Выбрать главу

Vledder keek hem wantrouwend aan.

‘Zoals?’

De Cock grinnikte.

‘Een onderzoek in de woning van Herman van Breukelen… een stiekeme huiszoeking zonder de juridisch vereiste ambtelijke papieren.’

Vledder gromde.

‘Ik begrijp het,’ sprak hij cynisch, ‘ongeoorloofd een woning binnendringen middels dat verrekte apparaatje van je oude vriend Handige Henkie.’

De Cock knikte.

‘Ik doe dat liever in het duister, zonder hinderend publiek. En er is nog een voordeel. Wanneer we een paar uur eerder naar Bussum waren gereden, was Herman van Breukelen vrijwel zeker thuis geweest. Nu hebben we een kans dat hij een bezoek brengt aan zijn stamkroeg, aan een club of op weg is naar een of andere voorstelling.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

‘Wat dacht je bij hem thuis te vinden?’

De Cock tuitte zijn lippen.

‘Een klein voorraadje vuurwapens en de daarbij behorende munitie.’

Vledder liet zijn stuur even los.

‘Dat kan toch niet!’ riep hij afwerend.‘Hoe willen wij onze aanwezigheid in zijn woning verklaren? Zelfs al zouden wij iets vinden. Van zo’n voorraadje vuurwapens en munitie moeten we met onze handen afblijven. Daar kunnen we ambtelijk niets mee.’

De Cock trok een onnozel gezicht.

‘Waarom moet dat ambtelijk?’

Vledder trok zijn wenkbrauwen op.

‘Wat wil je dan?’

De Cock grijnsde.

‘Ik weet wel een gaatje.’

‘Hoe?’

‘Via de huidige zo favoriete kliklijn melden wij de vindplaats van dat spul aan de politie van de regio Gooi en Vechtstreek.’

‘Anoniem?’

De Cock glimlachte.

‘Uiteraard anoniem. Anders komen wij in moeilijkheden. Maar op die manier krijg jij wel je zin. Herman van Breukelen gepakt voor overtreding van de vuurwapenwet.’

De oude rechercheur grinnikte.

‘En dat zonder de moeizame en langdurige procedure van het verkrijgen van belastende verklaringen. Een procedure waarin ik niet geloof. Leden van de Stichting Leefgenoten die middels hun voorzitter een pistool hebben gekregen, zullen dat nooit toegeven.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Ik heb er geen enkel vertrouwen in dat wij vanavond thuis bij die Herman van Breukelen wapens en munitie vinden.’

De Cock trok achteloos zijn schouders op.

‘Treffen we Herman van Breukelen wel thuis, dan vragen we hem welke vrijheden Petrus van Wijngaarden had bij de inrichting van een nieuw hoofdkwartier aan de Prinsengracht. En welke waarde wij rechercheurs moeten hechten aan het vinden van zes dode hondjes in de bagageruimte van de auto van de dode penningmeester?’

Vledder keek hem verwonderd aan.

‘Hoe kan Herman van Breukelen ons over die zes dode hondjes informeren? Het zal hem nauwelijks interesseren hoe ze om het leven zijn gekomen.’

De Cock stak zijn wijsvinger omhoog.

‘Wacht even… vergeet de doelstellingen van de Stichting Leefgenoten niet. Het zijn extreme dierenactivisten. Volgens hun ideeën verdienen dieren dezelfde waardering, liefde en aandacht als mensen. Begrijp je, zes dode hondjes in een bagageruimte zijn gelijk aan zes lijken in een kofferbak.’

Vledder gromde.

‘Pure onzin.’

De Cock ging niet verder op het onderwerp in. Ze reden enige tijd zwijgend verder.

De door Vledder opgemaakte prognoses klopten. Na de Brediusweg en de Blaricummerweg bereikten ze de Flevolaan. De jonge rechercheur wuifde vrolijk voor zich uit.

‘We zijn er bijna.’

Plotseling stond Vledder boven op de rem van hun oude Golf. De wagen slingerde naar de kant van de weg. Door de plotselinge actie botste De Cock met zijn hoofd tegen de voorruit.

Met gedoofde lichten kwam rechts vanuit de Drossaardlaan een grote zwarte personenauto. Met schuivende en gierende banden nam de wagen, pal voor de neus van de Golf langs, scherp de bocht naar links.

