Выбрать главу

‘Waarom niet?’

Ze verschoof iets op haar stoel.

‘Ik heb daar wel aan gedacht. Maar ik besefte dat ik het nooit waar kon maken. Er was niemand bij. Er waren geen getuigen.’

‘U had toch striemen in uw nek?’

Henriëtte maakte een hulpeloos gebaar.

‘Ons soort meisjes denkt niet direct aan de politie. Luitjes van het gezag behoren niet tot onze vriendenkring. Toen ik wel aan de politie dacht was er van die striemen niet veel meer te zien.’

De Cock zweeg. Hij trok een diepe denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Jacqueline Verpoorten,’ging hij toen gedragen verder, ‘heeft omgang gehad met jouw Karel… de man die jou probeerde te wurgen?’

‘Ja.’

‘Dat is… was uit?’

‘Wat bedoelt u?’

‘Tussen Jacqueline en Karel?’

‘Jacqueline liet haar oog vallen op ene Robert van Eijsden. In mijn ogen een kwal van een vent,’zei Henriëtte.

‘En Karel?’

Ze grijnsde.

‘U mag raden.’

De Cock slikte.

‘Hij… eh, hij bezwoer Jacqueline dat hij haar koud zou maken als zij haar relatie met die Robert van Eijsden voortzette.’’Juist.’

‘En Jacqueline nam dat niet serieus.’

‘Nee.’

‘Jacqueline zette haar relatie met Robert van Eijsden gewoon voort?’

‘Precies.’

De Cock kneep even zijn ogen dicht.

‘Het werd haar dood.’

Henriëtte keek hem grijnzend aan.

‘Voor een rechercheur,’sprak ze spottend, ‘ben je toch vlug van begrip.’

Vledder tikte op een notitie voor zich op zijn bureau.

‘Ik heb hem bij onze administratie opgevraagd.’

‘En?’

‘Karel van Montfoort,’las hij hardop, ‘oud zevenendertig jaar, ongehuwd, één veroordeling terzake diefstal en twee terzake mishandeling.’

De Cock luisterde.

‘Meer niet?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Vind je het niet genoeg?’

De Cock negeerde de opmerking.

‘Wie waren de slachtoffers van zijn mishandelingen?’

‘Vrouwen.’

De Cock schoof zijn onderlip naar voren.

‘Wurgpogingen?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Klappen. Blijkbaar niet ernstig. Hem werden eenvoudige mishandelingen ten laste gelegd.’

De Cock knikte begrijpend.

‘We kunnen die mishandelde vrouwen eens benaderen. Wellicht krijgen we dan een beter beeld van de hardhandige Karel van Montfoort.’

‘Wil je hem niet arresteren?’

‘Op basis van het verhaal van Henriëtte Vermeer?’vroeg De Cock verwonderd.

Vledder knikte.

‘Ik vind het ernstig genoeg. Ik had het idee dat ook jij onder de indruk was van haar betoog.’

‘Dat was ik ook,’sprak De Cock ernstig, ‘en dat ben ik ook nu nog. Maar alleen de getuigenis van Henriëtte Vermeer acht ik als bewijsvoering totaal onvoldoende. Zelfs de sloomste advocaat schiet daar met het grootste gemak voltreffers op af.’

‘Laat je hem als verdachte vallen?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Absoluut niet. Vraag de processen-verbaal tegen hem terzake eenvoudige mishandeling eens op. Ik vind het bijzonder. Mishandelde vrouwen doen in de regel geen aangifte. Zeker niet als er sprake is van een relatie.’

De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder nam de hoorn op en luisterde. Al na enkele seconden legde hij de hoorn op het toestel terug.

De grijze speurder keek hem schattend aan.

‘Wie was dat?’

‘De wachtcommandant.’

‘En?’

Vledder gebaarde naar de vloer.

‘Beneden voor de balie staat Karel van Montfoort. Hij wil met je praten.’

6

De Cock steunde met zijn ellebogen op zijn bureau en legde zijn kin in het kommetje van zijn handen. In die berustende houding keek hij toe hoe de man vanaf de deur van de grote recherchekamer naar zijn bureau stapte.

Karel van Montfoort, zo constateerde hij, was inderdaad een boom van een vent. Zijn brede schouders leken uit zijn colbert te barsten.

