Выбрать главу

‘Waarom hebben wij geen beter materiaal,’ bromde hij. ‘Dit is toch een ongelijke strijd.’

De Cock grijnsde.

‘Ze kunnen ons moeilijk allemaal in een Mitsubishi Starion laten rijden.’

Toen ze onder het viaduct van de Oostertoegang uitkwamen, was de vuurrode wagen uit het zicht verdwenen. Vledder verminderde snelheid.

In een gebaar van wanhoop stak hij even zijn beide armen omhoog. ‘En nu?’

De Cock antwoordde niet direct. Hij pakte opnieuw de mobilofoon en gaf aan de centrale post door waar ze de wagen waren kwijtgeraakt.

Het bericht kwam even later voor alle wagens terug. De grijze speurder zuchtte.

‘Laten we hopen dat ze hem oppikken. Die Mitsubishi Starion is een nogal opzichtige wagen.’

‘En wat doen wij?’

‘Rij voorlopig maar rustig de kant op van de Keizersgracht.’‘Naar het huis van Hagen de Bourgondiër?’

‘Precies.’

Vledder keek opzij. In zijn blik lag een licht verwijt. ‘Mag ik zeggen dat ik er nog niets van begrijp?’

De grijze speurder knikte bedaard.

‘Dat mag,’ sprak hij gelaten.

De mobilofoon in de wagen kraakte. ‘De vuurrode Mitsubishi is gesignaleerd op de Westerdoksdijk en rijdt in de richting Van Diemenstraat. De Tasmanstraat blokkeren.’

De Cock wenkte naar Vledder.

‘Die kant op,’ sprak hij gejaagd.

De mobilofoon kraakte opnieuw. ‘Wagen rijdt de Houtmankade op. Snelheid volgens rapporteurs veel te hoog. Daar komen brokken van.’ In de meestal wat koele stem van de man van de centrale post trilde enige emotie.

Vledder reed met de Volkswagen over de De Ruijterkade in de richting van de Westerdoksdijk.

De beide rechercheurs spraken niet. Gespannen luisterden ze naar de berichten over de mobilofoon.

Enkele minuten later was de stem van de man van de centrale post terug. ‘De achtervolgde wagen is aan het einde van de Spaarndammerstraat tegen een pijler van het viaduct gereden. Bestuurster is vermoedelijk door de voorruit geslagen. Ze is ernstig gewond. De Geneeskundige Dienst wordt gewaarschuwd. Einde.’

De Cock keek vanuit de hoogte op haar neer. Haar goudblonde haren bedekten gedeeltelijk haar bebloed gezicht. Een jonge diender liep hoofdschuddend op hem toe. Zijn gezicht zag lijkbleek. ‘Ze reed als een idioot… alsof de duivel haar op de hielen zat.’ De Cock trok een ernstig gezicht.

‘Misschien was dat ook wel zo.’

Hij bukte bij haar neer. De aanblik maakte iets in hem los. Met moeite onderdrukte hij opkomende tranen. Een moment overwoog hij om het goudblonde haar uit haar gezicht te strijken. Maar hij nam zijn hand trillend terug.

Een ambulancewagen stopte. Twee broeders stapten uit, deden de achterdeuren open en naderden met een brancard. De Cock kwam omhoog. Zijn oude knieën kraakten. De jonge diender wees naar het viaduct.

‘Moet u nog naar die man kijken?’

Met Vledder in zijn kielzog stapte de grijze speurder naar de verkreukelde Mitsubishi. Het ontzette portier bood enige weerstand. Krakend ging het open.

Schuin weggezakt, half hangend in de autogordels, zat een zwaargebouwde man. Zijn mond hing ver open en zijn dode, wijd opengesperde ogen staarden in het niets.

Vledder, achter De Cock, hijgde. ‘Hagen de Bourgondiër.’ De grijze speurder knikte.

‘Een bronzen dolk in zijn rug.’

20

De Cock schonk klokkend cognac in diepbolle glazen. Hij reikte Dick Vledder een glas aan, daarna Fred Prins en tenslotte de jonge diender, die hij in de Muiderpoort bij het lijk van Siegfried van Xanten had ontmoet. Hij had allen uitgenodigd voor een bijeenkomst bij hem thuis om, zoals hij dat had geformuleerd, een bijna volledige opening van zaken te geven. Hij keek de kring rond en vroeg zich af of hij een toast moest uitbrengen… op wie of wat… maar kon niets vinden. Hij hield alleen zijn glas even omhoog en nam een slok. De cognac verwarmde zijn wat verkild gemoed. Hij liet zich in zijn leren fauteuil zakken.

