De Cock leunde wat achterover. In zijn hart was hij er wel van overtuigd dat meester Van Abbenes eerst naar Hardinxveld was gereden, alvorens zijn nachtelijke afspraak na te komen. Maar met wie had Van Abbenes die nacht een afspraak? Hardinxveld wilde hem doen geloven dat de advocaat gedreven werd door een lokkend romantisch avontuur.
Maar was dat zo?
Had het nachtelijk bezoek van Van Abbenes aan dokter Hardinxveld nog een andere reden dan een defecte benzinetoevoer van zijn wagen? Was de reden van het bezoek niet veeleer een overleg… vooraf… over afspraken, voorstellen? En in dat geval wist Hardinxveld deksels goed met wie zijn vriend Van Abbenes een afspraak had.
De Cock wreef over zijn brede kin. Hij was beslist geschrokken toen Hardinxveld hem vertelde dat ook hij een telefoontje had gekregen met het verzoek om naar de Westermarkt te komen, de plek waar de bankier Daerthuizen vermoord werd aangetroffen. Dokter Hardinxveld wist dat blijkbaar uit eigen wetenschap, want hij, De Cock, had die plek voordien niet genoemd. Er was dus inderdaad wel een poging ondernomen om de chirurg naar de Westermarkt te lokken… of kende Hardinxveld die plek omdat hij zelf de moordenaar van Daerthuizen was?
De Cock zuchtte diep. Het gevoel dat hij in zijn lange loopbaan nog nooit zo’n ellendige zaak in behandeling had gehad, drong zich sterk aan hem op.
Dokter Hardinxveld was ongetwijfeld een bijzonder intelligente man… een vervaarlijke tegenstander… maar zijn suggestie dat Sybille, de vrouw van Daerthuizen, de lokkende telefoontjes pleegde, was in de ogen van de oude rechercheur een pure misleiding. Hij kon zich voorstellen dat de bekoorlijke Sybille de advocaat naar de plek van de moord had gedreven. Ook was het mogelijk dat zij had geprobeerd om Hardinxveld naar de Westermarkt te lokken. Tot zover wilde hij, De Cock, de chirurg wel volgen. Maar dat Daerthuizen likkebaardend naar de Westerkerk was getogen naar aanleiding van een telefoontje van zijn eigen vrouw… dat leek hem absurd.
Toch was Daerthuizen naar de Westermarkt getrokken en had daar zijn dood gevonden. Waarom ging Daerthuizen dan midden in de nacht nog op pad? Wat waren zijn motieven om zijn comfortabel huis in Amstelveen te verlaten? Dezelfde motieven die de advocaat Van Abbenes ertoe aanzette om ’s nachts nog eens naar zijn kantoor te gaan?
De Cock beet op zijn onderlip. Van één ding was de grijze speurder overtuigd: dokter Hardinxveld had tegen hem gelogen. Maar waarom? Wat was het aandeel van de chirurg in het macabere moordspel? Een ijzer 7, waarvan vader Van Hoogwoud had verklaard, dat die uit de tas van dokter Hardinxveld was verdwenen?
De Cock bleef nog even zitten. Toen startte hij de motor en reed terug naar de Kit. Het was meer aan de voorzienigheid, dan aan zijn stuurkunst te danken dat hij daar zonder brokken aankwam.
Toen de grijze speurder de grote recherchekamer binnenstapte, zag hij Vledder tot zijn verbazing achter zijn elektronische schrijfmachine zitten. Met grote passen liep De Cock op hem toe.
‘Je zou naar bed gaan,’ riep hij snauwerig. ‘Dat hadden we afgesproken.’ De jonge rechercheur gebaarde afwerend.
‘Ik kon het niet,’ sprak hij verontschuldigend. ‘Ik was al op weg naar huis. Toen dacht ik aan alles wat we nog moesten doen.’ Hij klapte op de kap van de schrijfmachine voor zich. ‘Aan jouw onhandigheid om met dit apparaat om te gaan.’ Hij ademde diep. ‘Toen ben ik maar teruggekomen.’
Op het gezicht van De Cock verscheen een glimlach.
‘Hoe voel je je?’
‘Och, het gaat wel. Misschien krijgen we vanavond eindelijk de gelegenheid om op tijd naar huis te gaan.’
De Cock grijnsde.
‘Vast. We laten gewoon alle lijken die er binnenkomen tot de volgende dag wachten.’
Vledder lachte.
