De Cock lachte even om de perfecte persoonsbeschrijving. Hij dreef de lach van zijn gezicht en knikte.
‘Dat is… eh, dat was ze.’
Geertruida trok een ernstig gezicht.
‘Die kwam nog wel eens bij Jacqueline. Ik heb die meid een paar maal bij haar ontmoet. Een pittige tante. Ze heeft dat vieze gozertje waar Jacqueline mee omging wel eens uitgemaakt voor stinkende rotte vis.’
‘Waarom?’
Geertruida reageerde fel.
‘Die ploert had haar een blauw oog gemept zodat ze een paar dagen niet kon werken.’Ze zweeg even. ‘Hebben ze die meid ook koudgemaakt?’
De Cock knikte.
‘Op dezelfde manier als Jacqueline?’
De oude rechercheur dacht even na en stelde de volgende vraag. ‘Kwamen er buiten die Henriëtte wel meer collegaatjes bij Jacqueline over de vloer?’
‘Noem eens wat?’
‘Wat bedoelt u?’
Geertruida schudde haar hoofd.
‘Namen zeggen mij niets. Ze hebben zich nooit aan mij voorgesteld. Ik zag ze alleen komen en gaan. Soms ontmoette ik een van hen als ik even bij Jacqueline kwam buurten.’
Ze gebaarde in de richting van De Cock.
‘Geef eens een goede beschrijving van een van die meiden?’
De oude rechercheur spreidde zijn handen.
‘Een knap jonge meisje van ongeveer twintig jaar met blond haar en bruine ogen… vrijwel geen make-up.’
De ogen van Geertruida lichtten op.
‘De studente,’riep ze blij. ‘Jacqueline werkte graag met haar samen. Netjes. Nooit grof in de mond. Ze kon goed met buitenlandse gasten overweg, sprak vloeiend Frans, Duits en Engels.
Volgens Jacqueline een fijne meid.’
De Cock stak zijn wijsvinger omhoog.
‘Een slanke vrouw,’ging hij verder, ‘van rond de veertig met lang, gitzwart golvend haar.’
Geertruida lachte.
‘Ze droeg altijd rood. Ik heb haar nooit in een andere kleur gezien. Ze was een beetje uit de hoogte, weet je, of ze van koninklijken bloede was. Ik had altijd het idee dat ze op mij neer keek.’
‘Kwam ze vaak?’
Geertruida trok haar schouders op.
‘Een enkele keer,’antwoordde ze onzeker. ‘Voor ze dat vieze gozertje leerde kennen, had Jacqueline omgang met een grote knappe vent uit de Korsjespoortsteeg. In die tijd kwam mevrouw vaak.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Mevrouw?’
Geertruida knikte.
‘Ik heb van het begin af gedacht dat zij het hoofd was van de organisatie waar Jacqueline voor op pad ging. Jacqueline noemde haar altijd “mevrouw” zonder verder haar naam te zeggen.’
‘Nog anderen?’
Geertruida schudde haar hoofd.
‘Dat waren ze wel.’
‘Drie?’
‘Ja.’
‘Waren ze wel eens alle vier tegelijk bij elkaar… in een soort reünie?’
Geertruida maakte een hulpeloos gebaar.
‘Alle vier? Samen? Ik kan mij niet herinneren dat ik dat ooit heb meegemaakt.’
De Cock keek haar glimlachend aan.
‘Ik… eh, ik,’sprak hij verontschuldigend, ‘ben bij uw binnenkomst maar direct begonnen met het stellen van akelige vragen. Ik heb niet eerst beleefd geïnformeerd wat de reden was van uw komst.’
Geertruida zwaaide heftig. Haar gezicht kleurde rood.
‘Een vent. Een vent als een heer verkleed.’
De Cock lachte.
‘Wat voor een verklede vent?’
‘Een man die vanmiddag als een idioot op de deur van Jacqueline stond te bonzen. Op het lawaai af ging ik naar boven. Ik zei tegen dat stukkie verdriet: Wat ben je hier in godsnaam aan het doen? Toen vroeg hij: waar is die stinkhoer? Ik zei: Voor die stinkhoer moet je voortaan op de hemelpoort kloppen.’
‘En toen?’vroeg De Cock lachend.
Geertruida schudde haar hoofd.
‘Die stommerik begreep het niet. Ik heb hem toen rechtstreeks gevraagd wat hij van Jacqueline wilde.’
