Выбрать главу

‘Hij zei dat hij aan zijn rapporten over de sectie niet veel behoefde te veranderen… alleen de naam.’

Vledder keek op.

‘Ik ben nog langs de Brouwersgracht gereden, maar je was al weg.’

De Cock maakte een berustend gebaar. ‘Er behoefde niet veel te gebeuren. Er was geen enkele verrassing of afwijking. We kunnen ook bij onze processen-verbaal alleen de naam veranderen.’

‘Heeft Ben Kreuger nog wat gevonden?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Het dactyloscopisch onderzoek doen wij morgen. Ik moet nog een afspraak met hem maken. Hij zat vandaag vast bij een andere zaak.’’Ze mogen de dactyloscopische dienst wel uitbreiden. De man is overbelast.’

‘Dat zal ook wel gebeuren.’

De oude rechercheur zweeg even en schudde een paar keer met zijn hoofd.

‘Ik heb op de Brouwersgracht,’ging hij peinzend verder, ‘ook nog niet in haar papieren gesnuffeld. Dat moet jij morgen maar doen.’

Vledder knikte begrijpend.

‘Wat heb je met Everdine de Bruijn gedaan?’

‘Meegenomen naar de kit en hier uitgebreid verhoord.’

‘Wat kwam ze bij Marianne van Hoogwoud doen?’

De Cock gebaarde.

‘Everdine de Bruijn beschouwde Marianne min of meer als haar eigen dochter. De ontdekking van haar dood heeft Everdine sterk aangegrepen. Volgens Jan Peekel was haar verdriet oprecht.’

Vledder toonde zich prikkelbaar.

‘Wat kwam ze doen?’herhaalde hij dwingend.

‘Afscheid nemen.’

Vledder keek hem verrast aan.

‘Afscheid nemen… van wie, van wat?’

‘Van Marianne van Hoogwoud. De callgirl had haar dienstverlening bij Lovable beëindigd. Ze zou naar Amerika gaan om daar haar studie bedrijfskunde voort te zetten.’

Vledder maakte een schuivende beweging met zijn duim en kromme wijsvinger.

‘Wie zou dat betalen?’

De Cock glimlachte.

‘Dat vroeg ik mij ook af.’

‘En?’

‘Volgens Everdine de Bruijn had Marianne van Hoogwoud, die al jaren in de staatsloterij speelde, recent een forse prijs van vierhonderdduizend gulden gewonnen.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

‘Daarmee zou zij haar reis naar Amerika en haar studiekosten financieren?’

De Cock knikte.

‘Volgens Everdine de Bruijn.’’Geloof jij dat?’

De Cock trok gelaten zijn schouders op.

‘De staatsloterij,’reageerde hij mat, ‘keert bij elke trekking grote geldbedragen uit. Er zijn altijd mensen die een fikse prijs in de wacht slepen. Waarom zou Marianne niet tot de gelukkigen behoren?’

Vledder trok een bedenkelijk gezicht.

‘Ik krijg er zo’n vreems gevoel over.’

‘Gefundeerd?’

Vledder glimlachte.

‘Niet echt.’

‘Zou dat vele geld verband houden met de moord?’bepeinsde de jonge rechercheur.

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Daar geloof ik niet in. Jacqueline Verpoorten en Henriëtte Vermeer waren straatarm. Volgens mij speelt geld bij deze moorden geen enkele rol.’

‘Wat dan?’

‘Wrok, wraak.’

Vledder stak zijn kin iets omhoog.

‘Karel van Montfoort.’

De Cock had moeie voeten. Hij voelde ze. Het begin van de pijn meldde zich al midden in zijn discussie met Vledder over een al of niet gelukkige Marianne van Hoogwoud in de staatsloterij.

Hij leunde verder achterover en legde zijn voeten op een hoek van zijn bureau. Met een van pijn vertrokken gezicht bevoelde hij zijn kuiten. Het was alsof geniepige kleine duiveltjes uit pure boosaardigheid met duizend scherpe spelden in zijn kuiten prikten.

De Cock kende de pijn die uit de holten van zijn voeten kwam, langs zijn hielen omhoogtrok en zich vastzette in zijn kuiten. De oude speurder wist ook wat die pijn betekende. Telkens als de zaken slecht liepen, als hij het machteloze gevoel had volkomen in het duister te tasten en geen enkele voortgang meer te boeken, gaven die helse duiveltjes acte de présence.

Vledder keek hem bezorgd aan.

