Выбрать главу

Vledder onderbrak hem afwerend.

‘Dat behoef je mij niet te vertellen,’reageerde hij snibbig. ‘Ik weet ook wel dat tegen haar geen strafvervolging meer kan worden ingesteld. Ik bedoel, zal ik meester Achterbroek de dood van Jacqueline Verpoorten melden?’

De Cock reageerde onverschillig.

‘Doe maar. Dan kan hij als officier van justitie bij het opstellen van zijn requisitoir[8] vast rekening houden met haar dood.’

Vledder grinnikte.

‘Daar heeft hij nog wel even de tijd mee. Ik denk niet dat Robert van Eijsden het zal wagen om op korte termijn binnen het gezichtsveld van de Nederlandse politie te komen. Ik schat dat hij ergens in Frankrijk is ondergedoken.’

De Cock knikte.

‘Ik krijg overigens het idee dat het duo Robert van Eijsden en Jacqueline Verpoorten meer berovingen op hun kerfstok hebben dan wij vermoeden.’

‘Zal ik hem dat ook zeggen?’

‘Meester Achterbroek?’

‘Ja.’

De Cock knikte opnieuw.

‘Het lijkt mij een redelijke conclusie.’

De oude rechercheur kwam overeind.

‘Terwijl jij hem belt, ga ik even naar de kantine beneden voor een kroket. Ik heb vanmiddag nog niets gegeten.’

Toen De Cock na ongeveer twintig minuten in de grote recherchekamer terugkwam, zat Vledder achter het glanzende scherm van zijn computer. De jonge rechercheur staarde wat nors voor zich uit.

De oude rechercheur ging tegenover hem zitten.

‘En,’riep hij vrolijk, ‘wat zei onze meester Achterbroek over jouw openbaringen?’

Vledder trok een grijns.

‘Hij was niet erg hoffelijk. Ik kreeg het idee dat hij de smoor in had dat ik hem belde.’

De Cock keek op zijn horloge.

‘Het is buiten kantoortijd, dan willen de heren niet graag meer worden gestoord.’

Vledder gromde.

‘De vroege dood van Jacqueline Verpoorten interesseerde hem blijkbaar voor geen draad. Op die mededeling reageerde hij in het geheel niet.’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Vreemd. Nog geen week geleden haastte hij zich om haar vrij te laten.’

Vledder gebaarde.

‘De Rudolf Achterbroek van het Tweede Weteringplantsoen,’zo vertelde hij, ‘was zijn volle neef. Een zoon van zijn oudste broer. Neef Rudolf heeft in het verleden voor nogal wat moeilijkheden gezorgd. Hij werd als het zwarte schaap van de familie beschouwd. Van beroving en mishandeling in de familiekring was meester Achterbroek noch formeel, noch informeel iets bekend. Maar hij achtte het niet onmogelijk dat een of andere oudoom wel eens een callgirl liet aanrukken om hem te plezieren.’

De Cock tuitte zijn lippen.

‘Dan was,’sprak hij gelaten, ‘onze officier van justitie toch aardig mededeelzaam.’

Vledder maakte een grimas.

‘Bepaald vriendelijk was hij niet.’

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Had jij vanmiddag niet naar Westgaarde gemoeten voor de sectie op het lijk van Henriëtte Vermeer?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Dokter Rusteloos zat mudvol.’

De jonge rechercheur glimlachte.

‘Onze patholoog-anatoom is niet zo jong meer. Over de zeventig. Hij houdt het nu op drie secties per dag. Meer deed hij er niet.’

‘Nog te veel.’

Vledder knikte.

‘De sectie op het lijk van Henriëtte Vermeer is verschoven naar morgenmiddag twee uur.’

De jonge rechercheur zweeg even en veranderde plotseling van onderwerp.

‘Goedbeschouwd,’opende hij nadenkend, ‘was Jacqueline Verpoorten maar een vreemd wezentje. In Drenthe was ze niet meer te handhaven. In Amsterdam duikt ze vrijwel onmiddellijk in de prostitutie. Karel van Montfoort noemt haar een nymfomane en met de gewelddadige Robert van Eijsden pleegt ze een aantal berovingen. Het is in feite niet eens zo verwonderlijk dat ze werd vermoord.’

