Vledder pufte.
‘Ja. Wie anders? Jij laat het mij altijd doen. Zelf kom je nooit meer in het sectielokaal.’
De Cock negeerde de opmerking. Hij stak zijn wijsvinger omhoog.
‘Vraag vanmiddag aan dokter Rusteloos of hij het verschil van in- en uitschot wil meten van de kogel die het lichaam van Petrus van Wijngaarden aan de rugzijde heeft verlaten. Die meting geschiedt vanaf de voeten van het slachtoffer. Maar dat weet hij wel.’
Vledder gromde.
‘Heb je nog meer noten op je zang?’
De Cock glimlachte.
‘Heb je het proces-verbaal van onze bevindingen in Bussum al in concept?’
De jonge rechercheur knikte.
‘Ik moet het verhaal alleen nog even uitprinten. Daarna laat ik het door een van onze motoragenten bij de politie van Gooi en Vechtstreek bezorgen.’
De Cock gebaarde voor zich uit.
‘Heb je ook vermeld dat Thomas van Uitdam, samen met Frederik van Beveren, de enige leden van het bestuur van Leefgenoten waren die wel eens kritische geluiden lieten horen over het beleid van voorzitter Van Breukelen?’
Vledder trok een grijns.
‘Ik heb het inderdaad uitvoerig vermeld. Maar met de pest in mijn lijf.’
De Cock keek hem verrast aan.
‘Waarom met de pest in? Dat heeft Herman van Breukelen ons toch zelf verteld.’
De jonge rechercheur schudde zijn hoofd.
‘Het is feitelijk niet goed dat de politie van Gooi en Vechtstreek de moord op Herman van Breukelen behandelt. Volgens mij hangt die moord nauw samen met de moord op Petrus van Wijngaarden.’
De Cock wees speels in zijn richting.
‘Hoe?’
Vledder grinnikte vreugdeloos.
‘Ik heb nog geen flauw idee hoe het in elkaar steekt.’
Hij klopte op zijn borst.
‘Alleen mijn gevoel zegt dat er een verband moet bestaan. Het motief voor beide moorden ligt beslist ergens in de boezem van de Stichting Leefgenoten.’
De Cock knikte instemmend.
‘De vraag is… waar liggen de tegenstellingen. Welke groeperingen hebben tegenstrijdige belangen? Speelt geld daarbij een rol of zijn er alleen zwaarwegende ideologische verschillen?’
Vledder ging op de gestelde vragen niet in. Hij wees naar het scherm van zijn computer.
‘Is die Thomas van Uitdam een krachtfiguur… een man die het gezag van Herman van Breukelen niet langer accepteerde en de leiding van de stichting wil overnemen?’
De Cock keek hem schuins aan.
‘En daarvoor een moord pleegt? Twee moorden?’
Vledder gebaarde voor zich uit.
‘Volgens mevrouw Van Breukelen had Thomas van Uitdam gisteravond een afspraak met haar man. En hoe je het ook wendt of keert, na die afspraak zat Herman van Breukelen morsdood in zijn stoel.’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Iemand,’ sprak hij hoofdschuddend, ‘die oprecht van plan is om een moord te plegen, meldt volgens mij zijn komst niet van tevoren aan.’
Vledder trok zijn wenkbrauwen hoog op.
‘Jij gelooft niet dat er echt een afspraak was?’
‘Nee.’
‘Jij denkt dat mevrouw Van Breukelen liegt?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Zij liegt niet.’
Vledder reageerde geprikkeld.
‘Wat dan?’
De Cock zuchtte diep.
‘Ik denk dat de afspraak vals was.’
Vledder reageerde verward.
‘Dat begrijp ik niet.’
De Cock glimlachte.
‘Een goede rechercheur,’ schertste hij, ‘moet in zijn hart een doortrapte schurk zijn… een pure misdadiger… en hij moet ook kunnen denken als een echte crimineel.’
Vledder snoof.
‘Dat kan jij?’
Het klonk wat cynisch.
De Cock lachte vrijuit.
‘Ik gebruik die eigenschap niet om zelf misdadig te zijn, maar om misdadigers te ontmaskeren.’ Hij plukte even aan zijn neus. ‘Geloof me, in potentie had ik best een succesvolle crimineel kunnen zijn.’
