‘Op de Brink in Betondorp in Amsterdam.’
Vledder grinnikte.
‘Dat weet ik.’ Hij duimde over zijn schouder. ‘Maar wat is dit voor een zaal?’
‘In die zaal houdt de geloofsgemeenschap De Steenen Tafelen wekelijks haar bijeenkomsten.’
‘Waarom mag jij van deze zaal gebruikmaken?’
De Cock glimlachte.
‘Omdat ik toestemming heb van Peter van Waardenburg. Hij is een van de leiders van het genootschap. Aanvankelijk wilde ik hem persoonlijk als lokaas gebruiken.’
‘Lokaas… waarvoor?’
De Cock schudde zijn hoofd om zoveel onbegrip.
‘De dader van de drie moorden.’
‘Wat heeft Van Waardenburg daarmee te maken?’
‘Niets.’
Vledder keek hem verward aan.
‘Hoe kan hij dan een lokaas zijn?’
De Cock zuchtte.
‘Omdat ik dat van hem heb gemaakt.’
‘Leg mij dat eens uit!’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Later.’
Vledder liep naar een van de twee kijkgaatjes in de muur.
‘Die pop daar in die rode fauteuil stelt Peter van Waardenburg voor?’
De Cock knikte.
‘Van Waardenburg weigerde zelf in die fauteuil plaats te nemen… zelfs niet met een kogelvrij vest. De technische dienst heeft wel foto’s van hem mogen maken en zijn maten opgenomen. Aan de hand van die maten en foto’s is die pop gemaakt.’
Vledder glimlachte.
‘Hij is bedrieglijk echt.’
De Cock lachte.
‘Zelfs het gezicht is perfect in was nagemaakt. En dat alles in enkele uren.’
‘Fantastisch.’
De Cock gebaarde.
‘Ik heb de enscenering zo geregeld, dat de situatie lijkt op hetgeen wij in de woningen van Hendrik Zuiderman, Christiaan Adriaansen en Alex van de Boogaard hebben aangetroffen. Tegenover de pop staat een tweede rode fauteuil uitnodigend klaar om de dader van de moorden te ontvangen. Op de ronde tafel heb ik een schemerlamp met diffuus licht laten plaatsen. Het starre gezicht van de pop blijft daarbij enigszins in de schaduw.’
‘Wat is mijn taak?’
De Cock keek Vledder onderzoekend aan.
‘Je hebt toch dat kogelvrije vest aangedaan?’
‘Ja.’
De Cock stak waarschuwend zijn wijsvinger omhoog.
‘De dader heeft in ieder geval een Nagant revolver bij zich en we weten dat het een goede schutter is. Ook Appie Keizer en Fred Prins lopen buiten met zo’n vest.’
De oude rechercheur grijnsde.
‘Ik kan mij niet veroorloven dat er tijdens deze actie slachtoffers vallen.’
‘Hoe laat verwacht je de dader?’
De Cock keek op zijn polshorloge.
‘De afspraak is negen uur. We hebben nog een paar minuten. Neem je plaats bij het kijkgaatje in. Denk erom… niet reageren voordat er geschoten is.’
‘En als de dader het bedrog merkt?’
‘Je bedoelt als de dader ziet dat daar een pop zit?’
‘Ja.’
De Cock zuchtte diep.
‘Dan wordt er vermoedelijk niet geschoten en moet de Nagant revolver voor het bewijs zorgen.’
‘Ik moet dus wel ingrijpen.’
De Cock knikte.
‘Wees voorzichtig. Appie Keizer en Fred Prins schermen de vluchtweg af.’
De oude rechercheur slenterde naar zijn eigen kijkgat in de muur. Hij vroeg zich af of hij op alle eventualiteiten was voorbereid, of alle gaten in zijn plan waren gedicht. Een vergeten detail kon fatale gevolgen hebben.
Hij blikte nog eens op zijn horloge en voelde hoe de spanning bezit van hem nam. Het tintelde in de toppen van zijn vingers. Hij kon niet anders doen dan wachten… wachten op het geluid van zijn mobilofoon.
Nog onverwachts kwam het piepgeluid en klonk de stem van Fred Prins.
‘Er gaat een vrouw het gebouw binnen.’
Het duurde luttele seconden… toen klonk het geluid van laarsjes op de houten vloer van de zaal. De voetstappen kwamen dichterbij.
Vledder hijgde.
‘Het is een vrouw.’
