Выбрать главу

Albert Cornelis Baantjer

De Cock en moord op bestelling

1

Rechercheur De Cock van het aloude politiebureau aan de Amsterdamse Warmoesstraat liet zich met een zoete grijns op het gezicht in de stoel achter zijn bureau zakken en wuifde afwerend naar Vledder, zijn onvolprezen assistent.

‘Het spijt mij, Dick,’sprak hij hoofdschuddend, ‘maar jij gaat niet op vakantie in de tijd dat ik aan dit bureau nog een paar avonddiensten moet vervullen.’

‘Waarom niet?’

‘Stel je eens voor,’vervolgde De Cock, ‘dat in die tijd in ons district een moord wordt gepleegd die ik zou moeten oplossen.’

Vledder keek hem verwonderd aan.

‘Kun je het alleen niet af?’

De Cock schudde zijn hoofd en sprak toen bewogen: ‘Ik ben bang van niet.’

Vledder lachte vrolijk.

‘En dat beken je in alle openheid?’

De Cock knikte traag.

‘Dat beken ik,’herhaalde hij kalm, ‘in alle openheid.’

‘Wil je geloven,’zei Vledder, ‘dat ik dit het grootste compliment vind dat ik ooit uit jouw mond heb gehoord?’

De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.

‘Ik meen het,’sprak hij ernstig. ‘Ik heb vroeger veel alleen gewerkt, maar dan mis je toch een kritische stem die tot nadenken dwingt.’

Vledder grinnikte.

‘Ik ben zo’n kritische stem?’

De Cock knikte instemmend.

‘Ik merk alleen op dat jouw kritiek niet altijd goed is onderbouwd. Maar soms geef je blijk over een goed stel hersens te beschikken, al… eh, al zijn die momenten tot nu toe schaars gebleken.’

Vledder pakte een lijvig proces-verbaal, dat voor hem op zijn bureau lag en smeet dit in de richting van De Cock. Hij miste op een haar.

De Cock stak ten teken van overgave zijn handen omhoog.

‘Het was een grapje,’riep hij lachend. ‘De realiteit is,’vervolgde hij bewogen, ‘dat wij samen al tal van moeilijke zaken tot een goed einde hebben gebracht. Ik ben altijd dankbaar geweest voor jouw inbreng, voor jouw… eh, jouw vaak tomeloze enthousiasme.’

Vledder kwam uit zijn stoel overeind en raapte het dikke proces-verbaal van de vloer.

‘Ik zou met Adelheid een zwerftocht maken door Parijs. We wilden de plekken bekijken waar Georges Simenon zijn commissaris Maigret liet opereren.’Hij glimlachte. ‘Maar om jou ter wille te zijn kan dat wel een paar dagen wachten.’

De Cock keek hem dankbaar aan.

‘Is jouw Adelheid al toegetreden tot de Amsterdamse recherche?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Ze moet nog een paar maanden stage lopen.’

‘Wonen jullie al samen?’

Vledder plukte aan zijn neus.

‘We hebben een lat-relatie.’

De Cock trok een grijns.

‘Dat is zo’n relatie waar ik niets van begrijp. Hoe kan dat nou?

Living Apart Together.’

Vledder maakte een schouderbeweging.

‘Het is heel simpel. Al onze vrije tijd brengen we samen door, en samen doen we leuke dingen. Verder hebben we ieder onze eigen behuizing.’

‘En dat blijft zo?’

‘Je bent nieuwsgierig.’

De Cock knikte.

‘Je weet hoe ik over jou denk en ik vind Adelheid van Buuren een schat van een meid. Ik hoop vurig dat jullie gelukkig worden.’

Vledder zuchtte.

‘We hebben trouwplannen, maar die moeten we eerst samen nog wat verder uitwerken.’

De Cock keek hem niet-begrijpend aan.

‘Wat betekent dat?’

‘We willen met onze toekomstplannen duidelijk op één lijn zitten.’

‘Zoals?’

Vledder maakte een ongeduldig gebaar.

‘Willen we een eigen huis… een hypotheek… willen we kinderen… en als er kinderen zijn, willen we allebei blijven werken? Wie van ons zorgt voor de opvoeding en de verzorging?’

Hij ging weer achter zijn bureau zitten.

