Выбрать главу

‘Ik wilde horen wat precies haar plannen waren… ik wilde ook afscheid van haar nemen. Ik meende dat ik dat moest doen… dat ik daar recht op had. Ik heb toch een tijdje met haar samen geleefd.’

De Cock draaide zich om en liep naar zijn bureau. Hij beduidde Karel dat hij naast hem moest gaan zitten. Geduldig keek hij toe hoe de man plaatsnam.

‘Wat voor plannen had Marianne?’vroeg hij overbodig.

‘Ze zou voorgoed naar Amerika gaan om daar verder te studeren.’

‘Wie vertelde u dat?’

Karel van Montfoort zwaaide met een machtige arm.

‘Ik heb het van verschillende kanten gehoord. Ik kreeg het idee dat Marianne het zelf flink had rondgebazuind. Het wereldje van die meiden is maar klein. Ik hoorde ook dat ze bij Lovable had opgezegd.’

De Cock keek hem onderzoekend aan.

‘Ken jij Everdine de Bruijn?’

‘Ja.’

‘Met haar een relatie gehad?’

‘Nee.’

‘Niet aantrekkelijk genoeg?’

Karel schudde zijn hoofd.

‘Ik pap nooit aan met getrouwde vrouwen. Everdine is getrouwd. Zij en haar man runnen Lovable.’

De Cock veranderde van onderwerp.

‘Speelde Marianne in de staatsloterij?’Karel knikte nadrukkelijk.

‘Ze kreeg altijd zeven loten opgestuurd. Zeven bracht volgens haar geluk. Ze had meer van die trekjes. Als iets door zeven deelbaar was, bracht het voorspoed.’

De Cock nam een lange pauze. Hij staarde enkele minuten zwijgend voor zich uit en wees toen naar Vledder.

‘Mijn jonge collega is ervan overtuigd,’sprak hij bewogen, ‘dat u persoonlijk verantwoordelijk bent voor de gepleegde moorden.’

‘Ik?’

De Cock knikte.

‘U hebt omgang gehad met zowel Jacqueline Verpoorten, als met Henriëtte Vermeer en Marianne van Hoogwoud. Alledrie hebben ze u bedrogen en verlaten. Dat is volgens mijn jonge collega het motief van uw daden.’

Karel van Montfoort draaide zich om naar Vledder. Het felle rood kwam op zijn gezicht terug.

‘Uw collega is gek,’siste hij.

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Mijn jonge collega is niet gek,’sprak hij uiterst rustig. ‘In tegendeel, hij is bijzonder intelligent. En ik moet u eerlijk bekennen, dat ik bereid ben om zijn inzichten te delen.’

Karel van Montfoort keek hem wild aan.

‘Welke inzichten?’

De Cock trok zijn gezicht strak.

‘U hebt het ons zelf geopenbaard… u bent met heel veel vrouwen een intieme relatie aangegaan. Dat duidt op ijdelheid en hoogmoed.’

De oude rechercheur spreidde zijn armen.

‘IJdele en hoogmoedige mannen,’sprak hij zalvend, ‘worden niet graag vernederd. Dat kunnen ze geestelijk slecht verwerken. Die vernedering tast hun gevoel van eigenwaarde aan. Daar kunnen ze niet mee leven. Hun reactie is wrok, rancune… moord.’

Karel van Montfoort keek hem verbijsterd aan.

‘Dat meent u?’

De Cock knikte nadrukkelijk. ‘Absoluut.’

Karel Van Montfoort schudde vertwijfeld zijn hoofd.

‘Ik heb die vrouwen niet vermoord,’schreeuwde hij.’Ik heb van ze gehouden. De tijden dat ik met hen omging was ik zielsgelukkig.’

De Cock keek hem doordringend aan.

‘Achteraf,’sprak hij scherp, ‘hebben die drie vrouwen u getoond dat zij uw liefde niet waard waren. Er zijn maar weinig mannen die dat kunnen verkroppen.’

De oude rechercheur strekte zijn hand naar hem uit.

‘U kon dat niet.’

Karel van Montfoort snoof.

‘Ik kon dat wel.’

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

‘Waarom dan die moorden?’

Van Montfoort greep met geklauwde handen naar zijn voorhoofd.

‘Je maakt me gek,’gilde hij. ‘Krankzinnig. Je praat mij dingen aan die ik niet heb gedaan. Ik heb die vrouwen niet vermoord. Hoe vaak moet ik je dat nog zeggen? Ik ben de verkeerde. Je moet die idiote Robert van Eijsden hebben, met wie Jacqueline het laatst knoeide.’

