Выбрать главу

Smalle Lowietje keek hem onderzoekend aan.

‘Ben je een tikkeltje chagrijnig?’

De Cock lachte vrijuit.

‘Je moet als rechercheur,’ grapte hij, ‘niet gaan filosoferen over je werk… dat brengt slechts droefenis.’

‘Druk aan de Kit?’

‘Nogal.’

‘Waar ben je mee bezig?’

De Cock glimlachte.

‘Een organisatie voor dierenbescherming die hondjes laat fokken voor vivisectie.’

Smalle Lowietje schudde zijn hoofd.

‘Hou op. Dat is toch bezopen, totaal bezopen.’

De Cock grinnikte.

‘Dat dacht ik ook. Bezopen. Maar mensen met een criminele inslag zijn vaak erg inventief.’

De tengere caféhouder trok een vies gezicht.

‘Dat mensen actie voeren ter bescherming van dieren is te prijzen, maar onder een valse vlag dieren te laten fokken voor vivisectie is ronduit walgelijk.’

De Cock knikte.

‘Je hebt gelijk.’

Smalle Lowietje keek hem onderzoekend aan.

‘Hoe ben je daar achter gekomen?’

De Cock krabde zich even achter in de nek.

‘Er is blijkbaar herrie onder de actievoerders ontstaan. Bovendien zijn de fokkers van honden er achter gekomen waar hun geleverde diertjes voor dienden. Zij kwamen in opstand en eisten meer geld voor hun honden. Dat werd geweigerd. Inmiddels zijn er al twee slachtoffers gevallen.’

‘Twee moorden?’

‘Precies.’

‘Is het een bekende organisatie?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik had voor ik aan deze zaak begon nog nooit van ze gehoord.’

‘Hebben ze een naam?’

De Cock glimlachte.

‘Leefgenoten.’

Smalle Lowietje fronste zijn wenkbrauwen.

‘Stichting Leefgenoten?’

‘Inderdaad.’

De caféhouder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘De leiding van die Stichting Leefgenoten ligt toch in handen van ene Van Wijngaarden?’

De Cock keek hem verrast aan.

‘Ken jij Van Wijngaarden?’

Smalle Lowietje knikte vaag.

‘Hij gaat met Blonde Femmy.’

‘Een hoertje?’

De caféhouder knikte opnieuw.

‘Niet zomaar een hoertje. Een beeld. Echt waar. Een kostelijk blond stuk met alles d’r op en d’r an. Die heer Van Wijngaarden is stapelgek op die meid. Volgens Blonde Femmy heeft hij op een van de grachten voor haar een kasteeltje laten bouwen.’

De Cock glimlachte.

‘Een kasteeltje?’

Smalle Lowietje knikte.

‘Zo noemt ze dat.’

‘Zit ze nog?’

‘Je bedoelt of ze nog in de business zit?’

‘Ja.’

‘Zeker. Nog bijna dagelijks.’

‘Bij wie?’

‘Tante Greet.’

‘Van wie heb je die naam Van Wijngaarden?’

‘Van Blonde Femmy zelf. Ze is zo trots als een pauw met die vangst.’

‘Heb jij hem wel eens gezien?’

Smalle Lowietje gebaarde naar een tafeltje.

‘Hij was hier met Blonde Femmy in mijn etablissement. Een slanke man met een bolrond gezicht en een grote zwarte snor.’

‘Dat klopt.’

De tengere caféhouder keek hem even peilend aan.

‘Is er wat met die Van Wijngaarden?’

De Cock knikte.

‘Iemand joeg hem drie kogels door mijn hart.’

‘Dood?’

‘Wat dacht je?’’

Smalle Lowietje sloeg zijn hand voor zijn mond.

‘Dat zal Blonde Femmy een bult centjes schelen. Van Wijngaarden zat goed in de slappe was.’

De rechercheurs verlieten het schemerig intieme lokaaltje van Smalle Lowietje. Met de milde gloed van de cognac in hun aderen liepen ze via de Achterburgwal en de Oude Kennissteeg naar het Oudekerksplein.

Tot hun pijnlijke verrassing begon het te regenen. De Cock trok de kraag van zijn regenjas omhoog en schoof zijn oude hoedje iets naar voren. Traag en loom daalde het hemelwater op hen neer. De nattigheid deed geen afbreuk aan de business. Het droeve leger van behoeftigen trok in dichte drommen langs de roze etalages met schaars geklede vrouwen in tal van kleurschakeringen.

