‘Ik heb genoten van jouw verhoor,’ sprak hij opgewekt. ‘Het verloopt bijna achteloos. Die techniek moet ik mij nog eigen maken.’
De Cock negeerde de lof.
‘Hendrik Zuiderman,’ resumeerde hij, ‘was met zijn oude kompaan Christiaan Adriaansen weer begonnen aan het maken van kinderporno.’
Vledder glunderde.
‘En ik weet,’ jubelde hij, ‘wie die twee heeft omgebracht.’
De Cock keek hem verstoord aan.
‘Wat weet jij?’
In zijn stem trilde ongeloof.
Vledder glimlachte.
‘Ik weet wie Hendrik Zuiderman en Christiaan Adriaansen heeft vermoord.’
‘Nou?’
‘Mathilde van Nibbixwoud.’
De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd
‘Mathilde van Nibbixwoud?’ herhaalde hij vragend.
Vledder knikte.
‘En ik ken haar motief.’
De Cock grijnsde breed.
‘Dat is knap. En mag ik weten,’ sprak hij licht spottend, ‘waarop jouw wetenschap berust?’
Vledder keek hem verwonderd aan.
‘Ik dacht dat jij dat zelf ook wel had begrepen. Het is zo helder als glas.’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Voor mij niet.’
Vledder knikte nadrukkelijk.
‘Voor mij wel.’
De Cock schoof zijn onderlip naar voren.
‘Vertel.’
De jonge rechercheur zwaaide enthousiast.
‘Josee van de Weetering,’ opende hij blij, ‘gaf… bewust of onbewust… een verkeerde voorstelling van zaken.’
‘In welk opzicht?’
‘Mathilde van Nibbixwoud kwam niet pas na de moord op Hendrik Zuiderman op de gedachte dat hij weer in zijn oude fout was vervallen.’
De Cock keek hem verward aan.
‘Wanneer dan?’
Vledder gebaarde heftig.
‘Onmiddellijk. Op hetzelfde moment, dat die claim van de vader van dat jochie… Freddy van Alshoven… bij haar binnen dwarrelde, begreep ze dat Hendrik Zuiderman weer met kinderporno was begonnen. Ik denk dat er bij haar zelfs geen moment van twijfel is geweest.’
De Cock kneep zijn ogen halfdicht.
‘Dat is geen slechte redenering, Dick Vledder. Dat is zelfs heel goed,’ sprak hij bewonderend. ‘Er was voor Mathilde van Nibbixwoud op dat moment ook een duidelijk motief. Door de activiteiten van Hendrik Zuiderman dreigde de ondergang van haar gehele reclamebedrijf. Wilde ze voorkomen dat Zuiderman en Adriaansen haar geheel te gronde richtten, moest ze snel en adequaat handelen.’
Vledder was opgetogen.
‘Zie je wel. Het is zo helder als glas. Ze vermoordde eerst Zuiderman en de dag daarop Christiaan Adriaansen. Het is nu ook duidelijk waarom beide mannen hun moordenaar zonder enige argwaan binnen lieten. Zij meenden dat ze van Mathilde van Nibbixwoud geen kwaad hadden te duchten.’
Vledder kwam half uit zijn stoel overeind.
‘Gaan we haar arresteren?’
De Cock negeerde de vraag. Over het gezicht van de oude rechercheur gleed een schaduw.
‘De moeilijkheid is… hoe bewijzen we dat? Ik wil ook eerst wat meer weten over die claim. Wat is dat voor een claim? Wat eist de vader van die Freddy van Alshoven?’
Vledder grinnikte.
‘Het zal wel neerkomen op een beleefde en gelegaliseerde vorm van chantage. Daar schijnen onze Nederlandse advocaten in navolging van hun Amerikaanse collega’s ook enige handigheid in te krijgen.’
De jonge rechercheur sloeg plotseling zijn rechterhand voor zijn gezicht.
‘Ik moet naar Westgaarde… de gerechtelijke sectie op het lijk van Christiaan Adriaansen.’
‘Hoe laat word je door dokter Rusteloos verwacht?’
‘Zes uur.’
De Cock keek omhoog naar de grote klok boven de toegangsdeur van de recherchekamer en tuitte zijn lippen.
‘Als het verkeer niet te veel tegen zit, ben je nog wel op tijd.’
Vledder aarzelde.
‘Voor ik ga, moet ik je nog iets zeggen.’
De Cock keek hem achterdochtig aan.
