Выбрать главу

De Cock knikte begrijpend.

‘Kent u de namen van de personeelsleden die hebben gesolliciteerd?’

Josee schudde haar hoofd.

‘Mevrouw Van Nibbixwoud heeft mij dat niet verteld en ik heb er niet naar gevraagd. Misschien vond ze het niet juist dat ik die namen kende.’

De Cock keek haar strak aan.

‘Er is u inmiddels een belangrijk medewerker ontvallen.’

Het gezicht van Josee versomberde.

‘Verschrikkelijk. Ik hoorde het vanmorgen. Hendrik Zuiderman zou in koelen bloede zijn vermoord.’

De Cock zuchtte diep.

‘Op ons rust de ondankbare taak om zijn moordenaar te ontmaskeren. Hebt u enig idee in welke richting wij de dader moeten zoeken?’

Josee trok haar schouders op.

‘Ik heb geen enkel idee wat het motief voor de moord kan zijn geweest. Hendrik Zuiderman was de oudste medewerker van het reclamebureau. Naar mijn mening, en ook naar de mening van wijlen de heer Van Nibbixwoud, was Zuiderman een intelligente man en een excellente fotograaf met artistieke gaven.’

De Cock gebaarde in haar richting.

‘Gezien zijn anciënniteit, heb ik begrepen, kwam hij het meest in aanmerking om de nieuwe manager te worden.’

Josee knikte instemmend.

‘Mevrouw Van Nibbixwoud vond hem niet geschikt. Te sloom, te passief.’

‘Dat was haar standpunt van het begin af aan?’

‘Dat neem ik aan. Toen ik suggereerde dat Hendrik Zuiderman eerder voor de functie van manager in aanmerking kwam dan ik, reageerde mevrouw Van Nibbixwoud resoluut. Zuiderman, zei ze, is mijn man niet.’

‘Te sloom, te passief.’

‘Dat zei ze.’

‘Waren er nog andere overwegingen?’

Josee trok haar schouders op.

‘Dat zou u haar moeten vragen.’

De Cock nam een kleine pauze voor het effect.

‘Een van de leden van het personeel,’ ging hij rustig verder, ‘openbaarde mij vertrouwelijk, dat er sinds de dood van de heer Van Nibbixwoud bij het reclamebureau een soort paleisrevolutie was uitgebroken.’

Josee keek hem niet-begrijpend aan.

‘Paleisrevolutie?’

‘Ja. Personeelsleden zouden om wille van de vrijgekomen positie elkaar naar het leven staan.’

Josee grinnikte vreugdeloos.

‘Het is toch niet waar?’

De Cock spreidde zijn handen.

‘Het is mij in ernst verteld,’ reageerde hij kalm. ‘Iemand zou hebben gezegd, als het Zuiderman wordt, maak ik hem van kant.’

Josee keek hem verschrikt aan. Ze sloeg een hand voor haar gezicht.

‘Onze tekstschrijver.’

De Cock toonde verbazing.

‘Tekstschrijver?’

‘Alex van de Boogaard…’ zei Josee, ‘hij en Hendrik Zuiderman konden elkaar niet uitstaan. Het is in het verleden zelfs een paar maal tot een ernstig handgemeen gekomen.’

Toen Josee van de Weetering, weer gehuld in haar felrode regenkleding, zwoel heupwiegend het kale recherchevertrek had verlaten, liet De Cock zich in zijn bureaustoel onderuitzakken.

‘In de oude bijbel,’ verzuchtte hij, ‘staat heel duidelijk: wie een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.’[4]

Vledder lachte vrijuit.

‘Jij,’ riep hij ongelovig, ‘echtbreuk?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik heb haar niet aangezien om haar te begeren. Ik heb in haar alleen de schepping bewonderd.’

‘Dat mag?’

‘Dat mag,’ antwoordde De Cock.

‘Het wordt volgens diezelfde bijbel toegestaan en aangemoedigd.’

Vledder stak zijn armen naar voren.

‘Het begint een dolle boel te worden!’ riep hij jolig. ‘We hebben nu al twee verdachten. Christiaan Adriaansen tipt Peter van Waardenburg en Josee van de Weetering komt met Alex van de Boogaard.’

De jonge rechercheur kwam plotseling met een ruk overeind. Zijn gezicht kleurde.