De Cock reageerde niet. Hij zag hoe de vrouw in de rode fauteuil tegenover de pop plaatsnam. Zonder haar mond te bewegen, zonder enige toenadering tot de pop, nam ze een revolver uit haar handtasje en vuurde driemaal. Koel, blijkbaar zonder enige emotie.
De oude rechercheur trok met kracht aan een touw. De pop duikelde voorover en klapte met de kop van was op de tafel. Met een snerpende gil sprong de vrouw op uit de fauteuil en rende naar de uitgang van de zaal.
Vledder rende via de monumentale deur de zaal in. Nog voor de vrouw de uitgang had bereikt, wierp de jonge rechercheur zich boven op haar. Ze viel voorover op de grond met haar armen recht naar voren. Vledder griste de revolver uit haar rechterhand.
De Cock slofte naderbij.
De jonge rechercheur kwam half overeind en draaide de vrouw met haar gezicht naar zich toe.
Verbijsterd keek hij omhoog naar De Cock.
‘Het is… eh,’ stamelde hij. ‘Het is Josee van de Weetering.’
De oude rechercheur knikte met een somber gezicht.
‘Eens gefotografeerd door Hendrik Zuiderman.’
15
De ding-dong in de gang galmde nog een beetje na. De Cock, op zijn sloffen, deed de deur van zijn woning open. Voor hem op de stoep stond Vledder met aan zijn arm een knappe jonge vrouw.
De Cock lachte vrolijk.
‘Prachtig. Je hebt Adelheid meegenomen.’
Vledder knikte.
‘Ze was vrij vanavond en wilde graag mee om de uitleg van de grijze speurder bij te wonen.’ De jonge rechercheur maakte een grimas. ‘En wat denk jij dat zij van mij voor haar Sinterklaas heeft gevraagd?’
‘Geen idee.’
‘Een paar boeken van Baantjer.’
Adelheid van Buuren trok haar gezicht in een ernstige plooi.
‘Ik leer daarvan. Ik vind het enig om ze te lezen. Ze zijn spannend. En misschien word ik in de toekomst als rechercheur net zo beroemd als De Cock.’
De oude rechercheur schudde zijn hoofd.
‘Je doet mij blozen.’
Adelheid hield een fraai boeket herfstbloemen omhoog.
Vledder wees ernaar.
‘Voor jouw vrouw,’ legde hij uit. ‘Hoe langer ik jou ken, hoe meer ik haar ga bewonderen.’
De Cock keek hem misprijzend aan.
‘Je hebt mij de vorige keer beloofd, dat je die tekst niet meer zou gebruiken.’
‘Ik zal hem verwijderen van mijn harde schijf,’ zei Vledder plechtig, waarna hij luid lachte.
De Cock keek zijn jonge collega quasi onderzoekend aan.
‘Nog last van je rechterknie na die prachtige flying tackle van je?’
Vledder glimlachte.
‘Een paar schaafwondjes en blauwe plekken aan mijn dijen. Het is de eerste keer in mijn leven dat ik een vrouw heb getackeld.’
De jonge rechercheur liep met Adelheid verder de gang in.
‘Zijn de anderen er al?’
De Cock knikte.
‘Appie Keizer en Fred Prins zitten bij mijn vrouw en hebben, zoals gebruikelijk, het hoogste woord. Ze presenteren haar de meest fantastische verhalen over hun belevenissen.’
Ze stapten de woonkamer in.
Mevrouw De Cock kwam onmiddellijk overeind en schudde Vledder en Adelheid de hand. Met een kreet van verrukking nam ze de bloemen in ontvangst.
‘Prachtig… zulke warme kleuren. Wie heeft ze uitgezocht?’
Vledder wees opzij.
‘Daar heb ik nu Adelheid voor.’
Mevrouw De Cock wuifde uitnodigend naar een paar diepe fauteuils.
‘Ga zitten,’ riep ze vrolijk. Ze keek naar Vledder. ‘Mijn man vroeg zich al af waar je bleef.’
Vledder maakte een verontschuldigend gebaar.
‘Commissaris Buitendam hield mij op.’
‘Wat moest hij?’ vroeg De Cock verbaasd.
In zijn toon was direct agressie.
Vledder glimlachte.
‘Commissaris Buitendam feliciteerde mij met onze, zoals hij dat noemde, prachtige arrestatie. Hij was verrukt en glom als er weer een journalist aan de lijn was. Het vervelende was, dat ik hem niets kon vertellen over het motief van Josee… waarom zij die mensen om zeep hielp.’