De boosheid van De Cock deed Vledder plezier. Hij bleef lachen.
‘Wat wil je?’sprak hij verontschuldigend. ‘Ik moest van jou zeggen wat ik zag.’
De Cock zuchtte diep.
‘We doen het andersom. Jij komt met jouw jeugdige snelheid naar beneden denderen en ik blijf hier op de trap staan kijken hoe dat eruitziet.’
Vledder knikte.
‘Het heeft naar mijn mening weinig zin. Ik vind de verlichting hier op de trap ruim voldoende voor een behoorlijke waarneming.’
De Cock wuifde zijn bezwaren weg.
‘We doen het toch even.’
Vledder ging naar boven en kwam even later razendsnel de trap af rennen. Onder aan de trap bleef hij hijgend staan en keek omhoog.
‘En?’
De Cock liet zich zakken.
‘Het was heel goed.’
Hij trok een bedenkelijk gezicht.
‘Het is natuurlijk niet helemaal eerlijk wat we doen. Wij zijn voorbereid op wat wij te zien krijgen. Wij worden door de gebeurtenissen niet overrompeld, niet verrast.’
Vledder bromde.
‘Toch blijf ik erbij dat er op de trap voldoende licht is voor een scherpe waarneming… scherper dan hetgeen Everdine de Bruijn ons voorschotelde.’
De Cock reageerde niet. Hij strekte zijn rechterhand met de handpalm naar boven uit richting Vledder.
‘De sleutel. Ik wil boven nog even in de woning van Henriëtte Vermeer kijken. Misschien hebben wij gisteravond iets over het hoofd gezien.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik heb geen sleutel. De sleutel van de woning van Henriëtte heb ik op het bureau laten liggen.’
Zonder iets te zeggen, draaide De Cock zich om en besteeg opnieuw de trap naar de tweede etage.
Vledder volgde.
Op het portaal haalde hij uit een steekzak van zijn regenjas het apparaatje dat hij eens, lang geleden, van zijn vriend en ex-in- breker Handige Henkie had gekregen toen die bij zichzelf ernstig besloot om voortaan het smalle pad van de deugd te bewandelen. Het was een koperen houdertje waarin opgetast een keur van stalen sleutelbaarden.
De oude rechercheur koos met kennersblik de juiste sleutel- baard en binnen luttele seconden had hij de deur van het slot. Hij drukte de deur verder open en stapte naar binnen.
Vledder kwam hem na. In de woonkamer deden ze het licht aan en staarden enige tijd naar de plek waar het dode lichaam van Henriëtte Vermeer had gelegen.
De Cock trok een diepe denkrimpel in zijn voorhoofd.
‘Wat mij zo verbaast, is het feit dat zowel Jacqueline Verpoorten als Henriëtte Vermeer bijna willoos slachtoffer zijn geworden. Ze hebben allebei hun moordenaar of moordenares zonder bezwaren binnen laten komen en hebben bij zijn of haar daad geen enkel verzet gepleegd. Althans… er is nergens een spoor van een vechtpartij of een worsteling.’
Vledder maakte een hulpeloos gebaar.
‘Ik denk dat geen van beide vrouwen in staat is geweest om zich te verweren. De aanval kwam voor hen te plotseling… te onverwachts.’
De Cock knikte instemmend.
‘Dat duidt erop dat de vrouwen hem of haar heel goed hebben gekend. In ieder geval waren ze zich van geen gevaar bewust.’
De Cock en Vledder liepen nog eens door het vertrek, openden kasten, trokken laden uit en lieten het scheerlicht van hun zaklantaarns over het tapijt dwalen. Het bracht voor hen geen nieuwe aanwijzingen.
Vledder kwam van het tapijt overeind.
‘Wat mij opvalt… behalve de rol closetpapier in de wc, heb ik hier in de woning nergens een stukje papier gevonden, nog niet zo groot als een postzegel… geen bank- of giroafschrijvingen, geen identiteitspapieren, geen paspoort… niets.’
Ook De Cock kwam overeind.
‘Die bewaart ze wellicht elders. Er zijn meer mensen, die…’
De oude rechercheur stokte. Zijn scherp gehoor had voetstappen op de trap waargenomen. Hij deed het licht in de woonkamer uit, vatte Vledder bij zijn arm en trok hem naast zich aan de scharnierzijde van de toegangsdeur. Ze hielden hun adem in en wachtten af.
