar een vrouw met vreemde gedachten en opvattingen. Ik had toen stellig de indruk dat Gunther Worms bang was, dat Hilde Brunet iets had gezegd… haar mond voorbij had gepraat.’
De Cock trok zijn gezicht strak.
‘Misschien… eh,’ sprak hij weifelend, ‘misschien wist hij het… had Hilde Brunet het hem verteld.’
‘Wat?’
‘Dat zij Siegfried had gedood.’
Ze reden zwijgend door de nacht. De gevolgen van het noodweer waren overal zichtbaar. Weggedeelten stonden blank en zo nu en dan klapten afgewaaide takken tegen de zij- en onderkant van de wagen. Vledder hield zijn blik strak op de weg gericht. Onderwijl werkten zijn hersenen op volle toeren. De wetenschap dat De Cock zijn idee niet zonder meer afwees, dwong hem tot verder nadenken. Na enige tijd verbrak hij het zwijgen. ‘Zullen we teruggaan?’ vroeg hij ernstig.
De Cock keek naar hem op.
‘Naar Baarn?’
‘Ja.’
‘Waarvoor?’
Vledder wees achter zich.
‘Om Hilde Brunet te arresteren.’
‘Nu?’
Vledder knikte.
‘Misschien dat een pittig verhoor beide moorden tot een oplossing brengt.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ik vind de gedachte van Hilde Brunet als tweevoudig moordenares best aanvaardbaar, maar ik wil geen herrie met de politie in Baarn. Bovendien lijkt het mij echt nog te vroeg om tot arrestatie over te gaan. We kunnen beter afwachten wat het eerste onderzoek van die adjudant Lambertsen oplevert. Hij leek mij niet onbekwaam.’
‘Wel stug.’
De Cock knikte.
‘Toch zal hij mij moeten vertellen of de dolk in de rug van Gunther Worrns ook een replica is. Ik heb er wel naar gekeken, maar het was zo in de regen niet te zien. Bovendien ben ik een leek.’ Hij glimlachte. ‘Ik schijn het bij de politie in Baarn lelijk te hebben verbruid. Het beste is dat jij morgen even contact opneemt met de adjudant. Je zou hem kunnen aanraden om de bronzen dolk na de sectie aan Peter Karstens te laten zien of die heer Van Velzen aan de Weteringschans.’
‘De man, bij wie ik ben geweest?’
‘Precies.’
Na een reeks stoplichten reden ze via Diemen Amsterdam binnen. Vledder keek op zijn horloge.
‘Het is al laat. Zal ik je rechtstreeks naar huis brengen?’ De Cock wuifde afwerend.
‘We gaan eerst terug naar de Kit. Ik wil nog een telex verzenden.’ Vledder keek hem verward aan.
‘Wat voor een telex?’
‘Een verzoek tot opsporing.’
‘Waarvan?’
‘Een vuurrode Mitsubishi Starion.’
Vledder parkeerde de oude trouwe Volkswagen op de steiger achter het bureau. De jonge rechercheur stapte uit en liep er een paar maal omheen. Bezorgd. Opspringende takken hadden nieuwe deuken in het toch al zo gebutste wagentje geslagen. Na een grondige inspectie wandelden de beide politiemannen op hun gemak via de Oudebrugsteeg naar de Warmoesstraat. In de Lange Niezel waggelde een dronken sloeber. Late hoertjes zochten gehaast hun weg naar huis.
Toen ze de hal van het politiebureau binnenstapten, brulde Meindert Post. Hij had Jan Kusters als wachtcommandant afgelost. ‘De Cock.’
Zijn stem echode tegen de muren.
De grijze speurder liep rustig op de balie toe.
‘Wat is er Meindert?’ vroeg hij vriendelijk.
De wachtcommandant grijnsde met een scheve mond. ‘Wat jij niet allemaal uithaalt?’
De oude rechercheur keek hem niet-begrijpend aan. ‘Ik ben mij van geen kwaad bewust.’
Meindert Post grinnikte.
‘Ik had nog maar net de dienst overgenomen, toen ik een kwade commissaris aan de lijn kreeg, die mij woedend vroeg waar jij uithing.’
‘Buitendam?’
De wachtcommandant knikte.
‘Het schijnt dat jij je hebt bemoeid met een moordzaak in Baarn. Je zou het onderzoek hebben bemoeilijkt. Een politiechef had geklaagd.’