De Cock liet het onderwerp rusten.
‘Wie hebben we nog meer?’
‘Alex van de Boogaard.’
Vledder spreidde zijn handen.
‘Ook een keurige man. Ongehuwd. Geen antecedenten. Heeft een tijdlang met een vriend samengeleefd, maar woont nu al weer jaren alleen.’
‘Homofiel?’
‘Vermoedelijk. Maar in de annalen van de zedenpolitie komt hij niet voor.’
De Cock schudde vertwijfeld zijn hoofd.
‘Moeder,’ citeerde hij Christiaan Adriaansen, ‘nu Hendrik Zuiderman dood is, volgen er meer.’ Op het gezicht van de oude rechercheur verscheen een droevige grijns.
‘Adriaansen was zelf de man die volgde. Wie volgen er nog meer?’
Vledder grinnikte vreugdeloos.
‘Doe eens een suggestie?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Bij deze wankele stand van ons onderzoek waag ik mij daar niet aan.’
Er werd op de deur van de grote recherchekamer geklopt. De Cock keek omhoog naar de klok boven de deur. Het was bijna één uur in de nacht. Laat, vond hij, voor een bezoek aan een politiebureau.
Vledder riep: ‘Binnen.’
De deur werd traag geopend en in de deuropening verscheen de gestalte van een struise vrouw. De Cock herkende Mathilde van Nibbixwoud. Ze droeg dezelfde grijze regenmantel en dezelfde grijze laarsjes als bij haar eerste bezoek. Ook nu bungelde een ingeklapte paraplu aan haar rechterhand.
Met korte driftige pasjes liep ze naar De Cock en liet zich op de stoel naast zijn bureau zakken. Zwaar hijgend en met een deinende boezem bleef ze zwijgend zitten.
De oude rechercheur drong niet aan. Hij wachtte geduldig tot de cadans van haar ademhaling zich weer enigszins had hersteld.
‘Wat verschaft mij het genoegen van uw late bezoek?’ informeerde hij vriendelijk.
Mathilde van Nibbixwoud slikte een paar maal.
‘Ik ben zo’n halfuurtje geleden gebeld door de moeder van Christiaan Adriaansen. Ze heeft haar zoon dood in zijn woning aangetroffen. Vermoord.’
De Cock knikte traag.
‘Dat klopt.’
Vledder stond op. De jonge rechercheur ging, zonder een aanwijsbare reden aan een ander bureau in de grote recherchekamer zitten.
Mevrouw Van Nibbixwoud zwaaide met haar mollige armen.
‘Ik lag al in bed toen ze belde,’ sprak ze geagiteerd. ‘Ze was zo in de war, dat het een tijd heeft geduurd voor ik het gesprek fatsoenlijk kon afbreken.’
‘Deed ze nog suggesties?’
‘Waarover?’
‘De mogelijke dader.’
Mathilde van Nibbixwoud schudde haar hoofd.
‘Daar heeft ze niets over gezegd. Toen het gesprek was beëindigd, heb ik de wachtcommandant van bureau Warmoesstraat gebeld. Van hem hoorde ik dat u nog op het bureau was. Ik heb mij toen snel aangekleed.’
De Cock keek de vrouw onbewogen aan.
‘En?’
De ogen van Mathilde van Nibbixwoud schoten vuur.
‘En… en,’ herhaalde ze opgewonden. ‘Dat is al de tweede moord op een lid van mijn personeel. Hebt u al een onderzoek ingesteld?’
‘Ja.’
Mathilde van Nibbixwoud snoof.
‘Mag ik dan vragen… en?’
Haar stem droop van sarcasme.
De Cock knikte traag.
‘Ik zal u de details besparen, maar Christiaan Adriaansen werd op dezelfde wijze om het leven gebracht als Hendrik Zuiderman. Wij schatten ook, dat beiden door dezelfde man of vrouw werden vermoord.’
‘Wie?’
De Cock glimlachte.
‘Dat is een vraag waarop ik graag het antwoord kende. Zover ben ik nog niet. Ik hoop, dat ik bij het beantwoorden van die vraag op uw medewerking kan rekenen.’
‘Uiteraard.’
De Cock boog zich iets naar haar toe.
‘Welke leden van uw personeel hebben naar de opengevallen post van uw overleden man gesolliciteerd?’
Mevrouw Van Nibbixwoud keek naar hem op.
‘Dat had ik graag geheim gehouden.’
De Cock keek haar niet-begrijpend aan.
‘Waarom?’