Vledder reageerde razend.

‘Is die vent eeuwig belazerd.’

De Cock kneep zijn ogen even dicht.

‘Was het een vent?’

Vledder knikte.

‘Een vent met een zwarte hoed op zijn kop.’

‘Heb je iets van een kenteken gezien?’

De jonge rechercheur hield zijn handen zo stevig om het stuur van de nog trillende wagen dat zijn knokkels wit werden. Daarna zuchtte hij lang en diep om de angst en woede uit zijn longen te jagen.

‘Het ging te snel… het ging veel te snel om iets te kunnen waarnemen. Bovendien zat de schrik in mijn lijf.’ Hij blikte opzij. ‘Zullen we hem achternagaan?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Zinloos. Onze oude Golf is geen partij voor een achtervolging van zo’n wagen. Voor wij zijn gedraaid, is die kar al op de snelweg.’

‘Een blokkade oproepen?’

De Cock grijnsde.

‘Voor een man die wat onbesuisd een bocht neemt?’

‘Je hebt gelijk. Volkomen. We hebben toch verder niets. Ik kan ook geen behoorlijk signalement van de wagen geven, of hij nou zwart of donkerblauw was. En van het gezicht van die man heb ik slechts een vaag idee. Ik denk dat die idiote vent ook van ons is geschrokken.’

‘Beslist. Het is een geluk dat jij geen dolle bui had en heel rustig reed.’ De Cock grinnikte. ‘Anders wachtte ons de intensive care.’

De oude rechercheur tastte naar zijn voorhoofd en wreef een opkomende buil weg.

‘Rij door,’ gromde hij. ‘Er zijn nu eenmaal gekken in het verkeer.’

Vledder schakelde en nam nog bevend de bocht naar rechts.

Bussum, Drossaardlaan 813, bleek een prachtig gelegen nieuw gebouwde villa in de stijl van een oude Noord-Hollandse boerderij met bruine geglazuurde pannen boven de verder rieten dakbedekking.

De Cock gebaarde voor zich uit.

‘Er brandt licht.’

Vledder gniffelde.

‘Je kan vanavond dat apparaatje van je vriend Handige Henkie in je zak houden.’

De Cock reageerde niet.

Een indrukwekkend metalen toegangshek met lange venijnige speerpuntige spijlen stond wijd open.

Vledder reed hun Golf heel rustig door het hek naar de brede imponerende oprijlaan. Aan beide zijden werd die kleurrijk omzoomd door een rij op schouderhoogte gesnoeide rododendrons ponticum met lichtviolette bloemschermen.

De jonge rechercheur, weer volledig hersteld van de schrik van de bijna-aanrijding, draaide speels het raam van zijn portier open om te luisteren naar het knarsen van het grove witte grind onder de wielen van de Golf.

Ruim vijftig meter verder parkeerde hij hun wagen ver rechts van de villa naast een donkergroene Cadillac.

De rechercheurs stapten uit en liepen langs de gevel naar de voordeur. Tot hun verwondering stond die gedeeltelijk open. Een schim licht gleed glanzend naar buiten.

De Cock bleef staan. De halfopen deur en het licht uit de hal maakten hem waakzaam. Het duurde even voor hij de situatie goed in zich had opgenomen. Na een kleine aarzeling liep hij verder. Vledder volgde in zijn kielzog.

Zonder de deur te beroeren schoof de grijze speurder de brede hal binnen. Daar bleef hij opnieuw even staan en snoof de geur van een parfum op. Hij blikte om zich heen. Op gevoel koos hij uit de vier deuren in de hal een reeds wijd openstaande binnendeur. Die leidde, zo bleek, naar een zwak verlichte witgekalkte gang met een donkere eiken lambrisering.

Ongeveer in het midden van die gang stond rechts een deur op een kier. De Cock drukte die deur met zijn knie verder open.

Verbijsterd bleef de grijze speurder in de deuropening staan. Ongeveer in het midden van het vertrek, enige meters opzij van een imposant schrijfbureau, zat schuin weggezakt in een lederen bureaustoel een vrij lange man. Zijn mond hing halfopen en zijn wijd opengesperde ogen staarden wezenloos in het niets. Toen De Cock een paar stappen naderbij kwam ontdekte hij ter hoogte van het hart op het witte overhemd van de man een rode bloedvlek.