‘Zijn ze er weer?’

De grijze speurder knikte en sloot zijn ogen. Minutenlang bleef hij zo zitten, bewegingloos en geconcentreerd. Zijn markant gezicht leek een stalen masker. Om de pijn te verdrijven zette hij zijn tanden stevig in zijn onderlip.

‘Het trekt al weer weg,’sprak hij mat.

Vledder trok een droevig gezicht.

‘Is het werkelijk zo erg?’

‘Wat?’

De jonge rechercheur wees naar De Cocks pijnlijke onderdanen. ‘Die… eh, die duiveltjes… dat je er geen gat meer in ziet?’

De Cock nam zijn benen van het bureau, trok de pijpen van zijn pantalon iets op en begon langs zijn kuiten te wrijven.

‘Die pijn verdwijnt wel weer,’sprak hij zuchtend. ‘Die duurt hoogstens een paar minuten. Wat blijft is een angstig voorgevoel.’

Vledder keek hem vragend aan.

‘Wat voor een voorgevoel?’

De Cock liet zijn broekspijpen zakken.

‘Na drie moorden en dagen van intensief speuren zijn wij in deze zaak in feite nog geen stap verder gekomen.’De oude rechercheur schudde met een bedroefd gezicht zijn hoofd. ‘Dat maakt mij bezorgd.’

Vledder grijnsde hoofdschuddend.

‘Er is geen enkele reden voor bezorgdheid,’sprak hij ferm. ‘Die laatste moord op Marianne van Hoogwoud is voor ons nog maar enkele uren oud. Wij zijn nog lang niet tot op de bodem van ons onderzoek.’

Het gezicht van De Cock betrok.

‘Dat voorgevoel…’

Vledder keek zijn oudere collega met een blik vol ongeloof aan. ‘Jij denkt,’onderbrak hij De Cock geschrokken, ‘dat… eh, dat we er niet uitkomen… dat wij de moordenaar nooit zullen vatten?’’Dat is toch mogelijk. Hoeveel moorden blijven er in ons land niet onopgelost?’

Vledder schudde resoluut zijn hoofd.

‘Niet bij ons, ik bedoel, niet bij jou. Zolang wij samen zijn… ik kan mij niet herinneren dat wij ooit een zaak hebben laten zakken.’

Op het gezicht van De Cock brak een glimlach door.

‘Misschien is het bijgeloof.’

‘Wat?’

‘Dat mijn moeie voeten iets met de stand van ons onderzoek te maken hebben.’

Vledder lachte bevrijd.

‘Vast! Jij bent toch een Urker?’

De Cock knikte.

‘Vanaf mijn geboorte.’

Vledder grinnikte.

‘Ik heb mij laten vertellen dat alle oude Urkers, hoewel de meesten uiterst vroom, toch vaak een tikkeltje bijgelovig zijn.’De Cock reageerde niet. Hij kwam moeizaam uit zijn stoel overeind. Met een van pijn vertrokken gezicht, zo nu en dan aan zijn kuiten voelend, begon hij door de grote recherchekamer te stappen. In de cadans van zijn tred lieten zijn gedachten zich gemakkelijker ordenen. Er moest toch, zo bepeinsde hij, een doorbraakmogelijkheid zijn, een middel om uit de impasse te geraken?

Terwijl het raderwerk van zijn denken net op volle toeren begon te draaien, werd de oude rechercheur gestoord. Een forsgebouwde man stapte, zonder vooraf te kloppen, dreunend de grote recherchekamer binnen. De Cock herkende Karel van Montfoort.

Pal voor de grijze speurder bleef de man staan. Zijn gezicht zag felrood en zijn ogen flikkerden.

‘Ze hebben nu ook Marianne van Hoogwoud te pakken gehad,’snauwde hij bitter.

De Cock keek hem onbewogen aan.

‘Hoe weet je dat?’

‘Ik was bij haar aan de deur.’

‘Hoe laat?’

‘Een halfuur geleden. Toen ze niet opendeed, heb ik bij de buren geïnformeerd. Een vrouw vertelde mij dat ze u op de Brouwersgracht hadden gezien met een ambulancewagen en een koppeltje uniformmensen.’

‘Toen wist u genoeg?’

Karel van Montfoort liet zijn hoofd iets zakken.

‘Ik kon het raden.’

‘U was van plan haar te bezoeken?’

Van Montfoort knikte traag. Het felle rood was langzaam uit zijn gezicht gezakt.