Vledder gniffelde.
‘Een braakpoging met publiek.’
De Cock wees voor zich uit.
‘Zorg ervoor dat Ben Kreuger morgenochtend het bureau van Hendrik Zuiderman dactyloscopisch bekijkt. Misschien heeft de man of vrouw die de schroevendraaier hanteerde, vingerafdrukken achtergelaten.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik verwacht daar niet veel van,’ reageerde hij triest. ‘Zowel in de woning van Hendrik Zuiderman als in de woning van Christiaan Adriaansen zijn geen bruikbare dactyloscopische sporen gevonden. De dader of daderes is een voorzichtig mens, die tot nu geen sporen heeft achtergelaten. Buiten dan die krasjes…’
De Cock wuifde het weg.
‘Hou daar over op.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik zal er niet meer over beginnen.’
De jonge rechercheur keek omhoog naar de grote klok boven de toegangsdeur.
‘Het is bijna twee uur. Het wordt langzamerhand tijd om ons bed op te zoeken. Het is of de duivel er mee speelt… het wordt bij ons altijd laat.’
De Cock kwam uit zijn stoel overeind en slenterde naar de kapstok. Op dat moment rinkelde op zijn bureau de telefoon.
De oude rechercheur bleef staan en Vledder nam de hoorn op.
Na enkele seconden hield hij zijn hand voor het spreekgedeelte.
‘Het is de wachtcommandant beneden. Bij hem voor de balie staat Marie van den Heuvel… of jij haar nog te woord wilt staan?’
‘Nu?’
‘Ja.’
De Cock knikte met een zucht. Op zijn gezicht lag een droevige grijns.
‘De tamtam bij Het Intellect werkt snel.’
Traag slofte hij naar zijn bureau terug.
Marie van den Heuvel liet zich op de stoel naast het bureau van De Cock zakken en trok haar rok ietwat dichter naar haar knieen. Daarna draaide zij zich naar de oude rechercheur toe.
‘Christiaan Adriaansen,’ sprak ze afgemeten, ‘is vanavond vermoord.’
De Cock knikte gelaten.
‘Wie vertelde u dat?’
‘Zijn moeder.’
‘Kent u die?’
‘Ja.’
‘Hoe?’
‘Hendrik Zuiderman was met Christiaan bevriend. Toen ik nog met Hendrik samenwoonde, zijn wij wel eens bij haar op bezoek geweest.’
‘Wat behelsde die vriendschap?’
Marie van den Heuvel maakte een schouderbeweging.
‘Wat behelst een vriendschap?’
Om haar mond lag een grijns.
De Cock wond zich op. Hij boog zich met een rood gezicht naar haar toe.
‘Mevrouw Van den Heuvel,’ sprak hij streng en met hoorbare stemverheffing, ‘dit is het derde onderhoud dat wij beiden in deze zaak hebben. In de vorige gesprekken hebt u mij nooit de volle waarheid verteld. Ik wens, dat u van die onhebbelijke traditie afwijkt. Dus herhaal ik met klem: wat behelsde de vriendschap tussen Herman Zuiderman en Christiaan Adriaansen?’
Mevrouw Van den Heuvel draaide haar hoofd iets weg.
‘Zij fabriceerden samen kinderporno.’
‘Met uw zoon Albert als model.’
Mevrouw Van den Heuvel knikte.
‘Hendrik fotografeerde en Christiaan Adriaansen was de man die vieze spelletjes met Albert deed.’
‘Vieze spelletjes?’
‘Ja.’
‘Hij is op de kinderporno met uw zoon Albert vaak in zijn gezelschap afgebeeld?’
‘Inderdaad.’
‘Tijdens ons vorig onderhoud zei u: Hendrik Zuiderman deed aan pornografie. En hij was niet de enige bij ons op het reclamebureau.’
Mevrouw Van den Heuvel knikte opnieuw.
‘Dat was juist.’
‘Wie waren de anderen?’
‘Vrijwel elk lid van het personeel deed mee.’
‘U?’
Marie van den Heuvel zuchtte.
‘Ik werd in verband gebracht met de kinderporno waarin Albert een rol speelde.’
De Cock keek haar schuins aan.
‘Wat was de oorzaak dat Christiaan Adriaansen buiten schot bleef toen u en Hendrik Zuiderman voor kinderporno werden gearresteerd?’