Vledder wuifde het onderwerp weg.
‘Je had het over een valse afspraak?’
De Cock trok zijn gezicht weer in een ernstige plooi.
‘Luister. Iemand die het plan heeft om Herman van Breukelen te vermoorden meldt zich wanneer hij mevrouw Van Breukelen aan de telefoon krijgt, als Thomas van Uitdam.’
De mond van Vledder zakte iets open.
‘Maar dat is niet zijn eigen identiteit?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘De presentatie is vals. Maar als de moord volgt, valt door de verklaring van mevrouw Van Breukelen de verdenking op Thomas van Uitdam: de verkeerde dader.’
Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
‘Het was toch toeval dat de moordenaar mevrouw Van Breukelen aan de telefoon kreeg.’
‘Dat vermoeden wij.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Mogelijk heeft de moordenaar Herman van Breukelen wel enige malen aan de lijn gekregen, maar zonder zich te melden… zonder een gesprek aan te gaan.’
‘En dan?’
‘Heeft hij de verbinding verbroken.’
‘Wat heeft dat voor zin?’
De Cock grinnikte.
‘Hij wachtte geduldig tot mevrouw Van Breukelen de hoorn opnam. Ik heb het vermoeden dat Herman van Breukelen de stem van zijn moordenaar zou hebben herkend wanneer die zich aan de telefoon had gemeld.’
‘Ha,’ zei Vledder. ‘En mevrouw Van Breukelen kende die stem niet.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ook de naam Thomas van Uitdam kende zij niet. Ze heeft de man die ze aan de lijn had, zijn naam een keer laten herhalen en die daarna in haar boekje geschreven.’
De oude rechercheur verschoof iets in zijn stoel.
‘Maar ik ben er bijna van overtuigd dat de moordenaar wel degelijk het gedrag van mevrouw Van Breukelen op haar wekelijkse bridgeavondje kende en wist dat zijn slachtoffer die avond alleen thuis zou zijn.’
Vledder tikte tegen het scherm van zijn computer.
‘Wat moet ik doen, De Cock, moet ik jouw criminele overdenkingen met betrekking tot de moord op Herman van Breukelen in dat proces-verbaal aan de politie van Gooi en Vechtstreek opnemen?’
De Cock schudde opnieuw zijn hoofd.
‘Het draagt niet bij tot het bewijs. Het is slechts een veronderstelling, een mogelijkheid om de schuld van de moord op Thomas van Uitdam te schuiven.
Overigens heb jij gelijk. Het onderzoek naar de moord op Herman van Breukelen hoort niet bij Gooi en Vechtstreek thuis. Die tweedeling is niet goed, maar zo zit ons belabberde politiebestel nu eenmaal in elkaar. Het lijkt mij het beste dat wij de moord op Van Breukelen gewoon bij ons onderzoek betrekken.’
Vledder glimlachte.
‘Zonder de politie van Gooi en Vechtstreek daarvan op de hoogte te brengen?’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Wanneer we op zaken stuiten die ook voor hen van belang zijn, dan melden we die.’ De oude rechercheur glimlachte. ‘En misschien zijn onze collega’s van Gooi en Vechtstreek wel inventiever dan wij.’
Vledder grijnsde.
‘Heb jij daar…?’
De jonge rechercheur maakte zijn vraag niet af. Er werd op de deur van de grote recherchekamer geklopt. Vledder riep: ‘Binnen!’
De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen een wat gezette man met een bolrond gezicht en lichtgeel peenhaar in een scheve scheiding rechts op zijn hoofd. De Cock schatte hem op achter in de veertig. Hij droeg een slobberig bruin kostuum dat schreeuwde om gereinigd te worden.
Met korte pasjes kwam hij naderbij. Bij het bureau van de grijze speurder bleef hij staan.
‘Ik heb de vrouw van Petrus van Wijngaarden telefonisch met het verlies van haar man gecondoleerd. Ik hoorde van haar dat rechercheur De Cock van het bureau Warmoesstraat de moord in behandeling had.’ Hij liet zijn hoofd iets zakken. ‘Bent u dat?
Rechercheur De Cock?’
De grijze speurder knikte.
‘De Cock met… eh, met ceeooceekaa.’