Na enkele seconden werd de deur geopend en een man liep iets gebogen de woonkamer in. Halverwege bleef hij staan.
De Cock wierp de deur met een klap dicht. Op het moment dat de man zich, getroffen door het geluid, omdraaide, scheen de oude rechercheur hem met zijn zaklantaarn vol in het gezicht.
De grijze speurder schokte.
De handen van de man gleden langs zijn kop vol blonde krullen angstig omhoog.
De Cock herkende Willem van Coevorden.
11
Terwijl De Cock zijn zaklantaarn strak op het gelaat van Willem van Coevorden gericht hield, zocht zijn vrije hand naar de schakelaar van het licht. Toen dat aanfloepte, borg hij zijn zaklantaarn weg en liep in een trage tred op de jongeman toe.
‘Laat je handen maar weer zakken,’sprak hij vriendelijk, half spottend. ‘Ik ben nooit van plan geweest om op je te schieten.’Willem van Coevorden voldeed aan zijn verzoek. Diep zuchtend vielen zijn armen slap langs zijn lijf.
‘U… eh,’stamelde hij, ‘u liet mij schrikken.’
De Cock knikte.
‘Dat was duidelijk.’
De oude rechercheur bekeek de jongeman aandachtig. Willem van Coevorden, vond hij, zag er slecht uit. Hij leek geen schim meer van de blozende jongeman die hij kort tevoren had ontmoet. De krachtige boerenzoon had diepe wallen onder zijn ogen en zijn gezicht zag vaal en bleek.
‘Voel je je goed?’vroeg De Cock bezorgd.
‘Niet erg.’
‘Wat mankeert je?’
Willem maakte een loom gebaar.
‘Ik voel mij slap, moe. Ik had de grootste moeite om die trap op te komen.’
‘Wat kom je hier doen?’
Willem blikte schichtig om zich heen.
‘Ik zoek een vrouw.’
‘Hier?’
Willem knikte.
‘Een Henriëtte.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Wat wil je van haar?’
‘Inlichtingen.’
‘Over wie, over wat?’
Willem liet zijn hoofd zakken.
‘Over mijn Jacqueline,’sprak hij zacht. ‘Haar dood laat mij niet los. Het blijft mij bezighouden.’
Hij hield zijn rechterhand voor zijn borst.
‘Soms voel ik hier van binnen schuld. Ik ben te onbesuisd geweest. Te kritisch. Ik heb te veel geluisterd naar wat anderen over haar zeiden. Met meer begrip had ik haar dood kunnen voorkomen. Die gedachte spookt voortdurend door mijn kop.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Piekeren heeft geen zin. De dood is onherroepelijk. Die kun je niet terugkoppelen.’
Willem knikte.
‘Dat besef ik. Maar wat ik ook doe… ik kan de moord op Jacqueline niet uit mijn gedachten bannen. Het bederft mijn eetlust en ik doe geen oog dicht. Ik wil weten wie het heeft gedaan en waarom?’
De Cock keek hem gespannen aan.
‘Daar zijn wij voor.’
‘Dat weet ik en ik heb er ook alle vertrouwen in dat u haar moordenaar eens zult vinden. Mensen zeggen dat u een goede speurder bent.’
Hij glimlachte vermoeid.
‘Maar omdat ik toch niet kan slapen, scharrel ik ‘s avonds en ‘s nachts wat rond… over de Zeedijk, de Wallen en de grachten. Ik ben al een keer beroofd, maar dat interesseert mij niet.’
‘Je bent een makkelijke prooi.’
‘Ze doen maar,’sprak Willem berustend. ‘Ik wil alleen praten… praten met iedereen die maar luisteren wil… over mijn Jacqueline, over haar dood, over mijn verdriet, over haar moordenaar, die ik wil vinden.’
De Cock hoorde de belemmerde tong waarmee de jongeman sprak.
‘En?’
Willem trok zijn schouders op.
‘Het heeft voor mij geen zin om hier nog een dag langer te blijven. Dat zie ik nu wel in. Ik ga naar huis om haar begrafenis te regelen.’De Cock knikte.
‘Dat lijkt mij heel verstandig. Als een soort “lonely cowboy” vang jij in deze stad geen moordenaar. Nu Jacqueline dood is, heb jij hier in feite niets meer te zoeken.’