Vledder keek hem schattend aan.
‘Heb je dat gevoel nog?’
De Cock nam zijn been van het bureau en schudde zijn hoofd.
‘Ik heb er vannacht lang over nagedacht. Heel objectief, kritisch naar mijzelf toe, en ik kwam uiteindelijk tot de conclusie, dat ik heb gedaan wat ik kon… binnen de mogelijkheden die ik had.’
Hij zweeg even.
‘Voor de moorden op Hendrik Zuiderman en Christiaan Adriaansen,’ ging hij verder, ‘hadden meerdere lieden een motief… Peter van Waardenburg, die Zuiderman niet als leider van het reclamebureau wilde… Mathilde van Nibbixwoud, die door een claim van de vader van Freddy van Alshoven haar bestaan door het duo Zuiderman-Adriaansen bedreigd zag… Marie van den Heuvel en haar zoon Albert, in verband met een vroegere kinderpornozaak.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Maar het leven van Alex van de Boogaard zag ik niet bedreigd… ondanks het feit dat hij zelf te kennen had gegeven, dat hij bang was om door Albert van den Heuvel te worden vermoord. Volgens mij had zoon Albert daarvoor geen motief.’
Vledder grinnikte.
‘Ik denk dat je het toch even benauwd hebt gekregen toen hij onaangekondigd de woning van Marie van de Heuvel binnenkwam en om zijn moeder riep?’
De Cock knikte.
‘Daarom wilde ik naar Duivendrecht.’
Vledder gebaarde voor zich uit.
‘Zullen we het telexbericht over Albert van den Heuvel toch veranderen in een verzoek om opsporing, aanhouding en voorgeleiding?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Daarvoor hebben we niet genoeg. We kunnen niets hard maken.’ De oude rechercheur keek zijn jonge collega peinzend aan.
‘Heb jij dat dossier over die oude kinderpornozaak ooit binnen gekregen?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik heb een paar maal navraag gedaan. Ze kunnen het niet vinden. Het dossier schijnt uit de administratie van de zedenpolitie te zijn verdwenen.’
‘Hoe kan dat?’
‘Geen idee. Niemand begrijpt het.’
‘Bezopen.’
Vledder was het volmondig met hem eens.
‘Dat vind ik ook.’
‘En een rapport over het onderzoek naar de krasspoortjes in de woning van Christiaan Adriaansen?’
Vledder stak zijn hand omhoog.
‘Dat heb ik vanmorgen binnen gekregen.’
‘En?’
‘Wacht even,’ riep Vledder.
De jonge rechercheur pakte het rapport uit een lade van zijn bureau en legde het voor zich neer.
‘Schoenen met leren zolen,’ las hij hardop, ‘waarin kleine partikeltjes scherp zand zijn blijven kleven, die bij het schuiven krasjes veroorzaken.’
De Cock tuitte zijn lippen.
‘Dat kan.’
Vledder bladerde.
‘De onderzoekers,’ ging hij luid verder, ‘spreken in hun rapport het vermoeden uit, dat gezien hun metingen de krasjes afkomstig zijn van de zolen van damesschoenen.’
De Cock veerde blij verrast op. De pijn in zijn kuiten was ineens totaal verdwenen.
‘Damesschoenen?’
Vledder zuchtte.
‘Of van de schoenen van een man met kleine voeten.’
De Cock kneep zijn wenkbrauwen samen.
‘Kennen wij in deze zaak een man met kleine voeten?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Zuiderman, Adriaansen en Van de Boogaard hadden een normale mannenschoenenmaat en volgens mij leeft Peter van Waardenburg zelfs op grote voet.’
De Cock knikte.
‘De enige van wie…’
De oude rechercheur stokte. Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt en Vledder riep: ‘Binnen.’
Marie van den Heuvel kwam binnen, ze liep naar De Cock en liet zich op de stoel naast zijn bureau zakken.
‘Albert is terecht. Hij heeft vannacht bij mij thuis geslapen.’
‘Gelukkig.’
‘Ik ben er ook blij mee,’ zei Marie van den Heuvel.
