De Cock keek ernaar en genoot. Hij vertoefde graag in het café van Smalle Lowietje, een man die hij om zijn deugden, maar misschien nog meer om zijn ondeugden, als zijn vriend beschouwde.
Toen de caféhouder zijn ceremonie had voltooid, nam de grijze speurder het bolle glas op en warmde de cognac schommelend in de kom van zijn hand. Met gesloten ogen snoof hij de prikkelende geur op en liet het gouden vocht met een expressie van opperste verrukking op zijn grof gezicht door zijn keel glijden. ‘Zoals ik het zie,’sprak hij vol pathos, ‘beleef ik als drager van het gezag bij jou, Lowie, de mooiste momenten van de dag.’
Lowietje glunderde.
‘De Warmoesstraat,’jubelde hij blij, ‘de Warmoesstraat heeft in jou een tweede Joost van den Vondel.’
De Cock lachte.
‘Joost had in de Warmoesstraat een kousenwinkel. Daar kun je mijn business niet mee vergelijken.’
‘Maar je dicht even statig.’
De Cock wuifde alle malligheid weg. Hij zette zijn glas neer en boog zich iets naar voren.
‘Ken jij Karel van Montfoort?’
Smalle Lowietje keek even om zich heen. De tengere caféhouder stond niet graag als verklikker te boek.
‘Mooie Karel.’
‘Noemt men hem zo?’
Smalle Lowietje maakte een grimas.
‘Ik weet niet wat vrouwen in hem zien, maar de meiden van de Wallen zijn mesjokke van hem. Als hij wil heeft hij er tien aan elke vinger.’
‘Zo erg?’
Smalle Lowietje knikte.
‘Ik weet niet hoeveel hij er al versleten heeft. Voor hem spookt het bij die meiden op de vliering. Ik heb ze hier aan de bar zien zwijmelen.’
‘Hoe staat hij bekend. Ik bedoel buiten zijn overdosis aan sex- appeal?’
Smalle Lowietje tuitte zijn lippen.
‘Niet slecht.’
‘Gewelddadig?’
Lowietje grijnsde.
‘Hij heeft wel eens een van die meiden een hengst verkocht, maar dan had ze het er ook wel naar gemaakt.’De tengere caféhouder keek naar hem op. ‘Zoek… eh, zoek je hem ergens voor?’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
‘Zijn naam wordt genoemd inzake een moord.’
‘Op een hoertje?’
‘Een callgirl.’
Smalle Lowietje trok een bedenkelijk gezicht.
‘Als ze hem flink hebben getreiterd…’Hij maakte zijn zin niet af. ‘Karel van Montfoort is zo sterk als een beer.’
De Cock wees naar zijn glas.
‘Schenk nog eens in, Lowie. En… eh, gooi hier en daar eens een visje voor me uit. Ik heb geen concrete bewijzen tegen Karel van Montfoort. Een vroegere vlam van hem tipt hem als dader.’
‘Henriëtte Vermeer?’
‘Hoe weet jij dat?’vroeg De Cock verrast.
Smalle Lowietje snoof.
‘Ik zou er niet te serieus op ingaan. Die meid heeft soms de kolder in haar kop.’
Smalle Lowietje nam de fles Napoleon opnieuw ter hand.
‘Ik zal eens kijken wat ik voor je kan doen.’
De Cock nam zijn glas op.
‘Wel eens gehoord van ene Robert van Eijsden?’
‘Een goor mannetje… is overal voor in,’sprak Lowietje met een vies gezicht.
‘Zoals?’
Smalle Lowietje antwoordde niet direct.
‘Er wordt gefluisterd,’sprak hij zacht, ‘dat je bij hem alles kunt bestellen.’
‘Alles?’
Smalle Lowietje knikte.
‘Voor een paar rooie ruggen…[5] zelfs een moord.’
De Cock kneep zijn wenkbrauwen samen.
‘Die hij zelf uitvoert?’
‘Ja.’
‘Huurmoordenaar?’
Smalle Lowietje knikte traag.
‘Robert van Eijsden, zo wordt gezegd, levert moord op bestelling.’
7
Met de opwekkende gloed van twee cognackies in hun aderen liepen de rechercheurs over de walletjes terug naar de kit. Het was er aanmerkelijk drukker dan een uurtje tevoren. De bevrijdende avondkoelte bracht eindelijk het koor van behoeftige mannen op de been. De vele toegeschoven gordijnen duidden op hoertjes in vol bedrijf. En bij de kersverse Indira, een exotische schoonheid uit Nigeria, stonden mannen in de rij.
