Выбрать главу

Buiten op de Singel patrouilleerden Fred Prins en Appie Keizer. Beide collega-rechercheurs van bureau Warmoesstraat waren onmiddellijk bereid geweest om De Cock in nood weer eens bij te staan.

De oude rechercheur had ze een signalement gegeven van de man die hij vanavond hoopte te ontmaskeren als de moordenaar van de drie callgirls. Het was summier, omdat De Cock niet wist in welke outfit de dader zou verschijnen.

De Cock schoof de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn horloge. Het was vijf voor halfnegen. Hij had nog ruim een halfuur. Hij verliet de benauwde douche- en toiletruimte en stapte het kantoortje binnen.

‘U kunt nog terug,’sprak hij vriendelijk. ‘U weet dat er risico’s zijn.’

Everdine de Bruijn legde een damesblad voor zich op haar bureau.

‘Ik doe het voor Marianne.’Haar stem klonk zacht. ‘En zij zou het voor mij hebben gedaan.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘U weet dat ook u op zijn lijstje staat om vermoord te worden?’

Everdine zuchtte.

‘Dat heb ik inmiddels begrepen. Ik moet u zeggen: het is een macabere gedachte.’

De Cock stak zijn wijsvinger omhoog.

‘Wat er ook gebeurt,’sprak hij streng gebarend, ‘blijf op uw stoel daar zitten en kom nooit met uw rug bij die muur vandaan.’

Everdine schonk hem een vermoeide glimlach.

‘Ik zal eraan denken.’

De Cock verliet het kantoortje en ging terug naar zijn observatiepost. Hij keek weer op zijn horloge. De minuten vergleden traag.

Via zijn kijkgaatje zag hij dat ook Everdine de Bruijn tekenen van ongerustheid begon te vertonen. Haar vingertoppen trommelden nerveus op het damesblad, dat ongelezen voor haar lag.

Appie Keizer meldde zich via de mobilofoon.

‘Hij komt vanaf de Brouwersgracht. Ik denk dat hij daar zijn wagen heeft geparkeerd. Hij draagt…’

De stem van Fred Prins onderbrak hem.

‘Hij gaat de trap op.’

De Cock voelde hoe de spanning bezit van hem nam. Elke vezel van zijn lijf trilde. Het pulseren van zijn hart golfde in zijn hals. Door het kijkgaatje zag hij de man die hij verwachtte, het kantoortje binnenkomen. De man overzag de situatie voor zich en realiseerde zich vermoedelijk in een flits dat zijn steeds toegepaste methode ditmaal geen kans van slagen had. Met een verwilderde blik in zijn ogen draaide hij zich met een ruk om en rende het kantoortje uit.

De Cock greep de mobilofoon.

‘Grijp hem… hij komt naar buiten.’

Onmiddellijk daarna verliet hij zijn schuilplaats en rende met Vledder in zijn kielzog achter de man aan. Buiten op de Singel lag met zijn rug op het trottoir een omvergelopen Appie Keizer. Fred Prins achtervolgde de man in een wilde galop. Met een tactisch prachtig uitgevoerde flying tackle dook hij hem naar de benen. Ze rolden over de straat. Fred Prins reageerde het eerst. Hij trok de armen van de man, die op zijn buik lag, naar zijn rug en hield hem in bedwang.

Vledder hurkte bij de man neer en scheen hem met zijn zaklantaarn van opzij in het gezicht.

Hijgend keek de jonge rechercheur omhoog naar De Cock, die snel naderbij was gekomen.

‘Het is… eh, het is Eugène van Kralingen,’sprak hij hees.

De Cock knikte.

‘Vriend van Leonidas ter Abbestede.’

De Cock leunde behaaglijk achterover in zijn leren fauteuil. De oude rechercheur voelde zich voldaan en ontspannen. Het feit dat hij weer eens een ingewikkelde moordzaak tot een goed einde had gebracht, was reden tot volle tevredenheid.

Hij keek naar Dick Vledder, zijn trouwe assistent. Ook al botsten hun ideeën dikwijls, De Cock hield van zijn jonge collega. Hij boog zich naar hem toe.

‘Heb je Adelheid niet meegenomen?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Ze moet vanavond overwerken. Als ze op tijd klaar is, komt ze nog even langs.’

