De Cock knikte bevestigend.
‘Dat heeft ze ons ook verteld. En haar verhaal klonk heel geloofwaardig.’
Karel produceerde een meelijwekkend lachje.
‘Ik had toch gedacht,’sprak hij schamper, ‘dat u als rechercheur een beter inzicht had. Henriëtte Vermeer is een fantaste. Ze leeft in een schijnwereldje. Niets is echt bij haar. Toen ze hoorde dat Jacqueline was vermoord, is haar fantasie weer eens op hol geslagen.’
‘En daarin kreeg u de rol van dader toebedeeld?’
‘Tijdens het telefoongesprek dat ik vanmiddag met haar voerde,’sprak Karel kalm, ‘beschuldigde Henriëtte mij van de moord op Jacqueline Verpoorten. Ik begreep dat zij die beschuldiging ook tegen u had uitgesproken. Daarom heb ik onmiddellijk een taxi gebeld en heb mij naar de Warmoesstraat laten rijden.’
‘Om de zaak recht te zetten?’
Karel van Montfoort schudde zijn hoofd.
‘Om u de waarheid te vertellen.’
Hij boog zich iets naar De Cock toe.
‘Zegt u het maar. Wilt u dat ik blijf?’
De Cock antwoordde niet direct. Na een paar seconden gleed er een glimlach om zijn lippen.
‘Ik beken u eerlijk, dat ik in mijn lange carrière als rechercheur nog nooit een verdachte heb ontmoet die mij deze vraag stelde.’Karel keek hem gespannen aan.
‘En uw antwoord?’
De Cock ontweek de vraag.
‘Hebt u,’vroeg hij uiterst vriendelijk, ‘enig idee in welke richting ik de moordenaar van Jacqueline Verpoorten zou moeten zoeken?’
Karel staarde enige tijd voor zich uit.
‘Jacqueline was nymfomaan… manziek. Ik had dat eerst niet door. Op het moment dat ik haar nymfomanie besefte, was ik niet kwaad meer om het feit dat zij mij voortdurend met anderen bedroog. Ik heb toen wel mijn relatie met haar verbroken.’
De Cock plukte aan zijn neus.
‘Ik zoek haar moordenaar dus niet bij u?’
‘Niet bij mij,’antwoordde Karel rustig, waarbij hij zijn hoofd langzaam schudde. ‘Ik heb haar niet vermoord. Diep in mijn hart houd ik nog van haar. Tegen beter weten in. Ik ben bang dat geen man ooit gelukkig met haar zal worden.’
‘Ook Robert van Eijsden niet?’
‘Dat is die kwal van een vent met wie zij de laatste keer omging,’zei Karel glimlachend.
‘Precies.’
Karel trok zijn brede schouders iets op.
‘Ik denk dat hij haar ziekte accepteert en daarvan profiteert.’
‘Mogelijk.’
Karel bracht zijn gezicht in een ernstige plooi.
‘Zal ik u eens een aanwijzing geven?’
‘Graag.’
Karel haalde diep adem.
‘In Drenthe, in het dorp waar Jacqueline vandaan komt, was ze geruime tijd verloofd met een zoon van een rijke boer. Ze heeft die jongen zo vaak en zo openlijk bedrogen, dat hij door iedereen voor dorpsgek werd uitgekreten. Omdat die jongen en ook zijn broers haar met de dood bedreigden, is ze naar Amsterdam gevlucht.’
‘Gevlucht?’
Karel knikte.
‘Ik ben nooit bij Jacqueline ingetrokken. Ik woonde en woon niet ver van Jacqueline vandaan in de Korsjespoortsteeg.’
Hij zweeg even.
‘Vorige week stond ze gillend bij mij thuis voor de deur. In paniek. Ze had die verloofde van haar uit Drenthe op de Blauwburgwal zien lopen.’
‘Je liet hem gaan. Je liet hem gewoon gaan.’
De Cock keek zijn jonge collega verwonderd aan.
‘Wat had ik dan moeten doen… hem een straatverbod opleggen, zodat mooie Karel niet meer in de omgeving van gevaarlijke callgirls en prostituees kan komen?’
Vledder gebaarde heftig.
‘Je weet best wat ik bedoel,’riep hij kwaad. ‘Karel van Montfoort is tot wurgen in staat. Dat bewijst het verhaal van Henriëtte Vermeer.’
‘Een fantaste.’
‘Dat zegt Karel.’
De Cock zuchtte.
‘Het is zijn opinie en hij kent Henriëtte Vermeer beter dan wij.’