‘Die is voortvluchtig… zit vermoedelijk in Frankrijk.’

Karel grijnsde breed.

‘Jullie zoeken slecht. Ik zag hem van de week schuifelen op het Damrak in Amsterdam.’

Vledder zuchtte diep.

‘Hij sloeg niet door.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Hij sloeg niet door,’herhaalde hij gelaten. ‘Ik heb hem maar weer laten gaan. Ik zag geen andere mogelijkheid.’

Hij keek naar Vledder op.

‘Ik hoop dat je het dit keer met mij eens bent. Ik heb beslist mijn uiterste best gedaan om hem tot een bekentenis te brengen.’

‘Je was geweldig goed,’sprak Vledder bewonderend. ‘Echt waar. Ik heb met spanning geluisterd. Je bracht argumenten naar voren waaraan ik geen moment heb gedacht… ijdelheid en hoogmoed. Hoe kom je erop?’

De Cock schonk hem een matte glimlach.

‘Het is mij niet aan komen waaien. Ik heb in mijn lange loopbaan bij de recherche een paar moorden behandeld waarbij ijdelheid, hoogmoed en gekrenkte trots een grote rol speelden.’

‘Vandaar.’

De Cock knikte.

‘Je moet in dit vak,’sprak hij grinnikend, ‘oud worden om het goed te kunnen doen.’

Vledder boog zich iets naar voren.

‘Schrappen we Karel van Montfoort als mogelijke dader?’

De Cock schudde langzaam zijn hoofd.

‘Hij heeft mijn aanval goed doorstaan. Dat kan betekenen dat hij inderdaad onschuldig is, maar het kan ook betekenen dat hij gemener en doortrapter is dan wij vermoeden.’

Vledder maakte een droevige grimas.

‘Hij… eh, Karel van Montfoort,’sprak hij haperend, ‘is zo’n ideale dader… een man met een aardig begrijpelijk motief. Waarom roept die man niet gewoon: ja, ik was het. Dan waren we overal vanaf geweest.’

De Cock kon een glimlach niet onderdrukken.

‘In penozekringen kent men al sinds jaar en dag een oud gezegde: bekennen is hangen. Ik denk dat Karel van Montfoort niet wil hangen.’

De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Hij strekte zijn hand naar de hoorn uit, maar Vledder was hem voor.

De oude rechercheur lette op het gezicht van zijn jonge collega. Er was alleen een licht spoor van verbazing. Toen Vledder de hoorn op het toestel teruglegde, keek De Cock hem vragend aan.

‘Wie was het?’

‘Een rechercheur van het bureau Remmerdenplein.’

‘En?’

‘Ze hebben Robert van Eijsden gearresteerd.’

15

De Cock voelde zich gespannen. Hij vroeg zich af of hij alles goed had georganiseerd… of in de fuik die hij had opgezet, niet ergens een zwakke plek zat of een scheur. Wilde hij tot een sluitende bewijsvoering komen, dan mocht er niets misgaan. Bovendien begreep hij nog niet wat er zou gaan gebeuren… hoe het precies in zijn werk ging.

Een moordenaar of moordenares, zo was zijn ervaring, verandert niet graag zijn of haar vertrouwde werkwijze. Een wurger hanteert in de regel geen pistool en een gifmengster grijpt niet naar een stiletto.

De moordenaar die hij vanavond hoopte te ontmaskeren, had driemaal toegeslagen… zijn slachtoffers steeds gewurgd met een roze sjaal.

De Cock was ervan overtuigd dat hij ook ditmaal zijn wurgsjaal zou gebruiken en ook ditmaal zou toeslaan staande achter zijn slachtoffer.

Hij had Everdine de Bruijn in haar kantoortje van Lovable aan de Singel laten plaatsnemen achter haar bureau met haar rug pal tegen de muur. Hij gokte erop dat dit de moordenaar in verlegenheid zou brengen. Een aanval zoals hij gewend was, staande achter het slachtoffer, was bij deze opstelling onmogelijk.

In gezelschap van Vledder had De Cock zich verschanst in een klein vertrek, gelegen direct naast het kantoor van Lovable… een enge ruimte die dienst deed als douche en toilet. Om de technische dienst niet te belasten, had hij zelf met een draadloze boormachine in de deur van de ruimte twee gaatjes geboord, waardoor Vledder en hij de gebeurtenissen in het kantoortje konden volgen.