Vledder reageerde verwonderd.
‘Dat is het enige waarover Everdine de Bruijn positief was… een man die van boven naar beneden kwam en haar op de trap passeerde.’
De Cock leunde in zijn stoel achterover.
‘Zullen wij samen eens een stukje recherchetechniek doen?’vroeg hij zalvend.
Vledder keek hem niet-begrijpend aan.
‘Wat bedoel je met recherchetechniek?’
‘De verklaring van Everdine de Bruijn op een recherchetechnische manier analyseren.’
‘Wat heeft dat voor zin?’Vledder grijnsde.
De Cock glimlachte.
‘Bij een scherpe ontleding zijn de conclusies soms verrassend.’
Vledder snoof.
‘Je gaat je gang maar als je daar zin in hebt. Ik zet haar verklaring wel op papier.’
De Cock wenkte met een kromme vinger om aandacht.
‘Hoe verifiëren we haar verklaring? Hoe stellen we vast dat haar waarnemingen juist zijn. Met andere woorden… hoe bewijzen we dat Everdine de Bruijn tegen ons de waarheid sprak?’
Vledder keek hem verward aan.
‘Dat… eh, dat,’antwoordde hij stamelend, ‘dat kunnen we niet bewijzen. We hebben niemand die haar verklaring kan bevestigen. De enige realiteit in haar verhaal is een dode Henriëtte Vermeer.’
De Cock knikte met een grimas op zijn gezicht.
‘Precies. Dat is het. We hebben alleen haar woord. Verder niets. Of Henriëtte Vermeer inderdaad ernstige problemen had, en wat voor problemen, we zullen het nooit weten. Of zij in verband met die problemen Everdine ook werkelijk heeft benaderd met het verzoek om naar de Haarlemmer Houttuinen te komen… het is een open vraag. Of Everdine de Bruijn op de trap inderdaad een vluchtende man heeft gezien… het is twijfelachtig.’
Vledder keek hem schattend aan.
‘Vind je?’
De Cock knikte nadrukkelijk.
Je hebt zelf al terecht opgemerkt dat de resultaten van haar waarnemingen zijn te verwaarlozen. Het is bijna onnatuurlijk… zij lijkt horende doof en ziende blind.’
De oude rechercheur gebaarde voor zich uit.
‘Everdine de Bruijn beroept zich op een miserabele verlichting. Maar voorzover ik het mij kan herinneren, was de verlichting op de trap ruim voldoende om een man beter waar te nemen dan zij zegt te hebben gedaan.’
Vledder glimlachte.
‘Je drukt je voorzichtig uit.’
De Cock grijnsde.
‘Een beroepsdeformatie. Dat krijg je als je dit werk lang doet.’De oude rechercheur wuifde het onderwerp weg.
‘Wij moeten vanavond die verlichting samen ter plekke nog maar eens bekijken.’
‘Dat doen we.’
De jonge rechercheur trok een pijnlijk gezicht.
‘Als Everdine de Bruijn,’zo betoogde hij, ‘werkelijk bij de moord op Henriëtte Vermeer is betrokken, dan had ze toch nooit na haar daad de Warmoesstraat gebeld.’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Dat kan in een opwelling zijn gebeurd… een opwelling waarvan ze later spijt kreeg en waarom ze besloot de onheilsplek ijlings te verlaten.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ze had zich vanmorgen toch niet bij ons behoeven te melden? We wisten niet wie ze was en het is de vraag of wij ooit achter haar identiteit waren gekomen.’
De Cock glimlachte.
‘Als wij in de toekomst nader op het onderwerp “callgirl” zouden zijn ingegaan… hetgeen wij zeker nog moeten doen… dan waren we Everdine de Bruijn beslist tegengekomen. Ze werkte net als de anderen voor Lovable. Dat is geen grote organisatie, maar een kleine onderneming met een beperkt aantal gedienstige vrouwen, die elkaar onderling zeker zullen kennen.’
‘Dat moet je nog maar afwachten,’sprak Vledder met een droog lachje. ‘Er zijn escortbureaus die dat juist niet wensen.’
De Cock negeerde de opmerking.
‘En dan nog iets,’ging hij onverstoorbaar verder. ‘Everdine de Bruijn moet hebben beseft dat zij haar vingerafdrukken in de woning van Henriëtte had achtergelaten.’
‘Op de hoorn van het telefoontoestel.’