Van een knap smoel kon de oude rechercheur niet veel ontdekken. De brede kin van de man stond iets scheef en de rug van zijn neus liep te ver door. Het flinterdunne vlashaar op zijn hoofd toonde diepe inhammen. De Cock ontdekte bij zichzelf dat het beoordelen van manlijk schoon niet tot zijn favoriete bezigheden behoorde.

Eerst toen de man naast zijn bureau stilhield, nam hij zijn ellebogen van zijn bureau en keek op.

‘Goedemiddag,’opende hij vriendelijk.

De man blikte op hem neer.

‘Bent u rechercheur De Cock?’

De grijze speurder knikte.

‘De Cock met… eh, met ceeooceekaa.’Hij gebaarde voor zich uit. ‘En dat is mijn jeugdige collega Vledder. Wij hebben geen geheimen voor elkaar. U kunt vrijuit praten.’

De man aarzelde even. Daarna nam hij, zonder daartoe te zijn uitgenodigd, naast het bureau van De Cock plaats. De houten stoel kraakte onder zijn gewicht.

‘Ik ben Karel,’sprak hij met een bromtoon. ‘Karel van Montfoort. Ik heb begrepen dat u belangstelling voor mij hebt.’

De Cock veinsde onbegrip.

‘Wat brengt u op die gedachte?’

Karel van Montfoort antwoordde niet direct. Hij keek van De Cock naar Vledder en terug.

‘Ze is toch hier geweest?’

‘Wie?’

‘Henriëtte… Henriëtte Vermeer.’

‘Wie heeft u dat verteld?’

De grote man zwaaide met zijn machtige rechterarm.

‘Zij, Henriëtte. Zij belde mij en zei dat ik uw komst kon verwachten.’

‘Inzake wat?’

Karel blikte wat nerveus om zich heen.

‘Jacqueline Verpoorten.’

De Cock vuurde zijn vragen in een snel tempo af.

‘Wat is er met Jacqueline Verpoorten?’

‘Henriëtte vertelde mij dat Jacqueline in haar woning op de Blauwburgwal was vermoord en dat u die zaak in onderzoek had.’

De Cock keek de man strak aan.

‘Wat heeft u met die moord te maken?’

Het gezicht van Karel kleurde.

‘Niets,’riep hij fel. ‘Helemaal niets.’

‘U had een relatie met haar.’

‘Ik heb met vele vrouwen een relatie gehad,’reageerde Karel verbeten. ‘Jacqueline was daar een van. Het is of de duivel ermee speelt… op een of andere manier kom ik steeds weer in contact met vrouwen die aan de zelfkant van het leven opereren.’

‘Uw eigen vrije keuze.’

‘Dat weet ik,’beaamde Karel. ‘Maar juist die vrouwen zijn zo wispelturig, zo onberekenbaar. Een tijdlang ben je alles voor hen, prijzen ze je de hemel in, is er geen betere vent op aarde. En plotseling laten ze je vallen als een baksteen.’

De Cock gniffelde.

‘Hun gedrag is u niet welgevallig?’

Karel haalde zijn schouders op.

‘Laten die vrouwen gewoon tegen je zeggen dat ze je niet meer willen. Oké, dan is het over. Maar ze pappen achter je rug om eerst een tijdje met een ander aan. Dat is voor een man, vind ik, heel vernederend.’

Hij grinnikte.

‘Vroeger kon ik dat niet verdragen. Ik heb ze wel eens een paar optaters verkocht. Daar ben ik ook een paar maal voor veroordeeld.’

Hij keek naar De Cock op.

‘Dat zult u inmiddels wel weten, neem ik aan.’

De oude rechercheur knikte.

‘Henriëtte Vermeer,’sprak hij ernstig, ‘is ervan overtuigd dat u Jacqueline Verpoorten heeft vermoord… gewurgd met een sjaal.’

‘Onzin… klinkklare onzin,’zei Karel hoofdschuddend. ‘Henriëtte Vermeer is een van de vrouwen die mij in het verleden hebben belazerd. Terwijl ik een relatie met haar had, legde ze het aan met een lullig bleek kereltje… een kind nog. Na een knallende ruzie zijn we uit elkaar gegaan. Sindsdien vertelt zij aan eenieder die het maar horen wil, dat ik zou hebben geprobeerd haar te wurgen.’