Marie van den Heuvel draaide haar hoofd weg en zweeg.
De Cock nam een kleine pauze.
‘Ik heb u wat gevraagd,’ sprak hij na een poosje.
Mevrouw Van den Heuvel draaide haar hoofd terug.
‘Ik… eh, ik… eh,’ sprak ze aarzelend, ‘ik breng mijn positie bij het reclamebureau in gevaar als ik u de waarheid vertel.’
De Cock keek haar strak aan.
‘Ik zal van die waarheid zo min mogelijk gebruikmaken.’
Mevrouw Van den Heuvel zuchtte diep.
‘Mathilde van Nibbixwoud beloofde Hendrik en mij, dat wij na het uitzitten van onze straf op het reclamebureau mochten terugkomen… als wij over het aandeel van Christiaan Adriaansen zouden zwijgen.’
De Cock keek haar niet-begrijpend aan.
‘Waarom?’
Mevrouw Van den Heuvel liet haar hoofd iets zakken.
‘Ze had destijds een verhouding met hem.’
‘Met Christiaan Adriaansen?’
‘Ja.’
‘Buiten de heer Van Nibbixwoud om. Ik bedoel, kende hij die verhouding?’
Mevrouw Van den Heuvel schudde haar hoofd.
‘Dat weet ik niet. Ik heb geen zicht op hun relatie. De heer Van Nibbixwoud was er vrijwel nooit… vertoefde meest in het buitenland. De feitelijke leiding van het reclamebureau berustte bij haar.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Kon ze dat?’
In zijn vraag trilde verbazing.
Mevrouw Van den Heuvel grijnsde.
‘Mathilde speelde altijd de hulpeloze… de hulpbehoevende, maar ze wist deksels goed wat ze deed.’
‘Wist Mathilde van Nibbixwoud, dat in de kantoren van het reclamebureau aan de Herengracht op grote schaal pornografie werd vervaardigd?’
Mevrouw van den Heuvel knikte overtuigend.
‘Dat moet zij hebben geweten.’
De Cock liet zich in zijn stoel terugzakken. Zijn hersens werkten koortsachtig om de nieuwe informatie te verwerken.
Ineens veranderde mevrouw Van den Heuvel van houding. De gelatenheid waarmee ze de vragen van de oude rechercheur had beantwoord, verdween. Met verschrikte ogen keek ze naar De Cock op.
‘Ik kom niet midden in de nacht naar de Warmoesstraat,’ sprak ze snel, ‘om met u te praten als ik daartoe geen gegronde redenen had.’
‘Dat begrijp ik.’
‘Daar hebt u nog geen vraag over gesteld.’
De Cock knikte voor zich uit
‘Dat doe ik dan nu,’ reageerde hij kalm.
Mevrouw Van den Heuvel verschoof op haar stoel.
‘Albert, mijn zoon, haatte niet alleen zijn natuurlijke vader, maar meer nog de man met wie hij voor de camera vieze spelletjes moest spelen.’
‘Christiaan Adriaansen.’
‘Precies. Toen ik vanavond hoorde dat ook Christiaan Adriaansen was vermoord, sloeg mij de schrik om het hart. Ik had het stellige gevoel, dat Albert eindelijk wraak had genomen op de twee mannen die hem vrijwel zijn gehele jeugd op een afschuwelijke wijze hadden vernederd.’
De Cock keek haar met mededogen aan.
‘Die mogelijkheid acht u aanwezig?’
Mevrouw Van den Heuvel knikte traag.
‘Urenlang ben ik bezig geweest om Albert in Leiden te bereiken.’
Over haar vriendelijk rond blozend gezicht gleden enige tranen… drupten geruisloos op haar schoot.
‘Hij is er niet.’
Ze slikte en begon erbarmelijk te huilen. Een stroom van tranen gleed over haar wangen.
‘Hij… eh, hij is er niet,’ herhaalde ze panisch van angst. ‘Niemand weet waar hij is… waar hij is gebleven. Ik ben nu zo bang dat die jongen uit wroeging zichzelf iets heeft aangedaan.’
Toen De Cock de volgende morgen zo rond de klok van tien uur de grote recherchekamer binnenstapte, trof hij Vledder achter zijn nieuwe computer. De rappe vingers van de jonge rechercheur dartelden over het toetsenbord.