‘Adelheid neemt die dingen uiterst serieus. Als ik zeg dat onze liefde tegen die tijd wel voor een oplossing zal zorgen, dan neemt zij daar geen genoegen mee. Adelheid wil dergelijke zaken degelijk uitgestippeld hebben voor wij in het huwelijksbootje stappen.’

‘Verstandig.’

Vledder gniffelde.

‘Verstandig, dat is ze. Als ik…’

De jonge rechercheur stokte. Er werd op de deur van de grote recherchekamer geklopt en Vledder riep: ‘Binnen!’

De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen de gestalte van een lange, knappe, breedgeschouderde man. De Cock schatte hem op achter in de dertig. Hij droeg een geraffineerd gesneden grijs kostuum waarvan het colbert enigszins was getailleerd. In een licht heupwiegende gang liep hij op de grijze speurder toe. Met een brede glimlach toonde hij een rij parelwitte tanden.

‘U bent rechercheur De Cock?’

De oude rechercheur knikte.

‘De Cock met… eh, met ceeooceekaa.’Hij gebaarde voor zich uit. ‘En dat is mijn collega Vledder, mijn trouwe hulp. Waarmee dacht u,’sprak hij deemoedig, ‘dat wij u van dienst zouden kunnen zijn?’

De man wees naar de stoel naast het bureau van De Cock.

‘Mag ik plaatsnemen?’

Zijn stem had iets vrouwelijks.

De Cock knikte.

‘Daarvoor,’sprak hij gelaten, ‘hebben we die stoel hier neergezet.’

De man knoopte zijn colbert los, trok zijn pantalon aan de vouwen iets omhoog en ging zitten.

‘Mijn naam is Eugène,’opende hij. ‘Eugène van Kralingen. Ik ben bevriend met Leonidas ter Abbestede. Wij wonen samen op de Prinsengracht.’

Zijn gezicht versomberde.

‘Ik ben hier namens mijn vriend.’

‘Namens?’

Eugène knikte.

‘Leonidas ligt in het amc, het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam, op de intensive care.’

‘Hartaanval?’

Eugène van Kralingen schudde zijn hoofd. ‘Toen ik gisteravond vrij laat — zo tegen middernacht — thuiskwam, vond ik de deur van ons huis aan de Prinsengracht 1517 halfopen. In de hal, bijna met zijn rug tegen de deur, lag Leonidas. Hij was buiten kennis. Zijn overhemd zat vol bloed. Ik heb direct via het alarmnummer een ambulance gevraagd. Die was er snel. Ik heb bewondering voor de broeders van de Geneeskundige Dienst. Met loeiende sirenes hebben ze ons naar het amc gebracht.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Bloed op zijn overhemd?’

Eugène trok even aan zijn stropdas van nervositeit.

‘Leonidas,’sprak hij ernstig, ‘had drie kogelwonden in zijn borst. Iemand moet op hem hebben geschoten toen hij de deur van ons huis opendeed. Het is een wonder dat hij nog leeft, dat zijn hart niet is geraakt en hem een slagaderlijke bloeding bespaard is gebleven. Er bestaat alleen nog de mogelijkheid, vertelden de artsen, dat een van zijn rugwervels is geraakt.’

‘Met als consequentie?’

‘Een rolstoel.’

‘Heeft u de politie gewaarschuwd?’

‘Ik ben tot diep in de nacht in het amc gebleven. Toen ik thuiskwam was ik te moe om nog het gedoe van een recherchegroep aan te kunnen.’

Hij maakte een verontschuldigend gebaar.

‘Ik belde vanmiddag een gezamenlijke kennis van ons op en die raadde mij aan om naar het politiebureau aan de Warmoesstraat te gaan en naar u te vragen.’

‘Hij noemde mijn naam?’

Eugène knikte.

‘U geniet een uitzonderlijke reputatie.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘Hebt u voor de deur van uw huis hulzen gevonden?’

‘Wat zijn dat?’

De Cock glimlachte om dit onnozele onbegrip.

‘Wanneer men met een pistool kogels afvuurt, worden er hulzen uitgeworpen. Bij het gebruik van een revolver niet. Dan blijven de hulzen in het wapen.’

Eugène maakte een schouderbeweging.

‘Ik heb geen verstand van vuurwapens.’

‘Waren er uittreders, ik bedoel, uitschoten?’

De deftige man keek De Cock ontredderd aan.