‘Op het Haarlemmerplein. Ik denk dat wij in een paar minuten ter plaatse waren.’
‘Toen jullie de Haarlemmer Houttuinen binnenreden, hebben jullie daar een vrouw zien lopen?’
De jonge diender trok zijn schouders iets op.
‘Mij is niets bijzonders opgevallen. Misschien Jan Peekel. Ik zat achter het stuur.’
‘Is Jan Peekel je maat?’
De jonge diender knikte.
‘Net als gisteren.’
‘Ben jij nu ook boven geweest?’’Ja.’
‘Hoe zijn jullie binnengekomen?’
De jonge agent wees omhoog.
‘Het is ook net als gisteren. Alles stond open.’
De Cock legde even zijn hand vertrouwelijk op de schouder van de jonge diender.
‘Bedankt.’
Hij liep langs hem heen naar de trap. Moeizaam hees hij zijn negentig kilo trekkend aan een vette trapleuning omhoog. De houten treden kraakten onder zijn voeten.
Vledder volgde.
Boven, op de tweede etage, wachtte De Cock even tot zijn hijgende ademhaling weer enigszins op peil was en monsterde daarna de openstaande woningdeur, die naar een kleine keuken leidde. Er waren geen sporen van braak of verbreking. De deur zag er gaaf uit.
Tegen de deurpost leunde Jan Peekel. Om zijn mond danste een brede grijns.
‘Het lijkt wel een kopietje van gisteren.’
Hij duimde over zijn schouder.
‘Ze ligt in de woonkamer op de vloer voor de bank. Ze is niet zo knap als die van gisteren. Als je mij vraagt is dit een hoertje.’
‘Hoezo?’
Jan Peekel trok zijn schouders op.
‘Haar smoelwerk, kleding, opmaak.’Hij glimlachte. ‘Wedden, dat ik gelijk krijg?’
De Cock ging er niet op in.
‘Jullie waren op het Haarlemmerplein toen de melding via de autoradio binnenkwam. Heb je op weg hierheen een vrouw gezien? Ik bedoel, iemand die op een of andere manier je aandacht trok?’
Jan Peekel fronste zijn wenkbrauwen.
‘Ik heb verderop in de Haarlemmer Houttuinen een jonge vrouw een portiek zien binnenstappen. Ik heb daar verder geen aandacht aan besteed. Achteraf realiseer ik mij dat het er op leek dat ze niet door ons gezien wilde worden.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Dat ze zich voor jullie verschool?’’Precies.’
De Cock trok een ernstig gezicht.
‘Zet dat straks even op papier, met zo ver als je het je kan herinneren… haar signalement.’
Jan Peekel knikte.
‘Ik maak wel een proces-verbaaltje en leg dat bij je boven, op je bureau.’
Hij deed een stap opzij en liet De Cock en Vledder aan hem voorbij gaan.
De oude rechercheur bleef in de deuropening van de woonkamer staan en nam de situatie in zich op. De Cock kon dat. Hij had voor de peedee[7] een bijna fotografisch geheugen. Er was ook nu geen wanorde… niets dat op een worsteling leek. Hij draaide zich even om naar Jan Peekel.
‘Brandde het licht toen jullie kwamen?’
Jan Peekel maakte een weids gebaar.
‘Ik zei het je toch? Het is een kopietje van gisteren. Alleen een ander slachtoffer. Ook nu brandden alle lichten en stonden de deuren wijdopen.’
De Cock knikte begrijpend.
De oude rechercheur stapte voorzichtig de woonkamer binnen. Voor een brede driezitsbank lag op een gebloemd tapijt het lichaam van een jonge vrouw in een zwartzijden kamerjas met grillige borduursels. Haar blote benen waren iets gespreid en haar wijd opengesperde ogen staarden glanzend naar de zoldering. De Cock bleef een poosje naar die dode ogen kijken. De pupillen waren sterk vergroot. Haar halfopen mond gaf aan haar gezicht een expressie van verbazing. Om haar hals, diep in het vlees gesnoerd, zat een roze sjaal.
De Cock knielde bij haar neer en drukte de rug van zijn hand tegen haar wang. Die voelde nog warm aan. De oude rechercheur sloeg de kamerjas iets terug. Ze droeg een kort slipje met kantjes. Vledder boog zich ver over De Cock heen. Met beide handen leunde hij op zijn schouders.
De jonge rechercheur hijgde zwaar.
