Выбрать главу

Ze overweegt om haar huis aan de Vondelstraat te verlaten en ergens in het land onder te duiken.’

De Cock reageerde verrast.

‘Onder te duiken?’

‘Ja.’

‘Waarom?’

‘Volgens Betsy is de moord op haar man een wraakoefening van een groep geplaagde pelsdierenfokkers. Zij en haar man zijn al ettelijke malen met de dood bedreigd.’

‘Schriftelijk?’

Alexander van Waalwijk schudde zijn hoofd.

‘Via de telefoon en per e-mail. Altijd anoniem. Betsy… ik bedoel mevrouw Van Wijngaarden… is ervan overtuigd dat haar eenzelfde lot wacht.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Om net als haar man te worden vermoord.’

‘Precies.’

‘U blijft mevrouw Van Wijngaarden bijstaan? Ook als ze ergens onderduikt?’

‘Ik laat haar mij nu niet meer ontglippen,’ zei Van Waalwijk nadrukkelijk.

De Cock glimlachte.

‘Een tweede Petrus van Wijngaarden krijgt geen kans meer?’

Alexander van Waalwijk zuchtte.

‘Ik wil haar opnieuw veroveren en ik heb het gevoel dat mij dat lukt. We hebben gisteravond samen een goed gesprek gehad.’ Zijn ogen glinsterden. ‘En ze is nog net zo mooi en aantrekkelijk als vroeger.’

‘Hebt u met haar nog gesproken over dat oude pand aan de Prinsengracht waar wij haar vermoorde man hebben aangetroffen?’

‘Betsy wist van het bestaan van dat verwaarloosde pand aan de Prinsengracht niets af. Het verbaasde haar dat u vermoedde dat het pand het eigendom van haar man was. Volgens haar klopt dat niet. Wel was het haar bekend dat het bestuur van de Stichting Leefgenoten op zoek was naar een representatief pand in de binnenstad van Amsterdam, om daar haar hoofdkantoor te vestigen.’

De Cock nam een kleine pauze. De oude rechercheur overwoog of hij het vinden van de zes dode hondjes in de kofferbak van de wagen van Van Wijngaarden ter sprake zou brengen. Hij besloot dat niet te doen.

‘Wanneer uw Betsy een geschikt onderduikadres heeft gevonden, hoor ik dat van u?’

‘Zeker.’

De Cock boog zich vertrouwelijk naar hem toe.

‘Laat ze haar vuurwapen meenemen.’

Van Waalwijk keek hem geschrokken aan.

‘U weet dat Betsy een vuurwapen heeft?’

De Cock knikte en ging achterover zitten.

‘Uit betrouwbare bron.’

Alexander van Waalwijk maakte een hulpeloos gebaar.

‘Ik hoorde het gisteravond voor het eerst. Het is een Sauer 7.65. Volgens Betsy hebben alle leden van de stichting die aan de illegale acties deelnamen zo’n wapen.’

‘Allemaal een Sauer 7.65?’

‘Ja.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.’

‘Wie verzorgde dat?’

‘Herman van Breukelen… de voorzitter van de Stichting Leefgenoten.’

Ze reden vanaf de stijlvolle Van Eeghenstraat terug naar de Kit. Vledder, aan het stuur van de Golf, zat met samenknepen lippen. Zijn gezicht zag rood.

‘Ik zei het je toch,’ brieste hij, ‘die Herman van Breukelen is een gladjanus. Hij heeft ons vanmorgen gewoon belazerd… halve waarheden gedebiteerd. Officieel wist hij niets van die illegale acties. Onzin. Volgens mij zijn die illegale acties tegen fokkers van pelsdieren en anderen die iets met bont te maken hebben, door hem bedacht en geleid. Híj is het brein achter dat alles. Híj voorzag het echtpaar Van Wijngaarden en consorten van wapens.’

‘En de daarbij behorende munitie,’ sprak De Cock met een vertrokken gezicht.

Vledder grijnsde.

‘Hij was in ieder geval wel zo goochem en geslepen dat hij zelf niet aan die illegale acties deelnam.’

De Cock snoof.

‘Het vuile werk liet hij aan anderen over… entre nous… tussen ons… onder ons… in vertrouwen. In feite is Petrus van Wijngaarden zíjn slachtoffer.’

Vledder knikte instemmend.

