De Cock gniffelde.
‘Toezicht?’
‘Zo zou u het kunnen noemen.’
‘Eigen initiatief, of in opdracht van uw voorzitter Van Breukelen?’
Thomas van Uitdam kneep zijn lippen samen.
‘Eigen initiatief,’ antwoordde hij kortaf.
‘Kritiek?’
Thomas van Uitdam keek De Cock strak aan.
‘Zeker. Er was kritiek. Van Beveren en ik waren het met zijn handelwijze niet eens. Wij meenden dat Van Wijngaarden tijd en geld verspilde.’
‘Dat hebt u beiden hem verweten?’
‘Wij hebben hem op zijn fouten gewezen,’ sprak Van Uitdam wrevelig. ‘Af en toe deed een eenzame timmerman in dat pand een paar klusjes. Het schoot niet op. Dat proces kon nog jaren duren. In het pand hing nog steeds de geur van haringen in het zuur en uitjes in de wijnazijn.’
De Cock glimlachte.
‘Hoe reageerde Van Wijngaarden op jullie kritiek?’
Van Uitdam maakte een verontschuldigend gebaar.
‘Petrus van Wijngaarden werd op den duur vijandig. Zijn houding van welwillendheid verdween. Hij dreigde ons in de toekomst de toegang tot het pand aan de Prinsengracht te ontzeggen.’
‘Dat kon toch niet?’
Van Uitdam schudde zijn hoofd.
‘Het pand is eigendom van onze stichting. Van Wijngaarden kon ons de toegang niet verbieden.’
‘Tot handtastelijkheden is het nooit gekomen?’
Thomas van Uitdam maakte een hulpeloos gebaar.
‘Dat hebben Van Beveren en ik gelukkig steeds kunnen vermijden. Maar ieder lid van de Stichting Leefgenoten wist op den duur dat er tegenstellingen waren tussen ons. Daarom intrigeert ons de moord op Van Wijngaarden. Wij zijn benieuwd naar de achtergronden.’
Hij zweeg even nadenkend.
‘Hebt u al resultaten geboekt?’
De Cock antwoordde niet direct. Hij nam enige seconden de tijd om de man intensief in zich op te nemen. Hij schatte Thomas van Uitdam op achter in de veertig. Zijn donkere haar liep boven de slapen iets terug. Hij had lichtgroene ogen en zijn ovale gelaat was bruinverbrand.
De grijze speurder overwoog welke indruk Thomas van Uitdam op hem maakte. Hoe hij de man moest inschatten. Van Uitdam leek hem gecompliceerder en intelligenter dan de wat gezette Van Beveren. De oude rechercheur kon niet tot een bevredigende conclusie komen. De man bleef voor hem een raadsel.
Hij glimlachte.
‘Het onderzoek naar de moord op Petrus van Wijngaarden verloopt niet zo vlot als wij hadden gehoopt. Dat betreuren wij. Op zoek naar achtergronden zijn ons wel enkele eigenaardigheden opgevallen.’
Van Uitdam keek hem onderzoekend aan.
‘Wat voor eigenaardigheden?’
De Cock glimlachte opnieuw.
‘Vreemde wendingen in de organisatie van de stichting. U bent toch een lid van het bestuur?’
Van Uitdam knikte een paar keer.
‘Onder voorzitterschap van Van Breukelen vormden Van Wijngaarden, Van Beveren en ik de leiding van de Stichting Leefgenoten.’
De Cock gebaarde in zijn richting.
‘U bent dus medeverantwoordelijk voor de enorme zwaai die de Stichting heeft gemaakt.’
‘U bedoelt?’
De Cock glimlachte.
‘Van een groep fanatieke dierenactivisten die onder meer houders van pelsdieren lastigvielen, bent u omgezwaaid naar het fokken van honden voor vivisectie. Dat kan men wel een revolutie noemen.’
‘Een revolutie. Zeker. Maar niet zonder slag of stoot,’ begon Van Uitdam. ‘Denkt u niet dat wij, Frederik van Beveren en ik, onmiddellijk stonden te juichen.’
‘Niet?’
Van Uitdam schudde zijn hoofd.
‘Het idee was van onze voorzitter. Van Wijngaarden was meteen enthousiast. Maar Van Beveren en ik hadden toch onze bedenkingen. Wij vonden het idee volkomen in strijd met de doelstellingen van de stichting en weigerden onze medewerking.’
