‘Pak beneden de mobilofoon en vraag om de meute.’
Bram van Wielingen kwam dreunend het vertrek binnen. Hij blikte naar het lijk, zette zijn aluminium koffertje op het parket en keek De Cock met grote schrikogen aan.
‘Wéér een,’ riep hij verbijsterd. ‘Weer een op dezelfde manier? Dat kan toch niet zomaar doorgaan. Hoeveel denk je dat er nog volgen?’
De Cock zuchtte diep.
‘Geen notie.’
‘Weet je wie hij is?’
‘Alex van de Boogaard, net als de vorige twee, employé van reclamebureau Het Intellect.’
Bram van Wielingen keek De Cock onderzoekend aan.
‘Heb je al wat… een aanwijzing, een idee in welke richting je het moet zoeken?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ik durf de mensen,’ sprak hij triest, ‘de mensen van het reclamebureau die nu nog in leven zijn, bijna niet meer onder ogen te komen.’
De oude rechercheur wees naar de dode man in zijn fauteuil.
‘Die man was vanmorgen nog bij mij en zei dat hij bang was om vermoord te worden.’
‘Door wie?’
‘Een wrokkende jongeman. Een jongeman met wie hij en die twee andere slachtoffers in het verleden kinderporno hebben gefabriceerd.’
‘Ken je die jongeman?’
De Cock knikte.
‘Ik heb hem weliswaar nog nooit ontmoet, maar ik weet dat hij Albert van den Heuvel heet. Het eerste slachtoffer in deze zaak was zijn natuurlijke vader.’
Van Wielingen trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
‘Waarom arresteer je die Van den Heuvel niet?’
De Cock trok een pijnlijk gezicht.
‘Je kent mijn principes. Ik gok niet. Ik zet niemand in de cel, van wie ik niet voor honderd procent zeker ben dat hij of zij de dader is.’
De fotograaf deed zijn koffertje open en pakte zijn Hasselblad.
‘Als er nog zo’n slachtoffer valt, dan nemen ze jou en Vledder de zaak uit handen.’
De Cock knikte met een somber gezicht.
‘Daar ben ik ook bang voor. Het zou voor de eerste keer in mijn lange carrière zijn, dat ik een zaak niet volledig heb afgerond.’
Van Wielingen schudde zijn hoofd.
‘Dat mag niet gebeuren.’
De fotograaf monteerde een flitslicht op zijn Hasselblad en schoot zijn eerste plaatje.
Dokter Den Koninghe kwam het vertrek binnen. Achter hem in de hal stonden twee broeders van de Geneeskundige Dienst met hun onafscheidelijke brancard.
De Cock kon het niet opbrengen om de excentrieke lijkschouwer ditmaal, zoals zijn gewoonte was, blij en opgewekt te begroeten. Hij drukte hem zwijgend de hand.
Dokter Den Koninghe wierp een korte blik op het lijk en keek daarna naar De Cock op.
‘Ga je grossieren?’
De Cock zweeg. Het grapje amuseerde hem niet.
Dokter Den Koninghe stapte naar de dode man in de fauteuil. Zoals De Cock had verwacht, drukte hij met duim en wijsvinger de oogleden dicht. Daarna voelde de lijkschouwer met de rug van zijn hand aan de wang en betastte de kin. Langzaam liep hij terug naar De Cock.
‘Ik behoef de kogelwonden in zijn borst niet te zien. Die ken ik inmiddels. À propos… hij is dood… niet langer dan een uur.’
‘Zo kort?’
De lijkschouwer knikte.
‘Hij voelt nog warm aan. Zijn lichaamstemperatuur is nauwelijks gezakt.’
Vledder liep op De Cock toe.
‘Ga eens mee?’
De oude rechercheur liep achter Vledder aan. Voor de deuren van een oude gotische kast wees de jonge rechercheur naar kleine krasspoortjes in de lak van het parket.
‘Net als in de woning van Christiaan Adriaansen.’
‘Heb je die krasjes daar door onze technische dienst laten onderzoeken?’
Vledder knikte.
‘Ik heb ze ook laten fotograferen.’
‘Heb je al uitsluitsel van het onderzoek?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik hoop morgen.’
De Cock wenkte Bram van Wielingen naderbij en wees op de spoortjes.
‘Kun je daar plaatjes van maken?’
‘Zeker.’
Dokter Den Koninghe zwaaide tot afscheid en verliet het vertrek.