‘Waar is hij nu?’
‘Nog thuis denk ik, aan het Zaandammerplein. Hij was van plan om een paar dagen bij mij te blijven.’
‘Waar is hij geweest?’
Mevrouw Van den Heuvel spreidde haar handen.
‘Daar is hij nogal vaag over. Hij wilde er eerst helemaal niets over zeggen. Het schijnt dat hij in Leiden een vriendinnetje heeft. Met haar zou hij een paar dagen naar Parijs zijn geweest… een pretpark bezocht.’
‘Hebt u hem verteld wat er met Hendrik Zuiderman en Christiaan Adriaansen is gebeurd?’
‘Ja.’
‘Hoe reageerde hij daarop?’
‘Koel.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Het scheen hem nauwelijks te interesseren.’
De Cock keek de vrouw secondenlang zwijgend aan.
‘Hebt u,’ vroeg hij strak, ‘gisteravond rechtstreeks aan Albert gevraagd of hij bij de dood van zijn vader is betrokken?’
‘Ik moest dat doen,’ sprak mevrouw Van den Heuvel jammerend. ‘Sinds de dood van Hendrik Zuiderman houdt die vraag mij sterk bezig. Het is een obsessie.’
‘En?’
Ze liet haar hoofd iets zakken.
‘Albert vroeg mij waarom ik hem die vraag stelde. Toen ik hem antwoordde dat ik aan de mogelijkheid heb gedacht, dat hij zijn vader had vermoord, begon hij te huilen.’
De Cock keek haar peinzend aan.
‘Een echt antwoord hebt u niet gekregen.’
‘Nee.’
‘Ik heb Albert nog nooit ontmoet. Is hij groot, sterk, stevig gebouwd?’ vroeg De Cock met een glimlach.
Mevrouw Van den Heuvel schudde haar hoofd.
‘Albert is maar een iel ventje,’ sprak ze teder. ‘Altijd geweest.’
‘Wat is zijn schoenmaat?’
Ze glimlachte.
‘Hij heeft de voetjes van een vrouw.’
Toen Marie van den Heuvel uit de grote recherchekamer was verdwenen, viel er tussen de beide rechercheurs een diepe stilte. Het was Vledder die de stilte verbrak.
‘Voetjes van een vrouw,’ sprak hij traag. ‘Halen we hem op?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ik doe het niet… nog niet. Ik ben niet overtuigd.’ Hij keek zijn jonge collega aan. ‘De gerechtelijke sectie op Alex van de Boogaard is vandaag?’
‘Ja.’
‘Hoe laat?’
‘Straks om twaalf uur.’
‘Ik hoop voor jou dat dokter Rusteloos in een beter humeur is dan gisteren.’
‘Dat hoop ik ook. Wat doe jij intussen?’ vroeg Vledder.
De Cock bracht zijn armen naar voren en vouwde zijn handen.
‘Ik heb, zo dacht ik, nog één pijl op mijn boog.’
Vledder grinnikte.
‘Dat is niet veel.’
‘En als ik die pijl niet goed richt, dan vrees ik dat het is afgelopen. Dan blijven de moorden van het reclamebureau een onopgelost mysterie,’ sprak De Cock wat moedeloos.
‘Op wie ga je die pijl richten?’
‘Peter van Waardenburg.’
Vledder keek zijn oude mentor ongelovig aan.
‘Peter van Waardenburg?’
De Cock knikte.
‘Het zal niet meevallen. Het zal een gevecht worden om de overtreding van één van de Tien Geboden.’
‘Welke?’
De Cock zuchtte diep.
‘Gij,’ sprak hij met enig pathos, ‘zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.’
14
Lichtelijk nerveus en met een sluimerend gevoel van onzekerheid slenterde De Cock een paar maal heen en weer in een ruimte die qua inrichting duidelijk als kantoor diende. Links was een monumentale deur, die leidde naar een grote zaal waar, zo had hij gepland, de ontknoping moest plaatsvinden.
Vledder ging in zijn pad staan.
‘Waar zijn we hier?’
De Cock keek hem niet-begrijpend aan.