‘Adelheid van Kleef is dood,’ sprak hij droevig. ‘Vannacht om half drie is ze in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis gestorven. Ik heb ruim een uur met haar kunnen praten. De behandelende doktoren wilden dat aanvankelijk niet, maar Adelheid van Kleef stond erop dat ik bij haar bleef. Tot ze in bewusteloze toestand geraakte, heb ik aan haar bed gezeten. Pas toen ben ik weggegaan. Uit de coma is ze niet meer ontwaakt.’

Hij drukte het beeld van de bewusteloze Adelheid van Kleef uit zijn gedachten en zette zijn cognacglas naast zich op een bijzettafeltje. ‘Het is mijn ervaring,’ ging hij met een diepe zucht verder, ‘dat men als rechercheur in vrijwel elke zaak een paar fouten maakt. Onvolkomenheden… onachtzaamheden. Het is een menselijk falen, dat vrijwel niet is te vermijden.’ Vledder boog zich geïnteresseerd naar voren.

‘Wat was onze fout… dit keer?’

De Cock schonk hem een trieste glimlach.

‘We hebben van het begin af aan te weinig aandacht besteed aan de persoon van Siegfried van Xanten. Wij hebben ons bijna niet in zijn leven verdiept. Hadden wij dat wel gedaan, dan waren de motieven die in deze zaak een rol speelden, veel eerder aan de oppervlakte gekomen. Siegfried van Xanten was bezeten van alles wat met de oudheid had te maken. Hij wilde het verleden volledig doorgronden. Al heel jong liep hij musea en kerken af om kunstvoorwerpen uit de oudheid te bewonderen. Soms was zijn bewondering zo groot, dat hij zich niet kon bedwingen en de kunstvoorwerpen wegnam. Hij vond als jongen van twaalf jaar de gebeeldhouwde hoofden aan de Etruskische graven in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden zo mooi, dat hij ze er afsloeg en meenam.’

Vledder wenkte.

‘Siegfried is voor zo’n diefstal van kunstschatten toch een keer gepakt?’

De Cock knikte.

‘Maar we hebben de processen-verbaal die daarvan destijds zijn opgemaakt nooit opgevraagd… nooit doorgenomen. Als we dat wel hadden gedaan… als we daar niet zo achteloos overheen waren gestapt… dan hadden we kunnen lezen dat Siegfried van Xanten de kunstschatten, die hij uit musea en kerken roofde, na enige tijd weer verkocht aan een wat louche antiquair, een man die in het leven van Siegfried van Xanten later een fatale rol zou spelen… Gunther Worms.’

De mond van Vledder viel open.

‘Kenden die twee elkaar al zo lang?’

De Cock knikte.

‘Al vanaf dat Siegfried veertien was.’

‘Is Gunther Worms nooit voor heling vervolgd?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘De hele zaak is destijds geseponeerd.’ Hij nam nog een slok van zijn cognac. ‘Siegfried van Xanten,’ ging hij verder, ‘snuffelde ook graag in oude geschriften… in kronieken uit het verleden. Hij scharrelde ook veel op markten waar oude boeken worden verkocht. Tijdens zo’n marktbezoek in Ede rond de kerk leerde hij Adelheid van Kleef en Hagen de Bourgondiër kennen. Het bleek dat ze alledrie een gelijke interesse hadden: een onweerstaanbare drang om het verleden te kennen. Een verleden, dat zij, meestal ongemotiveerd, idealiseerden… zich veel mooier, rijker en indrukwekkender voorstelden dan het in werkelijkheid vermoedelijk ooit is geweest. Het leidde tot een soort verheerlijking, waarop het verleden, naar mijn idee, geen enkele aanspraak kan maken.’

Fred Prins onderbrak hem.

‘Er zijn ook mensen die het heden idealiseren, die menen dat er nooit een beter tijdperk is geweest. Het is maar hoe men tegen mensen en tijden aankijkt.’

De Cock knikte instemmend, maar wuifde een discussie weg. ‘Adelheid van Kleef en Hagen de Bourgondiër,’ ging hij verder, ‘brachten Siegfried van Xanten in contact met het eerbiedwaardige oudheidkundig genootschap van de Klokbekers, waar, tot Siegfrieds grote verbazing, antiquair Gunther Worms de scepter zwaaide.’

Vledder grinnikte.