Op het Oudekerksplein bleef De Cock even staan en schoof toen links de Sint Annendwarsstraat in.

Vledder kwam hem na.

‘Waar ga je naartoe?’ vroeg hij verwonderd

De Cock wees voor zich uit.

‘Daar is het pandje van Tante Greet.’

Vledder knikte begrijpend.

‘Blonde Femmy.’

Achter het smalle raam van Tante Greet zat met een verveeld gezicht in het zachtroze licht een beeldschone vrouw. De omschrijving van Smalle Lowietje klopte. Niet zomaar een hoertje, maar een kostelijk blond stuk met alles d’r op en d’r an.

De Cock stapte haar kamertje binnen. Toen Vledder zich bij hem aansloot, maakte de vrouw afwerende gebaren.

‘Geen twee tegelijk.’

De grijze speurder lachte.

‘Wij komen niet als klant,’ sprak hij verontschuldigend. ‘Ik ben rechercheur De Cock van het politiebureau aan de Warmoesstraat. De Cock spel je met ceeooceekaa.’ Hij duimde over zijn schouder. ‘Dat is mijn jonge collega Vledder. We willen even met u praten over de heer Van Wijngaarden. Petrus van Wijngaarden. Uit betrouwbare bron weten wij dat u met hem bevriend bent.’

De vrouw knikte.

‘Dat is zo. Al geruime tijd. Alleen noem ik hem geen Petrus maar Pierre. Petrus is zo’n man in de hemel en daar lijkt hij niet op. Ik wil hem ook niet hemels noemen.’

De Cock glimlachte.

‘In de buurt noemen ze u Blonde Femmy. Wat is uw werkelijke naam?’

‘Femmy de Boer.’

De Cock trok een blij gezicht.

‘Het is mij een genoegen om met u kennis te maken. Hoe hebt u de heer Van Wijngaarden leren kennen?’

Femmy wees naar de canapé in haar peeskamertje.

‘Hier, als klant. Pierre wilde hier echter op den duur niet meer verschijnen. Je krijgt algauw het predicaat van hoerenloper.’

De Cock knikte begrijpend.

‘En toen?’

Femmy gebaarde.

‘Op de Prinsengracht heeft hij in een grote tuin achter een diep pand een huis van ontvangst laten bouwen. Daar ontving hij mij of… eh, ontving ik hem.’

‘Wanneer heeft u hem voor het laatst gezien?’

Het gezicht van Femmy de Boer betrok.

‘Dat is al meer dan een week geleden. Zeker. Ik maak mij een beetje zorgen. Het ellendige is dat ik hem niet kan opzoeken. Ik kan moeilijk bij zijn vrouw op de stoep gaan staan. Hij belt altijd wanneer hij mij in zijn kasteeltje verwacht. Zonder dat telefoontje mag ik niet komen. Dat is afspraak.’

‘Hij heeft niet gebeld?’

Femmy schudde haar hoofd.

‘Nee, helemaal niet.’

‘Heeft Pierre wel eens met u over privézaken gesproken?’

‘Ik weet dat hij getrouwd is,’ grinnikte Femmy.

‘Wat doet hij… beroepshalve?’

Femmy lachte.

‘Pierre handelt in hondjes. En dat schijnt een goede business te zijn.’

‘Hoezo?’

Femmy liet haar blauwe ogen twinkelen.

‘Pierre kan zich veel permitteren. Ik ga je niet aan je neus hangen hoeveel geld hij aan mij kwijt is, maar ik heb door hem intussen een aardig spaarcentje opgebouwd.’

Femmy verschoof iets op haar stoel. Haar knappe gezicht kreeg een ernstige uitdrukking.

‘Vanwaar uw belangstelling voor Pierre. Zoekt u hem? Heeft hij iets geflikt?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Pierre…’ De Cock weifelde. ‘Eh… uw Pierre leeft niet meer.’

De mond van Femmy de Boer zakte open.

‘Leeft niet meer,’ herhaalde ze hees. ‘Is hij dood?’

De Cock knikte.

‘Vermoord. Iemand schoot een revolver op hem leeg.’