‘Stom. Ik ben bij het verhoor van Josee van de Weetering blijven zitten luisteren. Ik had al lang naar Westgaarde gemoeten.’ Hij blikte op zijn polshorloge. ‘Ik hoop dat ik nog op tijd ben voor de sectie.’

Vledder greep zijn notitieboek uit een lade van zijn bureau en rende de grote recherchekamer af. Bij de deur botste hij tegen een wat gezette man, die bijna tegen de grond tuimelde. Nog enigszins waggelend liep de man naar het bureau van De Cock en duimde over zijn schouder.

‘Wordt er bij de recherche altijd in zo’n ijltempo gewerkt?’ vroeg hij verrast.

De Cock gniffelde.

‘Ik ben blij,’ sprak hij ernstig, ‘dat u daarvan een keer getuige bent.’

De man boog zich iets naar hem toe.

‘U… eh, u bent rechercheur De Cock met ceeooceekaa?’ Hij schoof zijn onderlip naar voren. ‘Volgens de omschrijving, die ik van u kreeg, moet dat kloppen.’

De oude rechercheur blikte omhoog.

‘Van wie is die omschrijving?’

‘Van mevrouw Van Nibbixwoud. Zij adviseerde mij om me met u in verbinding te stellen.’

De Cock gebaarde naar de stoel naast zijn bureau.

‘Neemt u plaats,’ sprak hij vriendelijk. ‘Wat is uw relatie tot mevrouw Van Nibbixwoud?’

De man ontdeed zich van een doorschijnend plastic omhulsel en ging zitten.

‘Zij… eh, zij is mijn werkgeefster, of beter, haar man was mijn werkgever. Toen hij het reclamebureau startte was ik daar al bij betrokken.’

‘Een oudgediende.’

‘Dat mag u wel zeggen.’

‘U bent?

‘Alex… Alex van de Boogaard.’

De Cock keek de man verrast aan.

‘Van de Boogaard?’ herhaalde hij.

De man knikte.

‘Ik was als schrijver van reclameteksten altijd erg succesvol. Ik hoop oprecht, dat mijn grote verdiensten voor reclamebureau Het Intellect, voorheen Succes, zullen worden gehonoreerd.’

De Cock keek de man onderzoekend aan. Hij schatte hem op rond de vijftig jaar. Alex van de Boogaard, zo constateerde hij, had een ovaal gezicht, donker haar en priemende bruine ogen.

Vermoedelijk om de operatie aan een hazenlip te verhullen, droeg hij een snor.

‘In welk opzicht hoopt u gehonoreerd te worden?’

Alex van de Boogaard zette zijn handen op zijn knieën.

‘Ik verwacht de opengevallen plek van wijlen de heer Van Nibbixwoud in de toekomst te mogen vervullen.’

‘Manager.’

‘Precies.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Is dat de reden, dat mevrouw Van Nibbixwoud u heeft geadviseerd contact met mij op te nemen?’

Van de Boogaard schudde zijn hoofd.

‘Het is de gewelddadige dood van Hendrik Zuiderman.’

De Cock reageerde scherp.

‘Wat is daarmee?’

‘Daar heb ik niets mee te maken.’

De Cock keek hem verwonderd aan.

‘Wie zegt dat dan?’

Van de Boogaard zuchtte diep.

‘Vrijwel iedereen bij ons op het bureau weet dat Zuiderman en ik geen goede verstandhouding hadden. En dan druk ik mij erg voorzichtig uit. We hadden ronduit een pest aan elkaar. We hebben zelfs een paar maal met elkaar gevochten.’

Van de Boogaard pauzeerde even.

‘Toen vanmorgen bekend werd dat Hendrik Zuiderman was vermoord, werden onder het personeel die tegenstellingen tussen hem en mij weer eens breed uitgemeten. Er werden ook bedekte toespelingen gemaakt.’

‘Zoals?’

‘Dat ik mogelijk verantwoordelijk was voor zijn dood.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Dat was voor u de reden om naar mevrouw Van Nibbixwoud te stappen.’

‘Zeker. Ik wil niet voor de moordenaar van Zuiderman te worden versleten. Ik ben zijn moordenaar niet. Ik heb wel eens gedacht: vent, sterf. Maar nu hij werkelijk dood is heb ik wroeging om die gedachte.’

‘Het zou voor u een opluchting zijn als ik snel de ware moordenaar kon ontmaskeren?’ vroeg De Cock aan de tekstschrijver.

‘Absoluut.’

вернуться

4

Nieuwe Testament, Matteüs 5 vers 28.