Выбрать главу

Vledder glimlachte.

‘Je bedoelt dat Eugène van Kralingen het eerst voor de diefstal van de aantekeningen en schetsen in aanmerking komt en die mogelijk heeft verkocht?’

‘Precies. Het lijkt mij ook zinnig om zijn alibi voor het tijdstip van de aanslag na te trekken.’

Vledder lachte vrolijk.

‘Het lijkt of je er weer zin in krijgt.’

Nabij de ingang van Prinsengracht 1517 zochten de twee rechercheurs bij het schaarse licht van hun zaklantaarns naar hulzen. Ze waren er niet.

De Cock bromde.

‘Of ze waren er niet of iemand heeft ze in de loop van de dag gevonden en opgeraapt.’

Vledder reageerde niet.

Daarna bekeken ze de zware groengelakte buitendeur. Er waren geen sporen van braak of verbreking. Ook wees niets erop dat de deur recent was gerepareerd.

Vledder gebaarde om zich heen.

‘Zullen we nog een buurtonderzoek doen?’

‘Op dit stukje van de Prinsengracht wonen weinig mensen. Het zijn veelal kantoren en opslagruimten.’

Na een grondige inspectie van de directe omgeving belde De Cock aan.

Eugène van Kralingen ontving hen innemend, vriendelijk en uiterst hoffelijk. In zijn donkerrode gewatteerde kamerjas, waaronder een glanzende, witzijden blouse, maakte hij na het openen van de huisdeur een beleefde buiging.

‘Treed binnen.’

Na de begroeting bekeek De Cock de wanden van de hal. In de sponning van de deur naar de gang ontdekte hij de inslag van een kogel. Hij wees die Vledder aan.

‘Laat de technische dienst dit bekijken en laat morgen voor alle zekerheid ook de dactyloscopische dienst opdraven.’

Eugène bekeek het gaatje.

‘Dat is mij nog niet opgevallen.’

De Cock keek naar hem op.

‘Wij wilden nog even met u praten.’

Eugène maakte opnieuw een kleine buiging en ging de rechercheurs voor naar een groot vertrek met een hoge zoldering en een fraaie lambrisering van eiken panelen. Nabij een imposante schouw was een zitje van vier lederen fauteuils. Aan weerszijden van de fauteuils stonden forse bijzettafels, waarop wijnen cognacglazen.

Eugène maakte een weids gebaar.

‘Neem plaats. Mag ik iets inschenken?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Wij wilden eerst even zaken met u doen.’

Eugène knikte begrijpen en ging tegenover De Cock zitten.

De grijze speurder boog zich iets naar voren.

‘Wij zijn net terug van een bezoek aan het amc. Ik heb van de behandelende artsen, met heel veel moeite, toestemming gekregen om enkele woorden met uw vriend Leonidas te wisselen. Ik heb niet veel tijd gekregen, maar toch voldoende om van uw vriend te vernemen dat al zijn aantekeningen en schetsen van de verbeterde stirlingmotor uit dit huis zijn verdwenen.’

‘Wat?’

De Cock knikte.

‘Hij ontdekte het kort voordat er werd aangebeld en iemand op hem schoot.’

Eugène sloeg zijn slanke handen voor zijn gezicht.

‘Verschrikkelijk. Jaren van research.’

De Cock wachtte tot hij zijn handen liet zakken.

‘Heeft Leonidas u dit gisteravond niet verteld? U hebt toch ook met hem gesproken?’

Eugène schudde zijn hoofd.

‘Dat heeft hij mij niet verteld,’antwoordde hij schuchter.

De Cock keek hem strak aan.

‘Vreemd. U… eh, u bent toch zijn vertrouweling… zijn vriend?’

Van Kralingen sloot even zijn ogen.

‘Mijn vriend Leonidas is een sloddervos. Ik heb hem er wel honderdmaal op gewezen dat hij beter op zijn spullen moest passen, dat hij niet alles overal moest laten rondslingeren.’

Hij knikte voor zich uit.

‘Ik vermoed dat mijn ergernis de reden is dat hij het verdwijnen van zijn paperassen voor mij verzweeg. Hij heeft het niet aangedurfd het mij te vertellen.’

‘Kunt u mij zeggen hoe die bescheiden uit dit huis zijn verdwenen… hebben kunnen verdwijnen?’

