‘Inderdaad.’
‘En Robert van Eijsden?’Vledder glimlachte.
‘Hij werd ‘s nachts thuis in zijn woning gearresteerd, maar wist tijdens zijn overbrenging naar het politiebureau Remmerdenplein te ontkomen. Hij rukte zich los en verdween in het duister.’
De Cock knikte begrijpend.
‘En nu loopt er van hem een oav?’[3]
‘Ja.’
‘Waar vond die beroving plaats?’
‘Op het Westbroekplein.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Waar ligt dat?’
‘In het Gein, pal bij de halte van de metro.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ik ken mijn eigen stad niet meer.’Hij zweeg even. ‘Was die beroving op de openbare weg?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Bij een oudere man thuis, een weduwnaar, genaamd Klaas van het Veer. Onze Jacqueline Verpoorten trad vaak als callgirl op.’
De Cock reageerde verrast.
‘Als callgirl?’
Vledder knikte.
‘Ze had haar diensten een paar maal aan die Klaas van het Veer verleend. Toen ze bij hem aanbelde, liet de man haar achteloos binnen.’
‘Begrijpelijk.’
‘Jacqueline Verpoorten werd direct gevolgd door die Robert van Eijsden, die vrijwel onmiddellijk tot actie overging. Hij bedreigde de man en dwong hem zijn geld af te staan.’
‘Veel?’
Vledder tuitte zijn lippen.
‘Een paar duizend gulden. Klaas van het Veer heeft aangifte gedaan bij de politie aan het Remmerdenplein. Hij kende bij toeval de naam van de vrouw die hem een paar maal als callgirl thuis had bezocht.’
Vledder grijnsde.
‘In het bezit van die naam was het voor de recherche een kleine moeite om haar te achterhalen en te arresteren.’
De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
‘Ik… eh,’sprak hij traag, ‘ik heb wel belangstelling voor die Robert van Eijsden.’
‘In welk opzicht?’
De Cock spreidde zijn handen.
‘Denk maar na. Door zijn arrestatie weet Robert van Eijsden dat Jacqueline Verpoorten hem bij de recherche heeft verlinkt.’
Vledder keek hem verrast aan.
‘Daar heb ik nog niet aan gedacht,’riep hij enthousiast. ‘Maar je hebt gelijk. De moord op Jacqueline Verpoorten kan een wraakactie van hem zijn.’
De jonge rechercheur zweeg even.
‘Moet ik hem voor ons op de telex zetten?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Bel straks met de recherche van het Remmerdenplein en vertel hen dat ook wij belangstelling voor Robert van Eijsden hebben.’
Het gezicht van Vledder betrok.
‘Bel jij zelf maar,’sprak hij timide. ‘Ik had niet het idee dat de mensen daar erg blij waren met die moord in het amc. Volgens hun theorie kwam Leonidas ter Abbestede in het amc op de intensive care terecht…’De jonge rechercheur zweeg even. ‘En nu komt het… na een mislukte moordaanslag op hem in ons district gepleegd.’
De Cock grijnsde.
‘Ze menen dat de zaak bij ons thuis hoort?’’Precies.’
De Cock zuchtte omstandig.
‘Ik was er al bang voor dat de rechercheurs van het Remmerdenplein zouden gaan mekkeren. Ik ken dat gemier. Ik hoop alleen dat commissaris Buitendam zijn poot stijf houdt en de zaak Ter Abbestede niet terugdraait. Wij hebben al een moord op ons nek.’
De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder schoof zijn toetsenbord iets van zich af en nam de hoorn op. Even later legde de jonge rechercheur de hoorn op het toestel terug.
De Cock keek hem gespannen aan.
‘Wie was dat?’
De ogen van Vledder glinsterden.
‘Ben Kreuger van het hoofdbureau heeft zijn sporenonderzoek beëindigd. De dactyloscoop heeft in de woning van Jacqueline Verpoorten de verse vingerafdrukken gevonden van…’hij zweeg even voor het effect, ‘Robert van Eijsden.’
De jonge rechercheur raadpleegde zijn notities.
‘Ik geloof,’sprak hij blij, ‘dat wij dit keer eens geluk hebben. Ik heb hem nagetrokken. Robert van Eijsden, zonder beroep, is negenentwintig jaar en komt in de politieadministratie voor terzake enkele diefstallen en het plegen van een reeks geweldplegingen.’