‘Volgens mij moet dat kunnen. De lijken zelf hebben toch geen haast meer.’
De Cock hing grinnikend zijn oude hoedje en zijn regenjas aan de kapstok, liep terug en liet zich tegenover Vledder in de stoel achter zijn bureau zakken.
‘Ik ben vanmorgen bij dokter Hardinxveld geweest.’
De jonge rechercheur knikte.
‘Daar zou je heen gaan. En? Ben je er wat mee opgeschoten?’
De Cock schoof zijn onderlip vooruit.
‘Hij zei… onder meer… dat hij eergisteren, in het begin van de nacht, een mysterieus telefoontje had gekregen met het verzoek om naar de Westerkerk te gaan.’
Vledder blikte verrast op.
‘Waar wij het lijk van Daerthuizen vonden?’
‘Precies.’
De jonge rechercheur boog zich naar voren.
‘Van wie kwam dat telefoontje?’
‘Van een vrouw… een onbekende vrouw… maar Hardinxveld meende dat hij haar stem had herkend.’
‘Is dat waar?’ vroeg Vledder enthousiast.
De Cock knikte traag.
‘Sybille… de vrouw van Daerthuizen.’
Het gezicht van de jonge rechercheur betrok.
‘Kan dat?’
De Cock haalde zijn schouders op.
‘Wat dacht jij?’
Vledder plooide rimpels in zijn voorhoofd.
‘Ik zou mij kunnen voorstellen,’ sprak hij voorzichtig, ‘dat zij, als een bekoorlijke jonge vrouw, in gemeenschap van goederen getrouwd, eventueel best van haar rijke, maar oudere echtgenoot verlost wil worden. Maar waarom zou zij een Van Abbenes en een Hardinxveld naar het leven staan?’
De Cock knikte instemmend.
‘Dat is dan ten aanzien van een mogelijk motief. Maar praktisch? Denk jij dat Daerthuizen op grond van een telefoontje van zijn eigen vrouw naar de Westerkerk was gegaan?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Bovendien kan het helemaal niet. Ze was er zelf bij toen Daerthuizen dat bewuste telefoontje ontving. Ze lag thuis in bed.’
De Cock maakte een afwerend gebaar.
‘Daar moeten we voorzichtig mee zijn. Dat ze thuis was en in bed lag… is haar eigen verklaring. Daarvoor hebben we geen bewijzen.’ Hij zweeg even en wreef zich achter in zijn nek. ‘Ik heb er de hele morgen over zitten piekeren. Acht jij het denkbeeldig, dat Sybille vanuit een of andere plek in de stad haar man belt met het verzoek om naar de Westermarkt te komen… hem daar opwacht en doodslaat… om vervolgens snel naar Amstelveen te rijden en ons daar te woord te staan?’
Vledder trok een vies gezicht.
‘Een wat gewrongen constructie…. vind je niet?’ Zijn blik verhelderde. ‘Het verandert natuurlijk als we voor haar ook een motief kunnen vinden ten aanzien van Van Abbenes.’
‘Heel goed, Dick,’ sprak De Cock lovend. ‘Je bent zo helder van geest, dat je volgens mij best weer een nachtje zonder slaap kunt.’
De jonge rechercheur stak in een angstig protest zijn beide armen omhoog. ‘Spaar me, De Cock,’ riep hij bijna smekend.
‘Ik wil ook graag helder van geest blijven.’ De grijze speurder glimlachte, veranderde van onderwerp.
‘Jij was bij de sectie?’
‘Ja.’
‘Had dokter Rusteloos nog bijzonderheden?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘De oude lijkensnijder was dit keer wel erg kort in zijn conclusie. Hij noemde Daerthuizen gewoon een kopie van Van Abbenes.’
De Cock knikte begrijpend. ‘Een ijzer 7.’
‘Inderdaad… het wapen was opnieuw een golfclub. De vorm en de afmetingen van de wond waren volkomen identiek aan die van Van Abbenes. Ook de plek op het achterhoofd was nagenoeg dezelfde.’ De Cock kneep zijn lippen op elkaar.
‘Eenzelfde modus-operandi… eenzelfde dader.’
Vledder knikte langzaam. ‘Die overtuiging heb ik. En ook dokter Rusteloos sprak zich in die richting uit.’ Hij deed een lade van zijn bureau open, nam daaruit een prop vloeipapier en gaf die aan De Cock. ‘Dit had hij nog om zijn nek.’
De grijze speurder vouwde de prop voorzichtig open.