‘Het is toch Henriëtte Vermeer,’riep hij verbijsterd. ‘Allemachtig… net als Jacqueline Verpoorten gewurgd met een sjaal.’
Toen De Cock de volgende morgen redelijk op tijd de grote recherchekamer binnenkwam, trof hij Vledder achter zijn computer. De rappe vingers van de jonge rechercheur dansten over het toetsenbord.
De Cock bezag het met welgevallen. Na de vele, door de korpsleiding aan hem opgedrongen computerlessen, bleef het apparaat voor de oude rechercheur een oplichtende doos vol geheimen. Hij zwaaide zijn oude hoedje naar de kapstok en lachte vrolijk om het feit dat zijn trouwe hoofddeksel eindelijk eens aan een haak bleef hangen. Daarna wurmde hij zich uit zijn regenjas.
Toen hij bij zijn bureau kwam hield Vledder zijn vingers stil en keek op zijn horloge.
‘Je bent aardig op tijd. Ga je je leven beteren?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ik verwacht het niet.’Hij wees naar de computer op het bureau van Vledder. ‘Waar ben je mee bezig?’
‘De verklaring van Henriëtte Vermeer. Ik ben er maar direct mee begonnen voor het verhaal uit mijn geheugen zakt.’
‘Je hebt toch aantekeningen gemaakt?’
Vledder knikte.
‘Maar die zijn onvolledig en vrij summier.’
De Cock blikte om zich heen.
‘Heb je vanmorgen nog een proces-verbaaltje van Jan Peekel gevonden?’
‘Ja.’
‘En?’
Vledder trok een bedenkelijk gezicht.
‘Hij heeft die vrouw in de Haarlemmer Houttuinen tijdens het voorbij rijden slechts in een korte flits gezien. Het signalement stelt niet veel voor.’
‘Daar was ik al bang voor.’
Vledder zwaaide.
‘Ik heb vanmorgen Ben Kreuger van de dactyloscopische dienst gebeld en gevraagd of hij extra aandacht wil besteden aan de hoorn van het telefoontoestel in de woning van Henriëtte Vermeer. Ik ben er zo goed als zeker van dat de vriendin van Henriëtte met dat toestel naar de Warmoesstraat heeft gebeld.’
De Cock keek zijn jonge collega bewonderend aan.
‘Heel goed.’
Vledder negeerde de lof.
‘Ik vind het toch vreemd dat die geheimzinnige vriendin tijdens het doen van haar melding aan de wachtcommandant haar naam niet heeft genoemd en niet even heeft gewacht tot wij ter plekke kwamen. Nu zijn wij wel verplicht om haar op te sporen.’
De Cock keek hem schuins aan.
‘Verwacht jij dat zij iets met de moord uitstaande heeft?’Vledder schudde zijn hoofd.
‘Dat lijkt mij onwaarschijnlijk. Dan had ze die melding toch niet gedaan.’
De Cock trok zijn schouders iets op.
‘Wanneer iemand,’sprak hij verzachtend, ‘totaal onvoorbereid wordt geconfronteerd met de moord op zijn of haar vriendin, dan ondergaat zo’n man of vrouw toch een psychische schok. Dat beïnvloedt de reactie. Misschien komt ze straks bij zinnen en meldt zij zich toch nog.’
De oude rechercheur zweeg even.
‘We hebben nu een dubbele moord, vrijwel zeker gepleegd door een en dezelfde dader. Beide moorden hebben dezelfde modus operandi… dragen dezelfde signatuur. Jan Peekel sprak treffend van een kopietje.’
Vledder knikte.
‘Dat betekent dat wij naar een man of vrouw moeten zoeken die een motief had voor die moorden, en dan komt Karel van Montfoort opnieuw in beeld.’
De Cock zuchtte.
‘Ik kan dat niet ontkennen. Hij heeft met beide vrouwen een verhouding gehad. Gezien zijn vele onstuimige liefdesaffaires zie ik “ontrouw” niet als motief. Maar misschien is er iets anders dat hem tot moord drijft.’
‘Zoals?’
De Cock stak in een gebaar van wanhoop zijn armen omhoog.
‘Wat hebben de slachtoffers gemeen, buiten dat zij in het verleden een relatie met Karel hadden?’
De ogen van Vledder lichtten op.
‘Zij waren beiden callgirl.’
De Cock knikte nadrukkelijk.
‘Laten we dat aspect niet vergeten. En dan is er nog iets wat mij gisteravond opviel… belladonna. Henriëtte Vermeer gebruikte vast en zeker belladonna.’