Toen Bram van Wielingen de krasjes in de lak had gefotografeerd, borg hij de Hasselblad en de flitser in zijn aluminium koffertje. Hij verdween met een groet.
De Cock gaf de broeders een teken, dat zij de dode man konden weghalen. Hij keek toe hoe ze hem op de brancard legden, een laken over hem heen drapeerden en de canvasflappen dichtsloegen. Toen ze de riemen hadden vastgesjord, droegen ze hem zacht wiegend weg.
De Cock volgde de brancard tot aan de trap.
Vledder kwam naast hem staan.
De oude rechercheur staarde voor zich uit.
‘Ik heb de slachtoffers van moord dikwijls nagestaard… vaak met pijn in het hart. Maar nu…’ hij stokte even, ‘…nu is die pijn schrijnender dan ooit.’
13
De Cock had moeie voeten.
Met een van pijn vertrokken gezicht tilde de oude rechercheur zijn benen omhoog en legde ze heel voorzichtig op een hoekje van zijn bureau. Het was daarbij alsof duizenden kleine duiveltjes met evenzovele spelden geniepig in zijn kuiten prikten. Dat was een slecht teken, wist hij. Telkens wanneer de zaken niet naar wens verliepen, wanneer hij het stellige gevoel had steeds verder van de oplossing weg te drijven, kroop de vermoeidheid in zijn voeten en speelden geniepige duiveltjes hun sadistisch spel.
Wat hem het meest benauwde, was het onheilspellende gevoel dat het nog niet was afgelopen, dat er nog meerdere, soortgelijke moorden zouden worden gepleegd. Hoewel hij het rationeel niet kon onderbouwen, bleef dat gevoel hem beheersen.
Buiten die angst voor nieuwe moorden, waren er twijfels en onbegrip omtrent het motief. De moordenaar was een maniak met een vast gedragspatroon… drie kogels met dodelijke precisie in en rond het hart.
De grijze speurder hoopte vurig op een inspirerende vonk, die hem het hoe en waarom van de moorden zou openbaren. Maar in welk tempo hij het mechanisme van zijn denken ook liet draaien, de bevrijdende vonk kwam niet. Dat knaagde aan zijn gemoed.
Hij kneep zijn ogen even stijf dicht. De pijnscheuten kwamen in zijn kuiten terug en tekenden zijn gelaat.
Vledder keek zijn oude leermeester bezorgd aan.
‘Heb je het weer?’
De Cock tilde zijn rechterbeen iets op, schoof zijn broekspijp omhoog en tastte naar de pijnlijke kuit.
‘Het is een familiekwaal. Toen Klazien uit Zalk[8] nog leefde heb ik haar eens gevraagd of ze er wat voor wist.’
De oude rechercheur schudde zijn hoofd.
‘Er is gewoon geen kruid tegen gewassen.’ Hij zuchtte diep en legde zijn been weer op zijn bureau. ‘Mijn oude grootmoeder op Urk…’
Vledder onderbrak hem lachend.
‘Ik weet het… jouw oude grootmoeder op Urk had het ook. Ze heeft het mij eens verteld. Ze gebruikte haar kuiten als barometer.’
De Cock knikte met een ernstig gezicht.
‘Inderdaad,’ riep hij instemmend, ‘als barometer. En het klopte altijd. Als mijn Bessie haar stramme kuiten voelde prikken, was er een zware storm op komst en bleef mijn grootvader, die visser was, met zijn bottertje op Urk in de haven. Hij vertrouwde blindelings op het gevoel in haar kuiten.’
Vledder boog zich iets naar hem toe.
‘Zakt het al wat?’
De Cock knikte traag.
‘Een beetje. Het duurt altijd wel een paar minuten. Het tintelt op dit moment.’
Vledder glimlachte.
‘Je was gisteravond behoorlijk onder de indruk van de moord op Alex van de Boogaard. Ik heb je nog nooit zo gedeprimeerd gezien. Zelfs tegen jouw vriend dokter Den Koninghe kon er geen vriendelijk woord vanaf.’
De Cock schoof zijn pantalon weer over zijn been.
‘De klap kwam hard aan,’ sprak hij hoofdknikkend. ‘Keihard. Geloof me. Het dreunde in mijn hersens en mijn oude knieën trilden. Bij het zien van die dode Van de Boogaard in zijn fauteuil kreeg ik ineens een enorm schuldgevoel… het stormde op mij af. Mij overviel het idee, dat ik volkomen had gefaald… of ik de dood van die man gemakkelijk had kunnen voorkomen.’