De Cock grijnsde.
‘Een frisse jongen.’
Vledder keek hem hoopvol aan.
‘Onze man?’
De Cock maakte een afwerend gebaar.
‘We moeten voorzichtig zijn met die vingerafdrukken,’legde hij uit. ‘Als Robert van Eijsden min of meer een vriendje van Jacqueline Verpoorten is geweest en regelmatig bij haar thuis kwam, dan zeggen die vingerdrukken niets over de moord. We kunnen ze dan niet als bewijs gebruiken.’
Vledder sputterde tegen.
‘Hij was daar.’
‘De vraag is: wanneer? We kunnen aan vingerafdrukken geen tijdstip verbinden.’
‘En als wij kunnen bewijzen dat hij voordien nooit in haar woning is geweest?’
De Cock glimlachte.
‘Dan zou ik samen met jou gaan jubelen.’
De oude rechercheur zweeg even.
‘Hoe laat is vanmiddag de sectie op het lijk van Jacqueline Verpoorten?’
‘Ik heb om twee uur een afspraak met dokter Rusteloos op Westgaarde. Ik zou…’
Vledder maakte zijn zin niet af. Er werd op de deur van de grote recherchekamer geklopt. Vledder riep: ‘Binnen!’
De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen de gestalte van een vrouw. Ze was kort en gedrongen. De Cock schatte haar op ver achter in de veertig. Ze droeg een beige mantelpakje van vele modes terug en een omvangrijke hoed die koningin Beatrix zou hebben geflatteerd, maar die niet bij haar paste. Licht schommelend liep ze op De Cock toe en bleef met een sombere trek op haar gezicht bij hem staan.
De oude rechercheur kwam uit zijn stoel overeind. Met een beminnelijke glimlach om zijn lippen gebaarde hij naar de stoel naast zijn bureau.
‘Neemt u plaats.’
Ze ging zitten en schoof haar rokje wat dichter naar haar knieën. Daarna keek ze op.
‘U bent rechercheur De Cock?’
De grijze speurder knikte.
‘De Cock, met… eh, met ceeooceekaa.’
Ze trok een grijns.
‘Dan moet ik u hebben, zeiden ze bij ons in de buurt.’
‘Waarvoor?’
Ze schudde bedroefd haar hoofd.
‘Ik vind het zo erg. Toen ik het hoorde heb ik eerst een potje zitten janken. Zo’n lieve meid. Hoe haalt iemand het in zijn hoofd om zo’n kind van het leven te beroven. Dan moet je toch geen hart in je lijf hebben.’
De Cock glimlachte bescheiden.
‘Naastenliefde is een schaars artikel,’sprak hij vriendelijk.
‘Vermoedelijk is dat altijd al zo geweest. Mensen met een goed hart in hun lijf zijn zeldzaam.’
De vrouw tikte met haar rechtervuist op haar borst.
‘Ik heb dit altijd laten kloppen.’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
‘Dat lijkt mij zeer gezond,’reageerde hij een lach onderdrukkend.
Hij boog zich iets naar haar toe.
‘Wie bent u?’
‘Ik?’
‘Ja.’
‘Geertruida, Geertruida de Groot. Zeg maar Trui. Zo noemen ze mij altijd.’
De Cock keek haar strak aan.
‘Als ik u goed heb beluisterd, dan sprak u over de dood van Jacqueline Verpoorten?’
Geertruida knikte.
‘Ze woont op de Blauwburgwal. Ik bedoel, ze woonde op de Blauwburgwal pal boven mij… twee jaar ongeveer. Ze kwam uit een klein plaatsje in Drenthe. Toen dat woninkje boven mij vrij kwam, heeft zij dat gekregen. Ik deed wel eens wat voor Jacqueline, gewoon, als burenhulp. Dat zijn ze in Drenthe gewoon. Dat heet daar, geloof ik, nabuurschap.’
De Cock keek haar bewonderend aan.
‘Heel goed.’
Geertruida hield haar handen omhoog.
‘Ik hield haar woninkje schoon en maakte soms wat eten voor haar klaar. Het kind kwam er gewoon niet aan toe om zichzelf behoorlijk te verzorgen. Ze was steeds op pad naar vieze kerels die wat van haar wilden.’