Vledder snoof.
‘Karel van Montfoort probeert alleen haar verhaal te ontkrachten. En als ik jouw reactie peil, dan is dat hem aardig gelukt. Voor dat verhaal van hem over die Drentse boerenzoon geef ik ook geen stuiver.’
‘Dat is na te gaan,’sprak De Cock schouderophalend. ‘Een man die in zijn omgeving voor dorpsgek werd versleten, moet te achterhalen zijn.’
‘Geloof jij iets van dat verhaal?’
‘Ik wil eerst weten of ook Henriëtte Vermeer dat verhaal over die Drentse boerenzoon kent. Zij is kort nadat Jacqueline Verpoorten in Amsterdam arriveerde enige tijd vertrouwelijk met haar omgegaan. Wellicht heeft Jacqueline haar verteld waarom ze Drenthe was ontvlucht.’
‘En als Henriëtte Vermeer dat verhaal bevestigt?’
De Cock glimlachte.
‘Dan hebben we er nog een verdachte bij.’
De oude rechercheur stond op en slenterde naar de kapstok.
Vledder kwam hem na.
‘Waar ga je heen?’
De Cock trok een grijns.
‘Smalle Lowietje… mijn droge keel snakt naar het fluweel van een cognackie.’
De Cock en Vledder slenterden zij aan zij vanuit het politiebureau door de Warmoesstraat naar de Lange Niezel. Het was warm en drukkend. Na een reeks regenachtige dagen was in de middag plotseling de zon door de wolken geschoten. Fel en vurig, in volle glorie. Het was alsof ze in enkele uren haar achterstand van maanden wilde goedmaken.
De Cock bromde.
‘De zomer valt dit jaar op donderdag.’Vledder lachte.
‘En volgend jaar?’
De oude rechercheur antwoordde niet. Hij blikte verwonderd om zich heen. Het was ongewoon stil op de Wallen. Aanlokkelijk uitgedoste hoertjes zaten verveeld in hun zachtroze etalages. De al wat belegen prostituees hadden een breiwerkje op schoot en namen niet eens de moeite om de aandacht op zich te vestigen. Sommigen lazen een romannetje. De vraag was gering en het aanbod groot.
‘Het zal toch niet waar zijn,’riep De Cock vrolijk grinnikend. ‘Malaise in de prostitutie?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Het is nog te vroeg. De stroom behoeftigen moet nog op gang komen.’
De Cock liet het onderwerp rusten. Beleefd lichtte hij zijn hoedje voor bekende hoertjes, die vanachter hun ramen vrolijk naar hem wuifden.
Op de hoek van de Achterburgwal en de Barndesteeg schoven de rechercheurs het etablissement van Smalle Lowietje binnen. Het was er intiem, schemerig en aangenaam koel.
Lowietje, wegens zijn geringe borstomvang in penozekringen steevast Smalle Lowietje genoemd, veegde zijn handjes langs zijn morsig vest en begroette de rechercheurs hartelijk. Zijn vriendelijk muizensmoeltje glom van pure genegenheid.
‘Een tijd niet gezien,’kirde hij. ‘Konden jullie de weg naar mijn etablissement nog vinden?’
De Cock knikte.
‘Met een blinddoek voor.’
Smalle Lowietje lachte.
‘Druk aan de kit?’
De Cock hees zich moeizaam op een kruk.
‘Misdaad,’sprak hij somber, ‘is in tijden niet zo lucratief, zo rendabel geweest als nu. Ergo kunnen wij het werk niet aan.’
Vledder keek hem van terzijde aan.
‘Zullen we samen van stiel veranderen en een misdadig lijntje opzetten? Met onze kennis van het metier kunnen wij het ver schoppen.’
Smalle Lowietje glimlachte.
‘Jullie hebben je gezicht niet mee.’Hij strekte zijn wijsvinger naar De Cock uit.
‘Hetzelfde recept?’
Zonder op antwoord te wachten dook hij aalglad onder de tapkast en kwam tevoorschijn met een fles verrukkelijke Franse cognac Napoleon, die hij met een gebaar van intense voldaanheid voor zich op de bar zette. Zijn vingertjes streelden de hals. ‘Ik zal voor jou vechten om ze in voorraad te houden.’
Zijn stem trilde van toewijding.
De Cock keek naar hem op.
‘Lowie,’sprak hij plechtig, ‘mijn hart trilt van ontroering.’
Met een reeks routinegebaren zette de caféhouder drie diepbolle glazen op de bar en schonk klokkend in.