‘Ik wilde voor alles voorkomen, dat leden van mijn personeel elkaar als rivalen zouden bezien. Dat kwam volgens mij de werksfeer niet ten goede.’
De Cock negeerde haar opmerking.
‘Was Peter van Waardenburg de eerste?’ drong hij hardnekkig aan.
Mevrouw Van Nibbixwoud knikte.
‘Inderdaad.’
‘U hebt hem afgewezen?’
‘Ja.’
‘Reden?’
‘Ik wist dat hij bij andere werknemers irritatie opwekte. Dat was mijn bezwaar.’
De Cock keek haar schuins aan.
‘Weet u hoe Peter van Waardenburg op uw afwijzing heeft gereageerd?’
‘Als het Zuiderman wordt,’ sprak mevrouw Van Nibbixwoud traag, ‘maak ik hem van kant.’
De Cock reageerde verrast.
‘Hoe weet u dat?’
‘Christiaan heeft mij dat in vertrouwen verteld.’
‘Nam u dat serieus?’
Mevrouw Van Nibbixwoud schudde haar hoofd.
‘Een loze kreet… uit woede.’
‘En een aversie jegens Hendrik Zuiderman.’
‘Dat was mij bekend.’
‘Heeft hij ook gesolliciteerd?’
‘Wie?’
‘Christiaan Adriaansen.’
‘Ja.’
‘Afgewezen?’
Mevrouw Van Nibbixwoud stak haar kin iets naar voren.
‘Ik heb ze allen afgewezen.’
‘Ook Alex van de Boogaard?’
Mathilde van Nibbixwoud knikte.
‘Ook Alex van de Boogaard,’ herhaalde ze kalm.
De Cock trok een vies gezicht.
‘Sinds de dood van uw echtgenoot rommelt het onder uw personeel. Er heerst een onderling wantrouwen. Ondanks uw pogingen ziet men elkaar wel degelijk als rivalen.’
Mevrouw Van Nibbixwoud bracht haar handen naar haar hoofd. Het was een gebaar van vertwijfeling.
‘Ik weet het. Na kantoortijd liep ik vanavond nog even door het gebouw en toen bemerkte ik, dat iemand had geprobeerd het bureau van Hendrik Zuiderman open te breken.’
De Cock keek haar geschrokken aan.
‘Inbrekers?’
Mevrouw Van Nibbixwoud schudde haar hoofd.
‘Er zijn verder geen sporen van braak aan het gebouw. De toegangsdeuren zijn normaal gesloten. Ook alle ramen zijn nog intact.’
De Cock trok zijn wenkbrauwen naar elkaar toe.
‘Alleen braaksporen aan het bureau van Hendrik Zuiderman… aan geen ander bureau?’
Mathilde van Nibbixwoud schudde haar hoofd.
‘Alleen aan het bureau van Hendrik Zuiderman. Er zijn duidelijk zichtbare krassen en moeten in het hout. De beschadigingen vond ik voornamelijk boven en onder de laden. U moet ze morgen maar eens bekijken. Misschien ontdekt u meer dan ik. Persoonlijk schat ik, dat men met een groot model schroevendraaier heeft getracht de laden open te breken.’
Ze zweeg even.
‘Zuiderman had zijn bureau altijd stijf op slot. Josee en ik waren van plan om het bureau morgenmiddag met behulp van een slotenmaker in elkaars bijzijn te openen.’
‘U hebt geen sleutel?’
Mevrouw Van Nibbixwoud zuchtte.
‘Mijn man had in zijn vertrek een sleutel van alle bureaus. Ik heb gezocht, maar de sleutel van het bureau van Hendrik Zuiderman is verdwenen. Ik vermoed dat Zuiderman die sleutel zelf heeft weggenomen, zodat niemand in zijn bureau kon snuffelen.’
‘Wie hebben er een sleutel van het kantoor?’
‘Alle werknemers.’
‘Dus iedereen kan bij dag, maar ook in de avond en de nacht het kantoor betreden?’
‘Ja.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Waarom wilt u het bureau samen met Josee openen… in elkaars bijzijn?’
Mevrouw Van Nibbixwoud gebaarde heftig.
‘Als voorzorgsmaatregel,’ reageerde ze fel. ‘Ik heb een vaag vermoeden dat er in het bureau van Hendrik Zuiderman zaken of documenten liggen, die mogelijk voor ons reclamebedrijf, of wellicht voor een van de leden van ons personeel, belastend kunnen zijn… nare consequenties voor iets of iemand kunnen hebben. Ik heb bij het vinden van dergelijke zaken of documenten graag een betrouwbare getuige.’