‘Hij joeg hem de dood in.’

De Cock stak bezwerend zijn hand omhoog.

‘Als… eh, als Petrus van Wijngaarden door een woedende pelsdierenfokker is vermoord.’

Vledder keek hem verbaasd aan.

‘Twijfel jij daar nog aan?’

De Cock antwoordde niet direct. Hij streek met zijn pink over de rug van zijn neus.

‘Wij hebben daarvoor nog geen enkel bewijs.’

‘Die stelselmatige bedreigingen?’ vroeg Vledder.

De Cock schoof zijn onderlip vooruit.

‘Anoniem. Daarvoor hebben we, uit de tweede hand, een verklaring van mevrouw Van Wijngaarden en uitlatingen van voorzitter Van Breukelen. Meer niet. Het stelt als bewijskracht niet veel voor.’

Vledder klapte met zijn vuist op de rand van zijn stuur.

‘We moeten toch iets tegen die Herman van Breukelen ondernemen? Het is toch te gek dat die vent met zijn stichting gewoon zijn gang kan gaan. Al pakken we hem maar voor de vuurwapenwet. Het moet toch mogelijk zijn om buiten mevrouw Van Wijngaarden om nog van andere leden van de Stichting Leefgenoten een verklaring te verkrijgen dat Herman van Breukelen voor wapens en munitie zorgde?’

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

‘Daar moet je niet te simpel over denken,’ sprak hij ernstig. ‘Die stichting vormt een gesloten club. Het zal niet gemakkelijk zijn om betrouwbare verklaringen van de leden los te peuteren.’

Vledder zuchtte.

‘We kunnen het toch proberen?’

De Cock knikte.

‘Ik gok een beetje op die Frederik van Beveren en Thomas van Uitdam.’

Vledder grinnikte.

‘De twee bestuursleden van de stichting die kritische geluiden lieten horen.’

De Cock knikte opnieuw.

‘Daar beginnen we morgen aan. Misschien lukt het ons om die kritiek van hen in goede banen te leiden.’

De oude rechercheur gniffelde.

‘Ik bedoel… om hun kritiek om te vormen tot aanwijzingen waarmee wij iets kunnen doen.’

Vledder ademde diep.

‘Laten we het hopen.’

Ze reden even zwijgend door.

‘Heb je nog genoeg benzine?’ vroeg De Cock ineens.

‘Waarvoor?’

‘Een ritje naar Bussum en terug.’

Vledder glunderde.

‘Je wilt naar Herman van Breukelen.’

De Cock glimlachte.

‘Vanavond.’

Vledder trok zijn wenkbrauwen op.

‘Vanavond?’

De Cock knikte.

‘Wij gaan eerst samen ergens ordentelijk eten. Mijn enige maal van gisteren was een schamel broodje kroket uit de kantine.’

7

Na een kostelijke maaltijd in restaurant Die Poort van Cleve aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam liepen ze terug naar de Kit en stapten daar op de houten steiger achter het politiebureau in hun Golf. Vledder klom achter het stuur, startte de motor en ontstak het dimlicht. Vanuit de binnenstad reden ze in de richting van Diemen en bereikten via de ringweg de A1.

Het was vrij rustig op de snelweg. De drukke spits lag achter hen. Vledder spaarde de bevende motor van de oude Golf. In een gezapig tempo reden ze naar Bussum.

De Cock blikte opzij.

‘Heb je het adres?’

Vledder knikte.

‘Drossaardlaan 813.’

De jonge rechercheur gebaarde.

‘Na de afslag Bussum moeten we rechts naar de Brediusweg. Vandaar via de Oud Blaricummerweg richting Flevolaan. Als het goed is moeten we daar ergens die Drossaardlaan van Herman van Breukelen tegenkomen.’

De Cock lachte.

‘Je bent goed geïnformeerd.’

Vledder knikte.

‘Via de routeplanner op internet gevonden. En dat is maar goed ook, want in dit hoekje van het Gooi lopen de plaatsnamen flink in elkaar over en ik verdwaal niet graag. In het donker is het altijd lastig zoeken. Ik snap alleen niet waarom jij per se wilde wachten tot de straatverlichting aanging.’

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

‘Misschien,’ sprak hij gnuivend, ‘besluit ik wel tot een paar handelingen die het daglicht niet kunnen velen.’