Op het gezicht van De Cock kwam een smartelijke trek. ‘De moord op Jacqueline Verpoorten staat niet op zichzelf,’sprak hij somber. ‘Haar vreemde levensstijl heeft daar volgens mij niet zoveel mee te maken. Haar dood is gekoppeld aan de dood van Henriëtte Vermeer. De vraag die mij vannacht uit de slaap hield, was: hoe? Hoe vonden beiden de interesse, de haat van dezelfde moordenaar?’

De oude rechercheur stond van zijn stoel op en slenterde naar de kapstok.

Vledder kwam hem na.

‘Waar ga je heen?’

De Cock schoof zijn hoedje over zijn grijze haren.

‘Naar de Haarlemmer Houttuinen. Herinner je je nog… het licht op de trap bekijken.’

Ze slenterden vanuit de Warmoesstraat naar de houten steiger achter het politiebureau. Voor het portier van de oude Golf bleef De Cock staan en keek om zich heen. Daarna wendde hij zich tot Vledder.

‘Zullen we te voet gaan? Het is redelijk weer en zo ver is het niet.’

De jonge rechercheur knikte instemmend.

‘Oké.’

Ze liepen vanaf de steiger langs het beursgebouw, staken het Damrak over en vervolgden hun weg over het brede trottoir in de richting van het Centraal Station. Het was er druk. De vele eetgelegenheden waren goed bezet. Om hen heen babbelden mensen met louter vreemde keelklanken.

De Cock blikte opzij.

‘Hoor jij hier nog bekende Hollandse geluiden met een harde kaa of een zachte gee?’

Vledder grinnikte.

‘Amsterdam… daar moet je niet te gering over denken… is een kosmopolitische stad geworden.’

De Cock bromde en mopperde door.

‘Als ik tegenwoordig over het Damrak wandel, heb ik soms het idee dat ik ben geëmigreerd naar een ver vreemd land. Dit is voor mij dan geen Amsterdam meer, geen Nederland.’

Vledder lachte om zijn betoog.

‘We gaan hier direct linksaf. Dat is… luister goed… de Ha-ring- pak-kers-steeg… ben je weer thuis… Haringpakkerssteeg… Hollandser kan het niet.’

De Cock liet het onderwerp rusten.

Vanaf de Nieuwendijk liepen ze over de brug naar de stille zijde van de Singel en sloften vandaar via de Droogbak naar de Haarlemmer Houttuinen. Het was er stil. De rumoerige drukte van de binnenstad leek ver weg. Alleen rammelde over de spoordijk een elektrische trein richting Sloterdijk.

De buitendeur van perceel Haarlemmer Houttuinen 1019 stond op een kier. De Cock drukte hem verder open.

De oude rechercheur keek naar Vledder.

‘Ik ga naar de tweede etage. Jij blijft op de trap naar de eerste etage halverwege staan. Dan kom ik naar beneden.’

De oude rechercheur zweeg even.

‘Uiteraard,’ging hij verder, ‘kom ik niet zo stormachtig naar beneden als de moordenaar of moordenares van Henriëtte Vermeer. Ik heb geen zin om met mijn oude botten van de trap te storten.’

‘En verder?’

‘Dan vertel jij vanaf de plek waar je staat wat je ziet bij het heersende licht.’

Vledder knikte.

‘Oké.’

De Cock keek hem licht verwijtend aan.

‘Ik heb een hekel aan dat “oké”. Zeg ja of nee, maar geen oké.’De oude rechercheur draaide zich om en hees zijn negentig kilo trekkend aan een vette trapleuning omhoog. De houten treden kraakten onder zijn voeten. Op het portaal van de tweede etage bleef hij even staan en liet zich daarna voorzichtig naar beneden zakken.

Toen Vledder hem in het vizier kreeg, sprak hij met een spotlachje: ‘Wat zie ik, wat zie ik. Ik zie een wat corpulente oude man in een verkreukelde beige regenjas en een vreemd hoedje op zijn grijze haardos, die moeizaam een trap af sukkelt.’

De Cock bleef op de trap tegenover Vledder staan en keek hem verbolgen aan.

‘Ik ben niet corpulent,’snauwde hij. ‘Hoogstens een beetje volslank. Mijn regenjas is niet beige, maar lichtbruin en mijn hoedje is een ordentelijk hoofddeksel. Daar is niets vreemd mee.’

вернуться

8

Aanklacht met eis tot strafoplegging.