‘Geen idee.’

‘Inbraak?’

‘Nee. Er is bij ons niet ingebroken.’

‘Een insluiping?’

‘Bijna onmogelijk.’

De Cock nam een kleine pauze.

‘Waar was u gisteravond?’vroeg hij na een poosje. ‘Ik bedoel, voor u Leonidas ter Abbestede hier gewond bij de deur trof?’

Eugène keek hem geschokt aan.

‘U vraagt naar een alibi?’vroeg hij ongelovig. ‘Mijn alibi?’

‘Exact.’

Eugène grinnikte vreugdeloos.

‘U denkt… u denkt, dat ik…’Hij maakte zijn zin niet af, vouwde zijn handen en hief ze in een wanhopig gebaar. ‘Ik… eh, ik houd van die man,’sprak hij licht stotterend. ‘Leonidas betekent alles voor mij. U… eh, u denkt toch niet dat ik mijn grote liefde met kogels bestook?’

De Cock keek hem onbewogen aan.

‘Ik kan u voorbeelden noemen,’antwoordde hij kalm.

‘Waanzin.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘Waar was u gisteravond?’

Voor hij kon antwoorden rinkelde de telefoon op een bijzettafel naast zijn fauteuil. Eugène nam de hoorn op en luisterde. Ineens werd zijn gezicht lijkbleek. Hij zakte opzij en sloot zijn ogen. De hoorn gleed uit zijn hand en kletterde op het parket.

De Cock kwam snel overeind en pakte de gevallen hoorn op.

‘Met wie?’riep hij dwingend.

Na een halve minuut legde hij de hoorn op het toestel terug.

Vledder keek hem vragend aan.

‘Wie was dat?’

De Cock zuchtte.

‘HET amc.’

‘En?’

‘Leonidas ter Abbestede is dood.’

3

Kort voor middernacht verlieten de rechercheurs het huis van Eugène van Kralingen. Het was stil op de Prinsengracht. Het regende nog steeds. Miezerig. De fijne motregen dempte het rumoer van de binnenstad. Het geluid van trams leek ver weg.

Ze slenterden naar hun Golf, die Vledder aan de walkant tussen de bomen had geparkeerd. Er scharrelde een enkele rat. Ze stapten zwijgend in en reden weg.

De Cock besloot de magie van de zwiepende ruitenwissers ditmaal te trotseren. Hij zat rechtop naast Vledder en schoof zijn oude hoedje ver naar achteren.

Trek jij morgen het alibi van Eugène van Kralingen na. De vriend die hij zegt te hebben bezocht, zal dat mogelijk kunnen bevestigen.’

‘Ik zal die man vragen of hij morgen bij ons aan de Warmoesstraat wil komen voor het afleggen van een korte verklaring. We moeten weten hoe laat Eugène bij hem kwam en zo exact mogelijk het tijdstip waarop hij vertrok.’

‘Precies.’

Vledder keek strak voor zich uit.

‘De dood van Leonidas ter Abbestede heeft hem diep geschokt. Eugène was er beslist kapot van. Ik vond zijn uitingen van verdriet oprecht. Het was in mijn ogen geen theater.’

De Cock maakte een schouderbeweging.

‘We hebben hem even bijgestaan in zijn verdriet,’sprak hij gelaten. ‘En zo goed mogelijk gepoogd om hem te troosten. Veel meer kan men toch niet van ons verwachten. We kunnen moeilijk de hele nacht bij hem blijven om zijn handje vast te houden. Eugène van Kralingen moet maar iemand uit zijn kennissenkring benaderen.’

Vledder keek hem van terzijde aan.

‘Is die Ter Abbestede toch aan de gevolgen van zijn schotwonden overleden? Ik had het idee dat hij er redelijk goed vanaf was gekomen.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Leonidas ter Abbestede stierf niet aan zijn verwondingen. Hij werd vermoord.’

De mededeling schokte Vledder zo intens, dat hij bijna de macht over het stuur verloor.

‘Vermoord?’riep hij geschrokken.

De Cock knikte traag.

‘Iemand vuurde van dichtbij een aantal dodelijke schoten op hem af. Er werd vermoedelijk gebruikgemaakt van een pistool met geluiddemper.’