‘En?’
‘Schadevergoeding en smartengeld.’
De Cock keek haar verwonderd aan.
‘Schadevergoeding en smartengeld?’herhaalde hij ongelovig.
Geertruida knikte.
‘Jacqueline kwam wel eens als… eh, hoe noemde u dat ook alweer?’
‘Callgirl.’
‘Juist, als callgirl bij zijn oom. En veertien dagen geleden klopte Jacqueline bij zijn oom aan. Hij deed open, waarna oom onmiddellijk werd overmeesterd door een man die achter Jacqueline naar binnenkwam. Die man heeft zijn oom geslagen en beroofd.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Hij eiste namens zijn oom schadevergoeding… anders ging hij naar de politie.’
Geertruida keek naar De Cock op.
‘Dat heb je goed begrepen.’
‘Op sommige dagen ben ik helder van geest,’sprak De Cock grinnikend.
Geertruida pakte haar tasje.
‘Ik zei tegen die vent: geeft mij maar even je naam en adres, dan ik stuur haar wel naar je toe om een en ander te regelen.’
Ze deed haar tasje open, nam daaruit een visitekaartje en gaf dit aan De Cock.
De oude rechercheur las hardop.
‘Rudolf Achterbroek, Tweede Weteringplantsoen 1018.’
De mond van Vledder zakte langzaam open.
‘Achterbroek… Achterbroek?’stamelde hij geschokt. ‘Dat is toch de officier van justitie die Jacqueline Verpoorten inzake de beroving van Klaas van het Veer zo humaan in vrijheid stelde?’
10
De Cock kwam bij haar afscheid achter zijn bureau vandaan en begeleidde Geertruida de Groot lief en galant tot aan de deur van de grote recherchekamer. Hij boog zich iets naar haar toe.
‘Heb je achteraf aan die bonzende Rudolf Achterbroek gezegd dat Jacqueline niet meer in leven is… dat ze op een afschuwelijke manier werd vermoord?’
Geertruida schudde haar hoofd.
‘Ik heb hem in de waan gelaten dat ik zou zorgen dat Jacqueline hem kwam bezoeken om de schadevergoeding en de hoogte van het smartengeld te regelen.’
Ze gniffelde.
‘Vind je mij niet handig?’
De Cock gromde bewonderend.
‘Fantastisch.’
Geertruida keek naar hem op.
‘Stom van zo’n vent om zijn visitekaartje aan mij af te geven. Zijn officieren van justitie niet zo snugger?’
De Cock hield de deur voor haar open en lachte.
‘Laat ik je daarop maar geen antwoord geven.’
De oude rechercheur wuifde toen ze naar de trap liep. Daarna slofte hij terug naar Vledder.
Zijn jonge collega keek hem vragend aan.
‘Wat doen met het verhaal van Geertruida de Groot? We kunnen moeilijk een officier van justitie benaderen voor een poging tot oplichting.’
De Cock lachte vrolijk.
‘Als het moet.’Hij schudde zijn hoofd. ‘Maar ik geloof niet dat hij de officier van justitie is die Jacqueline Verpoorten in vrijheid stelde. De Rudolf Achterbroek die op de deur van Jacqueline stond te bonzen sprak over een beroving die veertien dagen geleden zou hebben plaatsgevonden. De beroving die de invrijheidstelling van Jacqueline Verpoorten opleverde, wera ongeveer een week geleden gepleegd. De bonzende Rudolf Achterbroek is volgens mij niet onze officier van justitie, maar iemand met toevallig dezelfde familienaam.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Beslist.’
Vledder trok een bedenkelijk gezicht.
‘Zullen we het toch niet even verifiëren?’
De Cock gebaarde naar de telefoon.
‘Wat let je? Bel meester Achterbroek op. Vertel hem het verhaal van Geertruida de Groot. Als officier van justitie zal hij geïnteresseerd zijn. Uiteindelijk zal hij de voortvluchtige Robert van Eijsden toch een keer voor de rechter moet brengen.’
‘En Jacqueline?’
De Cock keek Vledder verwijtend aan.
‘Hebben ze jou dat destijds op de politieschool niet geleerd?’vroeg hij grijnzend. ‘In ons land vervalt strafvervolging bij de dood van de verdachte. En dat is al jaren zo. Ik heb nog nooit een dode voor de rechter zien verschij…’