De blik van de oude rechercheur dwaalde naar Appie Keizer, die zijn duikeling alweer te boven was gekomen en naar Fred Prins, die bij zijn flying tackle een paar schaafwonden aan zijn knie had opgelopen.

De Cock was zijn collega’s dankbaar… dankbaar voor de bereidwilligheid die zij steeds weer toonden om aan zijn vaak gevaarlijke acties mee te werken. Om die dankbaarheid te tonen had hij hen uitgenodigd voor een soort slotakkoord bij hem thuis.

Fred Prins zwaaide.

‘Wie was de man aan wie ik een kapotte knie en een gescheurde broek heb overgehouden?’

De Cock stak afwerend zijn handen vooruit. Daarna vatte hij de fles cognac Napoleon, die hij speciaal voor dergelijke gelegenheden in voorraad hield, en vulde ruim de bodem van diepbolle, voorverwarmde glazen. Hij reikte die zijn vrienden aan. Daarna hield hij zijn glas omhoog.

‘Op het onmogelijke beroep van rechercheur.’

Ze namen zijn toost zonder protesten over.

Fred Prins nam een slok van zijn cognac en zette het glas onmiddellijk terug op het bijzettafeltje.

‘Wie was die man,’herhaalde hij. ‘Die vent liep bijna net zo snel als ik.’

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

‘Eugène van Kralingen. Maar voor Appie Keizer en jou, die het begin van deze zaak niet hebben meegemaakt, zegt die naam niets.’

Hij zweeg even en vouwde zijn handen.

‘Eugène van Kralingen,’ging hij rustig verder, ‘was bevriend met Leonidas ter Abbestede, een ingenieur en begaafd technicus. Bovendien… bezeten van het principe van de stirlingmotor.’

‘Wat is een stirlingmotor?’

De Cock glimlachte.

‘Een motor die zonder gebruikmaking van de traditionele brandstoffen — olie, benzine, gas — kan functioneren en in staat is tot het leveren van energie. Vraag mij niet waarop het principe precies berust, want dat weet ik niet.

Leonidas ter Abbestede had aan de oude uitvinding een dimensie toegevoegd, waardoor de stirlingmotor zonder enige beperking of belemmering voor elk gebruik toepasbaar was geworden.’

‘Knap.’

De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

‘Op een avond vond Eugène van Kralingen zijn vriend, op wie hij bijzonder was gesteld, zwaargewond voor de deur van hun woning aan de Prinsengracht. Leonidas werd in allerijl naar het amc vervoerd, waar men hem, ondanks het feit dat hij door meerdere kogels was getroffen, toch in leven wist te houden.

Ik mocht van de behandelende arts even met hem praten. Leonidas, die een verwarde indruk maakte, vertelde mij dat hij kort voor de aanslag op hem had ontdekt dat alle beschrijvingen en tekeningen van zijn verbeterde stirlingmotor uit zijn huis aan de Prinsengracht waren verdwenen.’

De Cock trok een droevige grijns.

‘De volgende dag werd opnieuw een aanslag op Leonidas gepleegd. Ditmaal met fataal gevolg. Leonidas stierf.’

De oude rechercheur spreidde zijn handen.

‘Dat was de prelude… de prelude tot de gruwelijke wurgmoord op drie callgirls… Jacqueline Verpoorten, Henriëtte Vermeer en Marianne van Hoogwoud.’

Fred Prins grinnikte.

‘Wat hebben drie callgirls met de uitvinding van een stirlingmotor en de liquidatie van een technisch ingenieur te maken?’

De Cock knikte.

‘Een hele goede vraag. Als ik mijzelf die vraag eerder had gesteld, dan had ik niet dagenlang in een sluier gelopen. Ik kende en vond geen enkel verband tussen een verbeterde stirlingmotor, de liquidatie van een uitvinder en de dood van drie lieftallige callgirls.’

De oude rechercheur wees in de richting van Vledder.

‘Het is aan hem te danken dat mijn denken voor het eerst in de goede richting bewoog. Marianne van Hoogwoud had overal rondgebazuind dat zij in de staatsloterij het enorme bedrag van vierhonderdduizend gulden had gewonnen. Ze zou dat geld gebruiken om haar studie bedrijfskunde in Amerika voort te zetten. Dat verhaal kriebelde Dick Vledder. Hij geloofde het niet. En wat belangrijker was… Dick kon bewijzen dat op de loten van Marianne Hoogwoud nooit een bedrag van enige omvang was gevallen.’