‘Nog een verassing?’
Vledder knikte.
‘Ook Josee van de Weetering beweegt haar voeten op een manier, die overeenkomt met de krassen in de vloerlak bij de secretaire in de woning van Christiaan Adriaansen.’
De jonge rechercheur greep zijn regenjas van de kapstok en rende het vertrek uit. Bij de deur stuitte hij op een lange, statige man, die hij bijna omver kegelde.
De man kwam naderbij. Hij draaide zich half om.
‘Die jongeman had haast.’
‘Inderdaad. Dokter Rusteloos, onze patholoog-anatoom, is een strenge man. Te laat komen duldt hij niet.’
‘Bent u rechercheur De Cock?’
De grijze speurder knikte.
‘De Cock, met ceeooceekaa,’ antwoordde hij bijna automatisch. ‘En de jongeman die zo haastig dit vertrek verliet, is mijn collega Vledder.’
‘Mevrouw Van Nibbixwoud zei mij, dat ik mij bij u diende te vervoegen.’
De Cock knikte.
‘U bent Peter van Waardenburg, gehuwd, vader van twee studerende kinderen.’
‘Dat is juist.’
De Cock wuifde naar de stoel naast zijn bureau.
‘Neemt u plaats.’
Peter van Waardenburg knoopte zijn mantel los en ging zitten. De Cock nam de tijd om hem nauwkeurig op te nemen. Hij schatte de man op achter in de veertig. Peter van Waardenburg had, zo concludeerde de oude rechercheur, een vriendelijk open gezicht met een iets geprononceerde neus. Zijn stug kastanjebruin haar vertoonde kleine inhammen en golfde boven de oren. Zijn lichtgrijze ogen stonden helder en waakzaam.
‘U bent lid van een schietvereniging?’
Peter van Waardenburg knikte.
‘Schietvereniging Altijd in de Roos. Bijna dertig jaar. Ik ben lid geworden toen ik uit militaire dienst kwam en mijn wapen moest inleveren.’
‘Wat is uw wapen?’
‘Een revolver negen millimeter Webley Scott.’
‘Uit de Tweede Wereldoorlog?’
‘Inderdaad.’
‘Kent u de Nagant?’
De grijze ogen van Peter van Waardenburg lichtten op.
‘Een juweeltje. Ik heb hem één keer even in mijn handen mogen nemen. Een geloofsgenoot heeft een Nagant.’
‘Een rijk man?’
‘Absoluut. Ik denk, dat hij er een klein vermogen voor heeft betaald.’
‘U bent met uw gezin verbonden aan een sektarische geloofsgemeenschap?’
Peter van Waardenburg glimlachte.
‘U bent goed geïnformeerd.’
‘Zoals gewoonlijk.’
‘Wij zijn met ons vieren lid van het genootschap De Steenen Tafelen.’
‘De stenen tafelen, waarop volgens het bijbelverhaal Mozes de wet ontving?’
Peter van Waardenburg ging ervoor zitten.
‘Ons genootschap streeft ernaar om de mensen weer attent te maken op de Tien Geboden. Wie de Tien Geboden naleeft heeft geen andere wetten nodig.’
De Cock glimlachte.
‘Gij zult niet echtbreken,’ citeerde hij uit het hoofd, ‘gij zult niet stelen, gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste, gij zult niet begeren uws naasten huis; uws naasten vrouw…’
‘Precies.’
‘Gij zult niet doodslaan?’
‘Ook dat.’
De Cock grijnsde.
‘Wie zei: als het Zuiderman wordt, maak ik hem van kant.’
Peter van Waardenburg liet zijn hoofd iets zakken.
‘Dat heb ik geroepen nadat mevrouw Van Nibbixwoud mij had gezegd dat ik de plaats van haar gestorven man niet zou innemen.’
De Cock keek hem niet-begrijpend aan.
‘Waarom zo’n kreet?’
Peter van Waardenburg zuchtte.
‘Ik heb er spijt van. U moet bedenken: Hendrik Zuiderman was de kwade genius van ons reclamebedrijf. Hij is met die viezigheid begonnen… pornografie, zelfs kinderporno. Hij sleepte iedereen mee… zelfs een goeie vent als Alex van de Boogaard. Als ik het juist heb ingeschat, dan waren Zuiderman en Adriaansen tot kort voor hun dood opnieuw met kinderporno in de weer. Ik wil hun moordenaar niet vrijpleiten, maar hij was een werktuig in Gods hand.’