De Cock knikte instemmend.
‘Everdine is een intelligente vrouw, die in staat is gebleken een goed verhaal te bedenken.’
Hij grinnikte vreugdeloos en vervolgde. ‘Daarvoor heeft ze ook ruimschoots de tijd gehad.’
Vledder bracht zijn handen naar zijn hoofd.
‘Als Everdine de Bruijn, zoals jij suggereert, Henriëtte Vermeer heeft vermoord, dan moet zij ook verantwoordelijk zijn voor de dood van Jacqueline Verpoorten. Beide moorden hebben een duidelijk verband.’
De Cock keek hem schuins aan.
‘Kan dat niet? Kan zij niet ook Jacqueline Verpoorten hebben vermoord?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik durf niet te beweren dat het onmogelijk is. Maar het lijkt mij onwaarschijnlijk.’
De Cock plukte even aan zijn onderlip.
‘Onwaarschijnlijk?’reageerde hij geprikkeld. ‘Waarom? Everdine de Bruijn maakte op mij inderdaad de indruk… dat zegt zij ook van zichzelf… een geestelijk sterke, weerbare vrouw te zijn. Het is heel goed denkbaar dat Jacqueline Verpoorten haar in het verleden eens heeft benaderd voor de oplossing van een probleem. Misschien hebben die twee wel eens samengewerkt in het professioneel behagen van een cliënt.’
‘Jij denkt dat Everdine de Bruijn gemakkelijk toegang tot Jacqueline heeft gehad?’vroeg Vledder.
De Cock knikte overtuigend.
‘Ik ga er zelfs vanuit dat onze Jacqueline haar zonder enige schroom of argwaan met open armen zal hebben ontvangen.’
Vledder ademde diep.
‘Jij maakt mij, tegen mijn gevoel in, aan het twijfelen.’
De jonge rechercheur keek zijn oude collega schattend aan.
‘Meen je ook alles wat je zegt?’
De Cock glimlachte.
‘Een gewetensvraag. Ik wilde alleen haar verslag ontleden om jou duidelijk te maken hoe gevaarlijk het is om zonder bedenkingen op de verklaring van een getuige af te gaan. Je hebt altijd te maken met twee dingen: het waarheidsgehalte en het vermogen.’
‘Vermogen… waarvan?’
‘Het vermogen van de getuige. Lang niet iedereen is in staat om goed waar te nemen. Misschien is Everdine de Bruijn wel een vrouw met een beperkt waarnemingsvermogen.’
Vledder hield zijn hoofd een beetje scheef.
‘Jij ziet Everdine dus niet echt als dader van deze moorden?’
De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.
‘Ik sluit haar niet uit. Beslist niet. Ik heb in het verleden wel eens meer wurgende vrouwen ontmoet. Het enige wat ik bij Everdine nog niet kan ontdekken, is een passend motief.’
De oude rechercheur keek lachend naar Vledder op.
‘En voorzover wij weten,’sprak hij gniffelend, ‘heeft Everdine de Bruijn geen verbroken relatie met ene Karel van Montfoort.’
Vledder snoof.
‘Volgens mij is hij nog steeds de enige werkelijke verdachte in deze bezopen zaak. En als je mij vraagt…’
De jonge rechercheur stokte.
Zonder te kloppen kwam een vrouw de grote recherchekamer binnen. De Cock herkende direct Geertruida de Groot. Ze droeg hetzelfde beige mantelpakje van enige modes terug als tijdens haar eerste bezoek. In plaats van de omvangrijke hoed van toen droeg ze een dopje met een voile. Ze stevende direct op De Cock af, met haar tasje onder de arm geklemd. Even keek ze hem onderzoekend aan en daarna liet ze zich op de stoel naast zijn bureau zakken. Haar tasje zette ze op haar schoot.
‘Hoe is het,’sprak ze uitdagend. ‘Hebben jullie haar moordenaar al?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘We hebben er alleen een nieuwe moord bij,’verzuchtte hij.
‘Gisteravond hebben we een collegaatje van Jacqueline dood in haar woning aangetroffen.’
Geertruida de Groot reageerde geschrokken.
‘Ken ik haar?’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Haar naam is Henriëtte Vermeer.’
Geertruida trok haar neus iets op.
‘Is dat zo’n geblondeerd hoerig typetje met van die grote glanzende ogen?’