Vledder blikte opzij.
‘Geen beste, die Robert van Eijsden… een reeks antecedenten en volgens Smalle Lowietje staat hij ook nog bekend als huurmoordenaar.’
‘Lowietje was overigens wel erg voorzichtig,’antwoordde De Cock. ‘Hij zei niet ronduit dat Robert van Eijsden een huurmoordenaar was. Hij sprak van: er wordt gefluisterd. In de regel is de caféhouder ondubbelzinniger in zijn uitspraken.’
Vledder lachte.
‘Ik denk niet dat Robert van Eijsden als huurmoordenaar in de Gouden Gids staat of met een website op internet. Wilt u van uw kwelgeesten verlost worden… klik hier. En dan volgt er een telefoonnummer dat je kunt bellen om je bestelling op te geven.’De jonge rechercheur schudde gniffelend zijn hoofd.
‘Een zot idee.’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Het zou mij niets verbazen als het eens zover kwam. In Amerika bestond in de jaren dertig onder leiding van de beruchte Albert Anastasia al een zogeheten Murder Incorporation. Het was een serieuze instelling, waar men moorden kon bestellen die door professionals werden uitgevoerd.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Toch schijnt moord maar weinig op te leveren.’
‘Hoe bedoel je?’vroeg De Cock.
‘Als Robert van Eijsden zijn Jacqueline Verpoorten moet dwingen om mee te werken aan een ordinaire beroving, dan is het beroep van huurmoordenaar blijkbaar geen lucratieve bezigheid.’
De Cock negeerde de opmerking.
‘Het lijkt mij toch zinnig om de recherche van bureau Remmerdenplein op die Robert van Eijsden attent te maken. Mogelijk is hij betrokken bij de moord op Leonidas ter Abbestede.’
‘Als hij daar veel geld aan heeft verdiend, dan kan hij zich nog wel een poosje schuilhouden,’antwoordde Vledder. ‘Bijvoorbeeld ergens in Zuid-Frankrijk.’
Zwijgend slenterden de rechercheurs via de Oude Kennissteeg naar het Oudekerksplein en vandaar via de Enge Kerksteeg naar de Warmoesstraat.
Toen ze de hal van het politiebureau binnenstapten, wenkte Jan Kusters hen vanachter de balie met een kromme vinger.
De Cock liep op hem toe.
‘Narigheid?’vroeg hij argwanend.
De wachtcommandant schudde zijn hoofd.
‘Boven zit al bijna een halfuur een knappe jonge vrouw op je te wachten.’
‘Knap?’
Jan Kusters knikte nadrukkelijk. ‘Daar heb ik kijk op.’
‘Wat wil ze?’
De wachtcommandant schudde zijn hoofd.
‘Dat heb ik niet gevraagd. Ze vroeg naar jou. Toen ik haar duidelijk maakte dat jij er niet was, trok ze haar schouders op. Dan wacht ik gewoon, zei ze, tot hij komt.’
De oude rechercheur grinnikte.
‘Dan zal het wel belangrijk zijn.’
De Cock beklom opmerkelijk kwiek de stenen trappen naar de tweede etage. Vledder volgde in een veel lager tempo.
Op de bank naast de toegangsdeur naar de grote recherchekamer zat een jonge vrouw. Toen ze de oude rechercheur in het oog kreeg, stond ze op en liep op hem toe.
‘Bent u rechercheur De Cock?’
Haar stem klonk lief, melodieus.
De grijze speurder knikte.
‘De Cock, met… eh, ceeooceekaa. Rechercheur sinds mensenheugenis.’
Ze glimlachte.
‘Ik wil met u praten.’
De Cock ging haar voor naar de recherchekamer en liet haar op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen. Hij wees naar de jonge rechercheur die tegenover hem achter zijn bureau was gaan zitten.
‘Dat is Vledder, mijn onvolprezen hulp en criticus. Op hem zou ik verder maar niet letten.’
Ze schonk de jonge rechercheur een milde glimlach en wendde zich daarna weer tot De Cock.
‘Ik woon op de Brouwersgracht 512,’opende ze. ‘Ik heb vanmiddag bezoek gehad van een collega van mij… Henriëtte Vermeer.’