De Cock keek hem niet-begrijpend aan.
‘Waarom ging u overstag?’
Thomas van Uitdam zuchtte.
‘Financiën.’
De Cock reageerde met verwondering.
‘De Stichting Leefgenoten is toch rijk?’
Van Uitdam schudde zijn hoofd.
‘De donaties liepen sterk terug. Het leek alsof de mensen steeds minder bereid waren om onze activiteiten financieel te steunen.’
De Cock trok rimpels in zijn voorhoofd.
‘Er waren toch grootste plannen… een hoofdkantoor in het centrum van Amsterdam?’
Thomas van Uitdam trok een brede grijns.
‘En een hoerenstulpje voor Petrus van Wijngaarden achter in de tuin.’
De Cock hem strak aan.
‘Pleegde Van Wijngaarden financieel wanbeheer? Hebt u hem daarom uitgeschakeld?’
‘U verdenkt Van Beveren en mij van moord?’ Van Uitdam klonk geschokt.
De Cock antwoordde niet.
‘Financieel wanbeheer,’ vulde hij aan, ‘is een gangbaar motief voor moord. Ik heb begrepen dat Petrus van Wijngaarden in vele opzichten een eigen weg volgde en daarbij meestal de steun van de voorzitter kreeg.’
Van Uitdam knikte traag.
‘Dat is juist. Van Beveren en ik hebben onze voorzitter daarover vele malen aangesproken. Maar Van Breukelen wilde zijn koers niet wijzigen.’ Hij ademde diep. ‘En wij wilden geen definitieve breuk.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Daarom ging u overstag?’
‘Juist.’
De Cock boog zich iets naar hem toe.
‘Bent u,’ vroeg hij traag, ‘gisteravond naar Bussum gereisd om te proberen Van Breukelen alsnog tot andere gedachten te brengen?’
‘Nee. Ik niet.’
‘U had toch een afspraak met hem?’
Van Uitdam schudde zijn hoofd.
‘Ik ben gisteravond laat met mijn gezin teruggekomen van een vakantie in Spanje. Ik heb nog geen tijd gehad om afspraken te maken.’
De Cock kauwde even op zijn onderlip.
‘Waaruit bestaat uw gezin?’
‘Ik ben getrouwd. Ik heb een vrouw en twee dochters… tieners nog.’
‘Die vormen uw alibi?’
Thomas van Uitdam keek hem verward aan.
‘Wat… eh, wat bazelt u!’ riep hij verward. ‘Voor wie, voor wat heb ik een alibi nodig?’
De Cock keek de man onbewogen aan.
‘Mevrouw Van Breukelen beweert dat u middels haar een afsprak had met haar vermoorde man.’
‘Vermoorde man?’ riep Van Uitdam geschrokken.
De Cock knikte.
‘Herman van Breukelen is… net als Van Wijngaarden… met revolverschoten afgemaakt.’
Thomas van Uitdam keek hem verbijsterd aan.
‘Verschrikkelijk.’
De oude rechercheur spreidde zijn armen.
‘Ik heb geen keus,’ sprak hij somber. ‘De politie van Gooi en Vechtstreek heeft per telex uw opsporing, aanhouding en voorgeleiding verzocht. Ik arresteer u als verdacht van de moord op Herman van Breukelen.’
12
‘Thomas van Uitdam… is hij weg?’
De Cock knikte traag.
‘Op… eh, op transport naar onze collega’s van de politie Gooi en Vechtstreek.’
Vledder keek De Cock peilend aan.
‘Je bent er niet blij mee?’
De oude rechercheur schonk hem een droeve grijns.
‘Echt, ik deed het met pijn in mijn hart. Heb je op zijn gezicht gelet! Hij was door zijn arrestatie in zake moord totaal verbijsterd.’
Vledder snoof.
‘Begrijpelijk, als je onschuldig bent.’
‘Jij gelooft in zijn onschuld?’
Vledder knikte.
‘Absoluut. Jij niet?’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
‘Waarom hebben ze niet eerst contact met ons opgenomen? Dan hadden wij het een en ander kunnen uitleggen. Dat verrekte opsporingsbericht van die lui uit het Gooi kan en mag ik niet negeren. Het zou mijn ontslag betekenen. Ik hoop alleen dat Thomas van Uitdam inderdaad een goed alibi heeft. Dan moeten ze hem na een verhoor weer in vrijheid stellen.’